ECLI:NL:RBNNE:2025:5183

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 december 2025
Publicatiedatum
16 december 2025
Zaaknummer
18/113266-25
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van mishandeling en poging tot dwang door een zoon tegen zijn vader met bijzondere voorwaarden voor zorgopname

Op 16 december 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zijn vader heeft mishandeld en zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot dwang. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 april 2025 zijn vader heeft mishandeld door hem meerdere keren te slaan en te bijten, wat resulteerde in lichamelijk letsel. De verdachte heeft verklaard dat hij zijn vader wilde dwingen om te luisteren door hem met tiewraps vast te binden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van zware mishandeling, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de meer subsidiaire tenlastelegging van mishandeling en poging tot dwang. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 251 dagen opgelegd, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Bijzondere voorwaarden zijn opgelegd, waaronder verplichte opname in een zorginstelling en een contactverbod met de vader. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte, die een rol heeft gespeeld in zijn gedrag. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/113266-25
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 december 2025 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] , thans verblijvende te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 september 2025 en van 2 december 2025.
Verdachte is op 30 september 2025 en 2 december 2025 verschenen, bijgestaan door mr. G.G. Compagner, advocaat te Hoogeveen. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting van 30 september 2025 vertegenwoordigd door mr. I.M. Schaafsma en ter terechtzitting van 2 december 2025 door mr. S.G.
Broekstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 11 april 2025 te [plaats] , gemeente Midden-Drenthe aan zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een afgebroken gebitsprothese en/of hematomen in/op het gelaat, althans ernstig letsel aan zijn hoofd en/of botbreuk(en) aan zijn pink en/of neus en/of bijtwonden aan zijn pink (waarvan operatief ingrijpen noodzakelijk is), heeft toegebracht door
  • meermalen met vuisten tegen het hoofd te slaan en/of
  • meermalen aan het lichaam te trekken en/of
  • bij de keel en/of hoofd vast te grijpen en/of vast te houden en/of
  • met kracht in de pink te bijten
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 april 2025 te [plaats] , gemeente Midden-Drenthe, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
  • meermalen met vuisten tegen het hoofd te slaan en/of
  • meermalen aan het lichaam te trekken en/of
  • met kracht in de pink te bijten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 april 2025 te [plaats] , gemeente Midden-Drenthe, zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer] , heeft mishandeld door
  • meermalen met vuisten tegen het hoofd te slaan en/of
  • meermalen aan het lichaam te trekken en/of
  • met kracht in de pink te bijten
2
hij op of omstreeks 11 april 2025 te [plaats] , gemeente Midden-Drenthe, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of een of meer derden, te weten [slachtoffer] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten die [slachtoffer] heeft bewogen om op de grond te gaan zitten in de woning van die [slachtoffer] zodat die [slachtoffer] vast kon worden gebonden met tie-wraps en hij aldus werd gedwongen naar verdachte te luisteren immers heeft hij,
  • de woning van [slachtoffer] betreden en/of
  • (vervolgens) tie-wraps uit zijn tas gehaald en/of
  • (vervolgens) met die tie-wraps in zijn hand meermalen geschreeuwd dat die [slachtoffer] op de grond
moet gaan zitten en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen geslagen/gestompt in/tegen het gezicht, het hoofd en/of het lichaam en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer] in zijn vinger gebeten en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer] bij zijn hoofd vast gehouden en/of geklemd en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer] naar buiten gevolgd en/of
  • (vervolgens) de tie-wraps van binnen opgehaald en/of
  • (vervolgens) met die tie-wraps in zijn hand, meermalen geschreeuwd dat die [slachtoffer] naar binnen moet gaan
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 primair ten laste gelegde en veroordeling gevorderd voor het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende gesteld.
Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde omdat het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Op basis van de verklaring van aangever, zijn letsel en de verklaring van verdachte kan wel wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Daarnaast kan gelet op de verklaring van aangever wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 ten laste gelegde poging tot dwang.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde en zich ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair en onder 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde is sprake van eendaadse samenloop, dan wel is sprake van een voortgezette handeling.
Oordeel van de rechtbank
Onder 1 primair en subsidiair
De rechtbank acht het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank stelt op basis van de verklaringen van aangever en van verdachte, die de verklaring van aangever grotendeels ondersteunt, vast dat verdachte aangever meermalen met zijn vuisten tegen het hoofd heeft geslagen, meermalen aan aangevers lichaam heeft getrokken en met kracht in aangevers pink heeft gebeten. Als gevolg hiervan heeft aangever onder meer blauwe plekken in het aangezicht opgelopen, is er een wondje in de oorschelp en een bijtwond aan de pink ontstaan en is aangevers pink gebroken. Ook is aangevers gebitsprothese gebroken. Ter behandeling van de breuk in de pink is een spalk aangelegd en aangever heeft twee maanden na de gebeurtenis aangegeven dat hij op dat moment nagenoeg de volledige functie van zijn pink terug had.
Gelet op hetgeen is gebleken over de aard van het letsel, de beperkte noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat het door verdachte toegebrachte letsel niet als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht kan worden aangemerkt. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de onder 1 primair ten laste gelegde zware mishandeling.
De rechtbank acht evenmin wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. De rechtbank overweegt in dit verband dat verdachte weliswaar met zijn vuisten tegen het hoofd van aangever heeft geslagen, maar dat onder deze omstandigheden niet kan worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans bestond dat
aangever als gevolg hiervan zwaar lichamelijk letsel had kunnen oplopen. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.
Onder 1 meer subsidiair en onder 2
De rechtbank acht het onder 1 meer subsidiair en onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
​De door verdachte ter zitting van 2 december 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik op 11 april 2025 naar de woning van mijn vader in [plaats] ben gegaan. Ik sprak met mijn vader over wat er het afgelopen halfjaar was gebeurd en hij was het oneens over hoe ik bepaalde zaken had aangepakt. Ik heb toen in sterke bewoordingen gezegd dat hij ook even naar
mijmoest luisteren. Op een gegeven moment heb ik mijn vader vastgepakt en heb ik hem vijf klappen gegeven. Ik had tiewraps meegenomen naar de woning van mijn vader en die tiewraps heb ik in de woning tevoorschijn gehaald.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 april 2025, opgenomen op pagina 164 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
V: Wat wilde jij met die tiewraps doen?
A: Ik wilde zijn voeten tijdelijk vastbinden zodat we konden praten en hij niet weg zou lopen.
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 april 2025, opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2025095081 d.d. 13 juni 2025, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Plaats delict: [adres] , binnen de gemeente Midden-Drenthe.
Op 11 april 2025 omstreeks 22:00 uur werd er op de deur gebonsd. Ik opende de deur en ik zag dat [verdachte] voor de deur stond met twee tasjes in zijn handen. Ik hoorde [verdachte] op een geagiteerde toon zeggen dat zijn hele leven verwoest was door mij. Ik zag dat [verdachte] op stond van de bank. Ik zag dat [verdachte] een van zijn tasjes pakte. Ik zag dat hij daar een verpakking met tiewraps uithaalde. Ik zag dat de verpakking nog dicht zat. Ik zag dat [verdachte] de verpakking losscheurde. Ik hoorde [verdachte] tegen mij zeggen dat ik op de grond moest gaan zitten. Dat wilde ik voorkomen want ik voelde aan alles dat dit foute boel was. Ik verplaatste mij naar de achterkant van de bank. Hier staat op de eettafel een bronzen kip beeld. Ik heb deze kip gepakt en ik zei tegen [verdachte] dat hij moest ophouden en dat ik anders met de kip ging gooien. Al dreigend met de kip kon ik mij verplaatsen naar de trap. Ik probeerde naar de deur te komen om naar buiten te vluchten. Eenmaal bij de trap aangekomen heb ik de kip weggegooid omdat ik bang was dat [verdachte] het tegen mij ging gebruiken. Ik hoorde [verdachte] schreeuwen dat ik moest gaan zitten. Toen begon het gevecht. Ik hield mij vast aan de pilaar van de trap. Ik zag dat [verdachte] mij meerdere keren sloeg met zijn vuisten. Ik voelde dat die vuisten allemaal op mijn hoofd terecht kwamen. Ik zag dat [verdachte] mij los probeerde te krijgen van de pilaar. Ik zag dat hij mijn armen probeerde los te maken, toen dat niet werkte probeerde hij met zijn handen mijn benen uit evenwicht te brengen. Het lukte [verdachte] niet om mij los te krijgen van die pilaar waardoor ik op mijn benen bleef staan. Ik deed er alles aan om te voorkomen dat ik ten val kwam. Ik zag dat [verdachte] in mijn linker pink beet en ik hoorde een knak.
De arts vertelde mij na een aantal onderzoeken dat ik mijn vingertop gebroken heb met een open vleeswond die niet gehecht kon worden door de zwelling. Hierom heb ik ook een afspraak gekregen op de wondpoli voor wondverzorging. Ook heb ik uitgebreide hematomen. Oppervlakkige verwondingen en bloeduitstortingen over het hele gelaat en beide oren. Ook is mijn gebitsprothese afgebroken.
4. ​
​Een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring d.d. 11 juni 2025, opgenomen op pagina 30 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van de zorgverlener:
Medische informatie betreffende:
Achternaam: [slachtoffer] Voornamen: [slachtoffer]
A. Uitwendig waargenomen letsel: blauwe plekken aangezicht, wondje oorschelp, gebroken pink links, bijtwond pinks links
D. Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 12/04/25.
Bewijsoverweging
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor ten aanzien van het door verdachte toegepaste geweld heeft vastgesteld acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever heeft mishandeld, zoals onder 1 meer subsidiair is ten laste gelegd.
Daarnaast acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorafgaand aan die mishandeling gepoogd heeft aangever te dwingen iets te doen en te dulden door tiewraps in zijn hand te nemen en daarbij te schreeuwen dat aangever op de grond moest gaan zitten. De rechtbank gaat hierbij uit van de juistheid van de verklaring van aangever, die op onderdelen door de verklaringen van verdachte wordt ondersteund. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de onder 2 ten laste gelegde geweldshandelingen, omdat verdachte die geweldshandelingen naar het oordeel van de rechtbank niet heeft aangewend in het kader van zijn poging tot dwang.
Doordat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de onder 2 ten laste gelegde geweldshandelingen is er geen sprake van eendaadse samenloop tussen feiten 1 en 2. Omdat ten aanzien van beide feiten sprake is van afzonderlijke wilsbesluiten, is evenmin sprake van een voortgezette handeling, zoals door de raadsvrouw is aangevoerd.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1 meer subsidiair en onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. meer subsidiair
hij op 11 april 2025 te [plaats] , gemeente Midden-Drenthe, zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer] , heeft mishandeld door
  • meermalen met vuisten tegen het hoofd te slaan en
  • meermalen aan het lichaam te trekken en
  • met kracht in de pink te bijten;
2
hij op 11 april 2025 te [plaats] , gemeente Midden-Drenthe, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [slachtoffer] , door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen [slachtoffer] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen en te dulden, te weten die [slachtoffer] heeft bewogen om op de grond te gaan zitten in de woning van die [slachtoffer] zodat die [slachtoffer] vast kon worden gebonden met tiewraps en hij aldus werd gedwongen naar verdachte te luisteren, immers heeft hij
  • de woning van [slachtoffer] betreden en
  • vervolgens tiewraps uit zijn tas gehaald en
- vervolgens met die tiewraps in zijn hand geschreeuwd dat die [slachtoffer] op de grond moet gaan zitten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
meer subsidiair mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat
poging tot een ander door bedreiging met geweld en bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen en te dulden
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 291 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden verbonden, te weten verplichte opname in een zorginstelling, een meldplicht en een contactverbod met aangever. De bijzondere voorwaarden dienen dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit het advies van de psycholoog die verdachte heeft onderzocht over te nemen en het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het voorarrest, zoals geëist, is te hoog en doet geen recht aan de feiten. Aan een voorwaardelijk strafdeel dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden verbonden met uitzondering van de verplichting om mee te werken aan de overgang naar maatschappelijke opvang, nu dit gelet op de persoon van verdachte voor hem een ongeschikte verblijfsplek is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, uit het psychologisch onderzoek pro Justitia door GZ-psycholoog drs. B.Y. van Toorn van 28 augustus 2025 en uit de reclasseringsadviezen van 23 september 2025 en 14 oktober 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Na een periode van vier maanden waarin er geen contact was tussen verdachte en zijn toen 84-jarige vader is verdachte op de late avond van 11 april 2025 onaangekondigd naar de bungalow van zijn vader gegaan. In de bungalow heeft verdachte de situatie laten escaleren door door hem meegebrachte tiewraps uit een tas te halen en tegen zijn vader te schreeuwen dat hij op de grond moest gaan zitten. Verdachte heeft verklaard dat hij met de tiewraps zijn vader vast wilde binden om te voorkomen dat hij weg zou lopen. Toen verdachtes vader de bungalow probeerde te ontvluchten heeft verdachte zijn vader vastgepakt en meermalen met zijn vuisten tegen diens hoofd geslagen. Ook heeft verdachte in zijn vaders pink gebeten, waardoor deze is gebroken. Naast het fysieke letsel dat hij hierbij heeft opgelopen heeft deze gebeurtenis zowel bij de vader van verdachte als binnen de familie geleid tot gevoelens van angst en bezorgdheid, zodanig dat verdachtes vader op verzoek van de familie is verhuisd. De rechtbank rekent verdachte deze feiten aan.
Persoon van verdachte
Uit de door de psycholoog over verdachte opgestelde rapportage blijkt dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis, in combinatie met een sterk disharmonisch vaardighedenprofiel. Verder wordt zijn persoonlijkheid gekleurd door narcistische trekken. De psycholoog stelt vast dat deze stoornissen een rol zullen hebben gespeeld bij het ten laste gelegde en adviseert om die reden het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over. De psycholoog schat de kans op toekomstige agressieve impulsdoorbraken in als hoog en benoemt dat verdachte om stabiel te kunnen functioneren baat heeft bij externe structuur, een woonplek, een vaste dagindeling en zo min mogelijk spanningen.
De reclassering signaleert problemen op diverse leefgebieden en stelt dat de bij verdachte vastgestelde complexe psychiatrische problematiek doorwerkt in zijn delictgedrag. Als gevolg zijn problematiek raakt verdachte geregeld overbelast en dit vergroot de spanningen en versterkt zijn problematiek verder, waardoor het risico op schade en letsel bij zichzelf en anderen toeneemt. Om het risico op recidive te verminderen adviseert de reclassering bijzondere voorwaarden te verbinden aan een voorwaardelijk strafdeel. Zij acht het van belang dat verdachte voor een periode van maximaal een jaar wordt opgenomen in een zorginstelling en daarna meewerkt aan de overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dat verdachte zich na het ingaan van de proeftijd meldt bij de reclassering en dat een contactverbod met de vader van verdachte wordt gesteld.
Strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten geen andere straf passend is dan een gevangenisstraf. Hoewel de rechtbank in afwijking van hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd van het eerste tenlastegelegde feit de meer subsidiaire variant bewezen acht, acht zij een straf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het voorarrest passend, gelet op hetgeen de rechtbank uiteen heeft gezet over de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden. De rechtbank zal in afwijking van de strafeis een korter voorwaardelijk strafdeel opleggen.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 251 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank zal de proeftijd bepalen op 3 jaren.
Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. De rechtbank zal bepalen dat verdachte na de opname in een zorginstelling moet meewerken aan de overgang naar ambulante zorg of begeleid wonen, maar niet aan de overgang naar maatschappelijke opvang. Kort voorafgaand aan de feiten was verdachte te kennen gegeven dat hij niet meer welkom was binnen een locatie voor maatschappelijke opvang en met het oog op het recidiverisico en met inachtneming van de persoon van verdachte acht de rechtbank het onwenselijk dat verdachte opnieuw binnen de maatschappelijke opvang zal verblijven. De geadviseerde opname in een zorginstelling is reeds gestart. De voorlopige hechtenis van verdachte is met ingang van 20 oktober 2025 geschorst, op welke datum verdachte is opgenomen in de [instelling] .
Gelet op de aard en de ernst van de door verdachte gepleegde feiten en de problematiek van verdachte die verband houdt met zijn delictgedrag, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar
veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank de op te leggen bijzondere voorwaarden en het op te leggen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar verklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 284, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair en onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 251 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 60 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
veroordeelde meldt zich binnen zeven dagen nadat dit vonnis is gewezen telefonisch bij Reclassering Nederland (telefoonnummer 088 8041000) en blijft zich gedurende de proeftijd melden zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken met de reclassering en volgt de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering gegeven worden;
veroordeelde laat zich opnemen in [instelling] , of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering of de zorginstelling nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg of begeleid wonen noodzakelijk vindt, werkt veroordeelde hieraan mee;
veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met aangever [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1940, behalve indien dit noodzakelijk is in het kader van systeemgesprekken of contactherstel in aanwezigheid van zorgverleners.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. J. Faber, rechters, bijgestaan door mr. R. de Boer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 december 2025.
Mr. G. Eelsing en mr. F. Sieders zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.