ECLI:NL:RBNNE:2025:5493

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2025
Publicatiedatum
23 december 2025
Zaaknummer
18/370775-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes door verdachte op hulpverlener

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 december 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. De verdachte heeft op 20 november 2024 in Emmen, tijdens een onverwachte aanval, meerdere keren met een mes in het hoofd, gezicht, hals en rug van zijn hulpverlener gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict, wat heeft geleid tot ontslag van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft echter wel tbs met voorwaarden opgelegd, gezien de ernst van het delict en het hoge recidiverisico. De verdachte is gediagnosticeerd met een licht verstandelijke ontwikkelingsstoornis en schizofrenie, wat zijn gedrag op het moment van het delict heeft beïnvloed. De rechtbank heeft ook maatregelen genomen ter bescherming van de maatschappij, waaronder een contactverbod en een locatieverbod voor de slachtoffers. Het in beslag genomen mes is verbeurd verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de psychische toestand van de verdachte en de impact van het delict op het slachtoffer zwaar heeft meegewogen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/370775-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 december 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 oktober 2025 en 9 december 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.N.A. Brouns, advocaat te Amsterdam- Duivendrecht. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 20 november 2024 te Emmen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, meerdere malen,althans eenmaal, in het hoofd en/of het gezicht en/of de hals en/of de nek en/of de rug, althans in het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 20 november 2024 te Emmen, althans in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten steekwonden en/of snijwonden en/of een metaalsplinter in het bot en/of de schedel heeft toegebracht door met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, meerdere malen, althans eenmaal, in het hoofd en/of het gezicht en/of de hals en/of de nek en/of de rug, althans in het (boven)lichaam van die [slachtoffer] te steken en/of te snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 20 november 2024 te Emmen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, meerdere malen, althans eenmaal, in het hoofd en/of het gezicht en/of de hals en/of de nek en/of de rug, althans in het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit, waarbij niet vol opzet maar voorwaardelijk opzet kan worden bewezen verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich aangaande de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Omtrent twee punten heeft de raadsvrouw partiële vrijspraak verzocht: het steken in de hals en de nek van aangever.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk
weergegeven.
1.
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 21 november 2024, opgenomen op pagina 143 e.v. het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2024318918 (onderzoek NN3R024110 / Lasmanos) d.d. 2 december 2024, voor zover inhoudend:
Ik dacht dat hij ook een mes had, ik had ook een mes en heb hem toen een paar steken gegeven. Ik weet het niet meer, ik deed open, ik had mijn mes, toen rende hij weg de gang in en verderop heb ik hem gestoken.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 november 2024, opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
Het geweld dat bestond uit meerdere malen steken met een mes op mijn hoofd en nek en werd door [verdachte] gepleegd op 20 november 2024. () gelijk hierop kwam hij naar de deur en trok deze open. [verdachte] begon onmiddellijk op mij in te steken. Hij begon als een specht op mij in te hameren op mijn hoofd. Terwijl hij mij bij mij kraag van mijn overhemd beet had bleef hij maar steken. Ik voelde dat ik geraakt was op mijn slaap. Hij bleef maar insteken, ook op mijn rug, op mijn longen. Ik heb het volgende letsel opgelopen: Scheurtje in mijn schedel, zit een stukje van het steekwapen in mijn hoofd, dit kan nog niet verwijderd worden. Ze hebben botsplinters uit mijn schedel gehaald. Ik heb in totaal zes steekwonden en nog veel krassen op hoofd en nek.
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2024 (inclusief bijlagen), opgenomen op pagina 79 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant]:
Ik heb de beelden bekeken van het incident dat zich heeft afgespeeld bij [instelling] aan de [adres] te [plaats] op 20 november 2024. Op de beelden genaamd [bestandsnaam] zie ik twee personen door het beeld gaan. Ik zie op deze beelden dat verdachte [verdachte] meerdere keren met kracht op het lichaam en hoofd van slachtoffer [slachtoffer] in slaat.
4. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 20 november 2024, opgenomen op pagina 119 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige]:
Ik zag dat [verdachte] , [slachtoffer] stompte naar zijn hoofd en nek. Ik zag vervolgens dat [slachtoffer] bij zijn hoofd of nek begon te bloeden.
5. ​
​Een geneeskundige verklaring d.d. 21 november 2024, opgenomen op pagina 78 van voornoemd dossier, opgemaakt en ondertekend door [naam arts] , chirurg in opleiding, voor zover inhoudend, als haar geneeskundige verklaring:
Medische informatie betreffende [slachtoffer] . Omschrijving van het letsel. Uiterlijk waargenomen letsel: 6 steekverwondingen van +/- 2-3 cm
  • Rechts boven oor
  • Occipitaal 1 cm, aldaar ook metaalfragment wat niet te verwijderen was dus wond gesloten
  • Re hals
  • Rechts op rug
Met betrekking tot het hiervoor weergegeven standpunt van de verdediging dat niet kan worden bewezen dat verdachte aangever in de hals en nek heeft gestoken, overweegt de rechtbank het volgende. De geneeskundige verklaring beschrijft steekverwondingen in de hals, boven het oor, op de rug en op het hoofd. Aangever heeft verklaard ook letsel aan zijn nek te hebben en getuige [getuige] heeft gezien dat verdachte stompende bewegingen naar aangevers nek maakte. Gelet op deze verklaringen acht de rechtbank bewezen dat verdachte aangever ook heeft gestoken of gesneden in de nek en hals.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat vol opzet op de dood niet bewezen kan worden. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt niet uit de bewijsmiddelen dat verdachte willens en wetens heeft gehandeld, met de bedoeling aangever om het leven te brengen. Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van aangever had, gezien de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen: het steken in hoofd, gezicht, hals en nek. Daarmee heeft hij zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat aangever zou kunnen komen te overlijden. De rechtbank overweegt in dit verband dat het een feit van algemene bekendheid is dat zich op de letsellocaties vitale en kwetsbare delen van het menselijk lichaam bevinden. In de hals bevinden zich immers (slag)aders: beschadiging daarvan kan hevige en dodelijke bloedingen tot gevolg hebben.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 20 november 2024 te Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven met een mes meerdere malen in het hoofd en het gezicht en de hals en de nek en de rug van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primairpoging tot doodslag
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en raadsvrouw hebben zich op basis van de bevindingen van de psycholoog en psychiater op het standpunt gesteld dat moet worden geconcludeerd dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het ten laste gelegde en daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte is door zowel een psycholoog als een psychiater onderzocht. Naar aanleiding van deze onderzoeken is door psychiater D.T. van der Werf en psycholoog C. Sipma respectievelijk op 14 augustus 2025 en 1 augustus 2025 een Pro Justitia-rapport uitgebracht. De conclusies van deze rapportages luiden, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke ontwikkelingsstoornis en schizofrenie. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. De deskundigen adviseren het ten laste gelegde in het geheel niet aan verdachte toe te rekenen, omdat hij ten tijde van het bewezen verklaarde in een psychose verkeerde en hierdoor niet meer in staat was de realiteit te toetsen en zijn wil en gedrag in vrijheid te bepalen.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over. De denk- en belevingswereld van verdachte was voorafgaand aan en ten tijde van het ten laste gelegde in belangrijke mate, zo niet volledig bepaald door zijn psychische stoornis. Dit leidt tot het oordeel van de rechtbank dat het bewezen verklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend en dat hij niet strafbaar is. De rechtbank zal verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.

Motivering van de maatregelen

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake van het primair ten laste gelegde gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd:
- de (bij eventuele omzetting ongemaximeerde) maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met
voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 3 oktober 2025, met verklaring dat deze tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
- de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking ex artikel 38z van het Wetboek
van Strafrecht.
Verzoek van de slachtoffers
Namens [slachtoffer] en [getuige] is ten behoeve van hun veiligheidsgevoel een contact- en locatieverbod voor Emmen verzocht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit aan verdachte een tbs met voorwaarden op te leggen, maar niet de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, noch een locatieverbod. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte zijn familie en vrienden in Emmen wonen en het locatieverbod daardoor problemen zal opleveren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies van 3 oktober 2025, de Pro Justitia-rapporten van 1 en 14 augustus 2025, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 oktober 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het bewezen verklaarde
Verdachte heeft gepoogd het slachtoffer [slachtoffer] te doden door meermaals met kracht met een mes in te steken op diens hals, nek, hoofd en rug. Het slachtoffer heeft bloedende wonden opgelopen. Hij vreesde dat hij het niet zou overleven. Dat hij niet dodelijk is verwond, is niet aan het handelen van verdachte te danken. Het voorval was een extreem beangstigende ervaring voor het slachtoffer. Niet alleen is met deze aanval zijn lichamelijke integriteit geschonden, maar de aanval vond ook plotseling en onverwachts plaats. Het slachtoffer was de vaste begeleider en hulpverlener van verdachte, en hun dagelijkse contact was goed. Het incident heeft een grote impact gehad op het slachtoffer. Blijkens de indrukwekkende slachtofferverklaring ter terechtzitting ervaart hij nog steeds geestelijke en lichamelijke gevolgen van dit heftige incident. Van het mes is een fragment in het hoofd van het slachtoffer achtergebleven, dat niet kan worden verwijderd. Hij kampt met chronische hoofdpijn, die een dagelijkse herinnering aan het steekincident is.
Tbs met voorwaarden
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar wordt geacht, wat betekent dat hem geen straf zal worden opgelegd. De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte de maatregel van tbs met voorwaarden op te leggen. De verdediging heeft hier ook om verzocht. De rechtbank overweegt in dat kader het volgende.
Uit de rapportages van de psychiater en de psycholoog blijkt dat tijdens het begaan van het bewezenverklaarde sprake was van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Verdachte verkeerde ten tijde van het ten laste gelegde in een psychose. Als gevolg hiervan leed verdachte aan wanen en hallucinaties waardoor hij zich ernstig bedreigd en angstig voelde. In deze toestand dacht hij dat zijn begeleiders en behandelaars hem iets aan wilden doen. Zijn waarneming, denken en handelen werden ten tijde van het ten laste gelegde volledig bepaald door dit psychotische toestandsbeeld.
Beide deskundigen achten het recidiverisico hoog. Het belangrijkste risico voor recidive is dat verdachte (opnieuw) psychotisch wordt. Te verwachten valt dat hij in zijn leven nog vaker psychotische episodes zal doormaken. Hij zal dit niet tijdig kunnen onderkennen, laat staan ernaar kunnen handelen of om passende hulp kunnen vragen. Hij zal daarom altijd afhankelijk blijven van professionele ondersteuning. De deskundigen concluderen dat een intensieve behandeling noodzakelijk is om het recidiverisico terug te dringen. De behandeling moet gericht zijn op het vergroten van het ziekte-inzicht, het leren omgaan met zijn psychotische kwetsbaarheid en het versterken van de beschermende factoren en het verbeteren van zijn situatie op de verschillende leefgebieden. Naar het oordeel van de deskundigen dient deze behandeling klinisch te beginnen, waarbij hij wordt gestabiliseerd, ingesteld op medicatie en de risicofactoren en toekomstige ondersteuningsbehoefte nauwkeurig in kaart worden gebracht. Na de klinische behandeling dient hij ambulante behandeling te ondergaan met een gestructureerde
dagbesteding. Het uiteindelijke doel zal zijn om verdachte toe te leiden naar een beschermde woonplek met passende dagbesteding. De deskundigen adviseren, gelet op het voorgaande, dit behandeltraject binnen het kader van tbs met voorwaarden vorm te geven. Na de tbs is het wenselijk langdurig toezicht te houden in de vorm van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.
De reclassering schat de kans op recidive in als hoog en komt eveneens tot de conclusie dat eerst een klinische behandeling noodzakelijk is. In het maatregelenrapport van 3 oktober 2025 wordt daarom geadviseerd verdachte een tbs met voorwaarden op te leggen.
Verdachte heeft zich ter terechtzitting op 14 oktober 2025 bereid verklaard mee te werken aan de geformuleerde voorwaarden.
De rechtbank is overeenkomstig de adviezen van de psycholoog, de psychiater en de reclassering van oordeel dat aan verdachte de maatregel van tbs met voorwaarden moet worden opgelegd. Gelet op de forse psychiatrische en psychische problematiek van verdachte, het hoge recidiverisico en de noodzaak van (klinische) behandeling, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van deze maatregel passend en geboden is. De rechtbank zal aan deze maatregel de voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering.
De rechtbank heeft bij haar oordeel in aanmerking genomen dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de tbs-maatregel is voldaan. Uit de Pro Justitia-rapportages volgt dat bij verdachte ten tijde van het begaan van het bewezen verklaarde sprake was van een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Daarnaast is het door verdachte begane delict een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Het gaat bovendien om een misdrijf gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon.
Ongemaximeerde tbs
Zoals hiervoor benoemd betreft het bewezen verklaarde waarvoor tbs met voorwaarden wordt opgelegd een misdrijf als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts betreft het een misdrijf gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Het voorgaande brengt met zich mee dat ingeval van omzetting naar een tbs met dwangverpleging, de totale duur van deze tbs een periode van vier jaar te boven kan gaan.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank acht de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het daarop uit te oefenen toezicht aangewezen, nu verdachte een misdrijf heeft gepleegd gericht tegen de onaantastbaarheid van personen en er blijkens de rapportages bovendien ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zonder behandeling wederom een vergelijkbaar misdrijf zal begaan.
Maatregel als bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht
De rechtbank is, gelet op het hoge recidiverisico, van oordeel dat oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht ook passend en geboden is ter beveiliging van de
maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten door verdachte.
Deze maatregel bestaat enerzijds uit een contactverbod, inhoudende dat verdachte gedurende twee jaren op geen enkele wijze direct of indirect contact mag opnemen met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1967) en [getuige] (geboren op [geboortedatum] 1972).
De rechtbank acht het anderzijds ook noodzakelijk dat het verdachte wordt verboden zich binnen een straal van honderd (100) meter te bevinden van het adres [adres] , waar [instelling] is gevestigd en waar het bewezenverklaarde feit heeft plaatsgevonden.
De rechtbank zal bepalen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van drie dagen voor iedere keer dat verdachte niet aan de maatregel voldoet, met een maximum van dertig dagen.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Wetboek van Strafrecht
Ten aanzien van de verzochte maatregel als bedoeld in artikel 38z Wetboek van Strafrecht overweegt de rechtbank als volgt. Met name de psychotische kwetsbaarheid van verdachte maakt dat ook na afloop van de tbs-maatregel het risico op ontregeling aanwezig zal zijn. De rechtbank acht het van belang dat er na beëindiging van de tbs-maatregel langdurig toezicht mogelijk blijft wanneer er nog ernstige zorgen bestaan over de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.
De rechtbank zal daarom een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen, zoals geadviseerd door de reclassering en gevorderd door de officier van justitie.
Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht is voldaan, nu de maatregel wordt opgelegd ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.

Inbeslaggenomen goederen

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het inbeslaggenomen mes verbeurd dient te worden verklaard.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het inbeslaggenomen goed geen standpunt ingenomen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het in beslag genomen mes vatbaar voor verbeurdverklaring nu hiermee het bewezen verklaarde is begaan.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 38, 38a, 38v, 38w, 38z, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld, maar verdachte daarvoor niet strafbaar.

Ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en stelt daarbij als voorwaarden:
dat veroordeelde zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
dat veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat veroordeelde:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of
meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of
om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
  • zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
  • de reclassering helpt bij het verkrijgen van een actuele foto waarop het gezicht van veroordeelde
herkenbaar is ten behoeve van eventuele opsporing;
- de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen
of hulpverleners;
  • meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde als dat van belang is voor het toezicht;
  • dat veroordeelde niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat zonder toestemming van de reclassering;
4. dat veroordeelde meewerkt aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum of soortgelijke instelling als de reclassering dat nodig acht en veroordeelde hiermee instemt. Deze time-out duurt voort totdat de reclassering of veroordeelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
5. dat veroordeelde zich klinisch laat opnemen in FPA [instelling] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname is reeds gestart en kan worden vervolgd in het kader van een tbs met voorwaarden. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
6. dat veroordeelde zich laat behandelen door een ambulante zorginstelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling start direct aansluitend aan de klinische opname en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
7. dat veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start direct aansluitend aan de klinische opname en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering voor hem zal opstellen;
8. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd onthoudt van het gebruik van drugs
en alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan adem- of urineonderzoek. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
9. dat veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van dagbesteding met een vaste structuur;
10. dat veroordeelde meewerkt aan bewindvoering. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft aan de reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Legt op de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, dat veroordeelde voor de duur van twee jaren
- op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum] 1967) en [getuige] (geboren op [geboortedatum] 1972) en
- zich niet bevindt binnen een straal van honderd (100) meter van het adres [adres] .
Beveelt dat vervangende hechtenis wordt toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt drie dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van dertig dagen.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verboden ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Legt op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.

Verklaart verbeurd het in beslag genomen goed, te weten:

- een mes (PL0100-2024318918- 1775366).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Venema-Dietvorst, voorzitter, mr. J. Faber en
mr. A. van den Oever, rechters, bijgestaan door mr. D. Flanderijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 december 2025.
Mrs. Venema-Dietvorst en Van den Oever zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.