ECLI:NL:RBNNE:2025:5501

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2025
Publicatiedatum
23 december 2025
Zaaknummer
18/081331-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag op een drie maanden oude baby door geweldsincidenten

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 23 december 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag op zijn drie maanden oude zoontje. De verdachte heeft het kind krachtig door elkaar geschud en ander ernstig contacttrauma aan het hoofd toegebracht. Daarnaast heeft hij het kind tegen de bank gegooid en gestompt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte uit onmacht heeft gehandeld, waarbij zijn psychische klachten mogelijk een rol hebben gespeeld. Echter, dit neemt niet weg dat hij een grove inbreuk heeft gemaakt op zijn ouderplicht om het kind geen lichamelijke of geestelijke schade te berokkenen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het feit dat er geen restverschijnselen bij het slachtoffer zijn opgetreden en dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsdelicten. De verdachte heeft spijt betuigd en heeft na het incident direct 112 gebeld. De rechtbank heeft een gevangenisstraf opgelegd van 360 dagen, waarvan 350 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft ook de overschrijding van de redelijke termijn in aanmerking genomen, zoals bedoeld in artikel 6 EVRM.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/081331-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 december 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 juli 2025 en 10 december 2025. De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 31 juli 2025 het onderzoek ter terechtzitting heropend, en heeft toen oproeping van deskundige dr. H.G.T. Nijs bevolen, teneinde hem ter terechtzitting te kunnen horen.
Verdachte is zowel op 17 juli 2025 als op 10 december 2025 verschenen, bijgestaan door mr. N.D. Spijker, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is telkens ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 maart 2023 te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2022 opzettelijk van het leven te beroven,
  • (met kracht) die [slachtoffer] op/tegen een (hard) onderdeel van de bank en/of op de vensterbank, althans op/tegen een (hard) oppervlak en/of goed heeft gegooid
  • (met kracht) op/tegen het hoofd en/of de borst, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen/gestompt/gestoten
  • meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] (met kracht) tegen/op zijn hoofd heeft geslagen/gestompt en/of op een hard oppervlak heeft laten vallen en/of tegen een hard oppervlak heeft geslagen/gestoten, in elk geval (zeer heftig) uitwendig inwerkend botsend en/of stompend geweld op het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft uitgeoefend
  • meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] (met kracht) heeft vastgepakt en/of (met kracht) door elkaar en/of op en neer heeft geschud, in elk geval samendrukkend en/of anderszins (zeer heftig) geweld op het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft uitgeoefend
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 maart 2023 te Groningen aan zijn kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2022 opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten hersenfunctiestoornissen, subdurale bloeduitstortingen en andere afwijkingen in de hersenen en bij het ruggenmerg, netvliesbloedingen, ribbreuken en onderhuidse bloeduitstortingen, heeft toegebracht door (met kracht)
  • die [slachtoffer] op/tegen een (hard) onderdeel van de bank en/of op de vensterbank, althans op/tegen een (hard) oppervlak en/of goed te gooien
  • op/tegen het hoofd en/of de borst, althans het lichaam van die [slachtoffer] te slaan/stompen/stoten
  • meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] tegen/op zijn hoofd te slaan/stompen en/of op een hard oppervlak te laten vallen en/of tegen een hard oppervlak te slaan/stoten, in elk geval (zeer heftig) uitwendig inwerkend botsend en/of stompend geweld op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] uit te oefenen
  • meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] vast te pakken en/of (met kracht) door elkaar en/of op en
neer te schudden, in elk geval samendrukkend en/of anderszins (zeer heftig) geweld op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] uit te oefenen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 maart 2023 te Groningen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig
  • (met kracht) die [slachtoffer] op/tegen een (hard) onderdeel van de bank en/of op de vensterbank, althans op/tegen een (hard) oppervlak en/of goed heeft gegooid
  • (met kracht) op/tegen het hoofd en/of de borst, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen/gestompt/gestoten
  • meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] (met kracht) tegen/op zijn hoofd heeft geslagen/gestompt en/of op een hard oppervlak heeft laten vallen en/of tegen een hard oppervlak heeft geslagen/gestoten, in elk geval (zeer heftig) uitwendig inwerkend botsend en/of stompend geweld op het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft uitgeoefend
  • meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] (met kracht) heeft vastgepakt en/of (met kracht) door elkaar en/of op en neer heeft geschud, in elk geval samendrukkend en/of anderszins (zeer heftig) geweld op het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft uitgeoefend
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat zijn kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2022, zwaar lichamelijk letsel, te weten hersenfunctiestoornissen, subdurale bloeduitstortingen en andere afwijkingen in de hersenen en bij het ruggenmerg, netvliesbloedingen, ribbreuken en onderhuidse bloeduitstortingen, heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte van deze was ontstaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit tot integrale vrijspraak van het tenlastegelegde, zoals hieronder na de forensische beschouwingen is opgenomen.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen1 die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Melding van het incident
Op 21 maart 2023, omstreeks 21:15 uur, kregen verbalisanten een melding in verband met een mishandeling van een baby door de vader. Hen werd verzocht naar de [adres] te Groningen te gaan. Ter plaatse werd de deur geopend door de vader, verdachte. Verdachte bracht verbalisanten naar de woonkamer. Verbalisanten zagen in de woonkamer een bank met daarop een baby, slachtoffer [slachtoffer] .2
Om 22:00 uur is het slachtoffer naar de spoedeisende hulp gebracht. In eerste instantie kwam hij apathisch over en zag hij bleek. Ook zag hij grauw rond zijn mond. Bij het top-teenonderzoek op de spoedeisende hulp werd op het hoofd van het slachtoffer aan de linker zijkant een hematoom gezien. Op zijn linkerarm aan de buitenkant van zijn schouder zat een drietal rode bloeduitstortingen. Op zijn buik, ter hoogte van de middellijn tussen buik en borst, was een streepvormig hematoom zichtbaar. Vervolgens is het slachtoffer nader onderzocht.
Forensisch onderzoek
De rechter-commissaris heeft op 8 juni 2023 een deskundige benoemd om het aangetroffen letsel te onderzoeken.3 In het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI), opgemaakt door dr.
H.G.T. Nijs, forensisch arts KNMG, heeft de deskundige alle onderzoeksresultaten ontvangen en benoemt in zijn rapport. Op 21 maart 2023 heeft een CT-scan plaatsgevonden en op 22 maart 2023 een MRI-scan van het hoofd en de wervelkolom. Hierop werd een subdurale (onder het harde hersenvlies gelegen) bloeduitstorting aangetroffen, aan beide zijden langs het hersenoppervlak, rechts langs de falx (het hersenvlies tussen de grote hersenhelften), tot op het tentorium (hersenvlies tussen de grote en kleine hersenen). Daarnaast is een subdurale bloeduitstorting linksachter in de hersenen aangetroffen en een subarachnoïdale (onder het spinnenwebvlies gelegen) bloeduitstorting
rechts/zijwaarts bij de hersenen aangetroffen. Ten slotte is er een subdurale bloeduitstorting bij de zesde tot en met de twaalfde borstwervel aangetroffen.4
Op de netvliesfotos van 22 maart 2023 werden bij het rechteroog meerdere in het netvlies gelegen netvliesbloedingen centraal in de achterzijde van het oog gezien. Bij het linkeroog werden in het netvlies gelegen netvliesbloedingen in alle kwadranten en een voor het netvlies gelegen bloeding gezien.5
Op de letselfotos werd op de linkerzijde van het behaarde hoofd, op ongeveer vier centimeter boven de bovenste rand van het oor, een matig scherp begrensde cirkelvormige rozerode huidverkleuring, van acht bij twaalf millimeter en met een randdikte van twee millimeter gezien. De deskundige typeert dit als een onderhuidse bloeduitstorting. Vervolgens zijn diagonaal over de borst, verlopend van het maagkuiltje naar de linker tepel, twee parallel verlopende onscherp begrensde bandvormige huidverkleuringen geconstateerd. Ook dit letsel typeert de deskundige als onderhuidse bloeduitstortingen. De drie rode puntvormige huidverkleuringen typeert de deskundige als puntvormige bloeduitstortingen.6
Na beschrijving van de aangetroffen letsels, heeft de deskundige vier hypotheses over de oorzaak van de aangetroffen letsels beoordeeld. De deskundige stelt in zijn rapportage dat het slachtoffer neurologisch gezien gedurende de eerste bijna drie maanden van zijn leven normaal functioneerde, na een normaal verlopen geboorte. Een geboortetrauma (een krachtsinwerking in relatie tot de geboorte) als oorzaak van de subdurale bloeduitstortingen en subarachnoïdale bloeduitstorting in de hersenen van het kind acht de deskundige daarom uitgesloten. De hypothese dat sprake zou zijn van een primaire medische of ziekelijke oorzaak voor de subdurale bloeduitstortingen en subarachnoïdale bloeduitstorting in de hersenen acht de
deskundige eveneens uitgesloten. Een relevante veroorzakende forse krachtsinwerking voorafgaand aan het ontstaan van de bloeduitstortingen in de hersenen (zowel subduraal als subarachnoïdaal) is niet gemeld of af te leiden uit de ontvangen gegevens. De subdurale bloeduitstortingen, en mogelijk de subarachnoïdale bloeduitstorting, zijn een gevolg van forse repeterende acceleratie-deceleratie en/of impact krachtsinwerkingen op het hoofd van het kind. Ten aanzien van de aangetroffen netvliesbloedingen trekt de deskundige dezelfde conclusies.7
Meer specifiek stelt de deskundige dat het aantreffen van de subdurale bloeduitstortingen op 21 maart 2023, afzonderlijk bezien, iets waarschijnlijker is onder de hypothese niet-accidentele krachtsinwerking, dan onder de hypothese accidentele krachtsinwerking. Een niet-accidentele oorzaak zou forse krachtsinwerking(en) op het hoofd met als letselmechanisme acceleratie en deceleratie en/of contacttrauma aan het hoofd betreffen, zoals een heftig 'schudincident'.8 Het aantreffen van de netvliesbloedingen op 22 maart 2023, afzonderlijk bezien, is waarschijnlijker onder de hypothese niet-accidentele krachtsinwerking dan onder de hypothese accidentele krachtsinwerking.9De subdurale bloeduitstortingen en netvliesbloedingen passen niet bij vaders verklaring betreffende een "kopstoot" van het hoofd van het kind tegen de kin van vader, of bij het eenmalig opzij gooien van het kind op een bank, of het geven van één klap zijwaarts met de zijkant van de rechtervuist (dan wel de vlakke hand) van vader op een lichaamsdeel op de heup, de buik of het bovenlichaam van het kind.10
Ten aanzien van de geconstateerde ribbreuken heeft de deskundige beschreven dat bij jonge kinderen ribbreuken in het merendeel van de gevallen worden veroorzaakt door compressie en/of vervorming van de borstkas. Dit kan optreden wanneer de borstkas met de handen wordt omvat en stevig wordt samengedrukt in voor-achterwaartse richting.
Dit kan bijvoorbeeld optreden, in het bijzonder aan de achterzijde van het lichaam naast de wervelkolom, tijdens een heftig schudincident (fors repeterend acceleratie-deceleratie-trauma) of bij ruwe hantering van het kind, met compressiekrachten die
gebruikelijke krachten ruimschoots te boven gaan. Voorts kunnen ribbreuken bij kinderen ontstaan door direct inwerkende uitwendige krachtsinwerking, zoals bijvoorbeeld bij een stomp of vuistslag.11 De deskundige concludeert dat het aantreffen van de twee ribbreuken, afzonderlijk beschouwd,12 waarschijnlijker is onder de hypothese niet-accidentele krachtsinwerking(en), dan onder de hypothese accidentele krachtsinwerking(en). Het letsel past niet bij vaders verklaring betreffende een "kopstoot" van het hoofd van het kind tegen de kin van vader, en ook niet bij eenmalig "te hard” opzij gooien van het kind op een zachte bank (tenzij bij aanvang van deze handeling het kind met buitensporig veel compressie bij de
borstkas is omvat). De ribbreuk(en) zouden kunnen passen bij het geven van één harde klap zijwaarts met de zijkant van de rechtervuist van vader op een lichaamsdeel (onbekend dan wel op het bovenlichaam) van het kind, mits deze klap (gezien de plaats van de
ribbreuken) de ribbenboog links trof.13
Al bij al, acht de deskundige de combinatie van medische bevindingen vanaf 21 maart 2023
veel waarschijnlijkeronder de onder de hypothese niet-accidentele krachtsinwerking dan onder de hypothese accidentele krachtsinwerking.14
Verklaring van de deskundige ter terechtzitting
Ter terechtzitting van 10 december 2025 heeft de deskundige, dr. H.G.T. Nijs, zijn eerdere rapport bevestigd en nader toegelicht. Hij heeft verklaard dat kan worden uitgesloten dat de aangetroffen letsels zijn ontstaan bij de geboorte. Bovendien kan een kind van deze leeftijd het aangetroffen letsel niet bij
zichzelf veroorzaken. De subdurale bloeduitstortingen zijn verspreid over de hersenen aangetroffen. Ook ten aanzien van de aangetroffen netvliesbloedingen geldt dat de bloedingen verspreid over het netvlies zijn aangetroffen. Subdurale bloedingen door een niet-accidentele oorzaak worden vaak gekenmerkt door de uitgebreidheid en de verspreiding ervan in vergelijking met subdurale bloedingen die worden gezien bij accidentele oorzaken en vaker plaatselijk worden aangetroffen (waaronder krachtsinwerking bij de geboorte). Daarom is het aangetroffen letsel waarschijnlijker onder de hypothese van een niet-accidentele oorzaak dan onder de hypothese van een accidentele oorzaak. Bij een hevige krachtsinwerking (bijvoorbeeld een schudincident) bevinden de ribbreuken zich vaak, maar niet uitsluitend, aan de achterkant, maar treden de ribbreuken ook op aan de zijkant. De ribbreuken moeten door een hevige krachtsinwerking zijn veroorzaakt. Op deze leeftijd kunnen ribbreuken niet door een medische oorzaak worden veroorzaakt.
De aangetroffen subdurale bloeduitstortingen zijn verspreid over de hersenen als een dunne laag. Een subdurale bloeduitstorting veroorzaakt op zichzelf zelden blijvende problemen. De krachtsinwerkingen die de subdurale bloeduitstortingen hebben veroorzaakt, kunnen echter ernstig letsel veroorzaken, met een fatale afloop als gevolg. De aangetroffen letsels moeten namelijk door hevige krachtsinwerkingen zijn veroorzaakt. Met vergelijkbaar letsel is in andere gevallen sprake geweest van een fatale afloop.
Bovendien zijn kinderen in de leeftijd van het slachtoffer extra gevoelig voor vochtophopingen in de hersenen en (mede) om die reden extra kwetsbaar.
Verklaringen van verdachte
Tijdens zijn verhoor bij de politie op 30 maart 2023 heeft verdachte verklaard dat hij op 21 maart 2023 vanaf 16:00 uur alleen thuis was met het slachtoffer. Zijn toenmalige vriendin was bij haar moeder.15 Het slachtoffer bleef huilen. Verdachte kreeg hem niet stil. Hij raakte op dat moment steeds gefrustreerder en wanhopiger. Hij gooide het slachtoffer naar rechts op de bank, in de hoek van de bank. Het slachtoffer kwam op het kussen terecht. Kort daarna gaf hij hem een klap.16 Hij heeft hem met de zijkant van zijn rechter vuist geraakt, ergens op zijn bovenlichaam.17
Ter terechtzitting van 17 juli 2025 heeft verdachte eveneens verklaard dat hij het slachtoffer tegen de zijleuning van de bank heeft gegooid. Hij gooide te hard; iedere vorm van gooien is te hard. Daarna heeft hij het slachtoffer geslagen, terwijl hij nog in de bank lag. Hij had zijn rechterhand in een vuist en sloeg met de zijkant. Ongeacht of verdachte de gevolgen voor een baby kent, kan hij inschatten dat je een baby niet moet schudden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte heeft erkend zijn zoontje tegen de borst/het lichaam te hebben gestompt of gestoten. Daarnaast heeft hij erkend dat hij hem op de bank heeft gegooid. Van het laten vallen op een hard oppervlak, het stompen in het gezicht, het schudden en van het gooien tegen de vensterbank is geen sprake geweest.
Uit de rapportage van het NFI blijkt dat de deskundige concludeert dat het letsel waarschijnlijk is ontstaan door een niet-accidentele krachtsinwerking. Tegelijkertijd blijkt uit het rapport dat er op basis van de ontvangen gegevens en gezien het geheel aan letsel bij het slachtoffer geen aanwijzingen zijn voor dergelijke voorvallen. De deskundige heeft in het rapport weliswaar aangegeven dat het letsel niet volledig verklaard kan worden door de verklaring van verdachte, maar heeft ook geen specifieke hypothese kunnen herleiden als verklaring voor de geconstateerde letsels.
Voorts heeft de deskundige gesteld dat het gooien op de bank niet verklarend kan zijn voor het hersenletsel, maar zijn andere deskundigen in de literatuur de mening toegedaan dat ook korte vallen kunnen leiden tot bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies, netvliesbloedingen en/of zwelling van de hersenen of de dood van een kind. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de deskundige onvoldoende aandacht heeft besteed aan de mogelijkheid dat het hoofd van het slachtoffer bij het vallen in de bank zodanig heeft bewogen, dat daardoor het letsel kan zijn ontstaan. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat in algemene zin terughoudendheid moet worden betracht bij de beoordeling van een deskundigenrapport, en dat de overtuiging dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag of zware mishandeling van zijn zoontje niet vrijwel uitsluitend moet baseren worden gebaseerd op de informatie van deskundigen die uitgaan van een hypothese.
De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood. Uitgaande van de verklaring van verdachte dat hij het slachtoffer alleen op de bank heeft gegooid en tegen de borst heeft geslagen, kan niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood. Het opzet op de dood aan de zijde van verdachte ontbreekt, ook in voorwaardelijke zin. Daarom moet verdachte van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen
De toedracht van het aangetroffen letsel
De rechtbank ziet zich ten eerste gesteld voor de vraag of verdachte degene is geweest die het aangetroffen letsel bij het slachtoffer heeft veroorzaakt. Verdachte heeft, zowel tijdens zijn verhoren bij de politie als ter terechtzitting van 17 juli 2025, erkend dat hij zijn zoontje, die op dat moment bijna drie maanden oud was, tegen de zijleuning van de bank heeft gegooid. Daarna heeft hij het slachtoffer tegen het lichaam gestompt. Verdachte heeft echter ontkend dat hij het slachtoffer zou hebben geschud of ander (heftig) geweld heeft toegepast.
Gelet op de kracht die, zoals blijkt uit de hiervoor aangehaalde rapportage van de deskundige en zijn toelichting ter terechtzitting, nodig is om het ontstane hersenletsel te veroorzaken is de rechtbank van oordeel dat het uitgesloten is dat het slachtoffer pas drie maanden oud en nog niet mobiel zichzelf dit letsel heeft toegebracht. Ook was het slachtoffer nog niet mobiel genoeg om te kunnen kruipen en daardoor door eigen toedoen van bijvoorbeeld een bed, de commode of de trap te vallen, zodat is uitgesloten dat hij zich op zon manier heeft (voort)bewogen dat dit hersenletsel heeft kunnen ontstaan. Een medische oorzaak en een relatie met de geboorte worden eveneens uitgesloten.
Hetgeen resteert is dat het letsel accidenteel of niet-accidenteel is toegebracht. Dat sprake is geweest van een accidentele krachtsinwerking is op geen enkele wijze gebleken. Verdachte heeft zelf niets verklaard over een accident. Volgens de deskundige zijn de bevindingen over het letsel bovendien veel waarschijnlijker onder de hypothese dat de letsels en/of afwijkingen zijn toegebracht (niet-accidentele krachtsinwerking) dan onder de hypothese dat de letsels en/of afwijkingen het gevolg zijn van een accidentele krachtsinwerking. De rechtbank concludeert op basis van deze conclusie van de deskundige en het ontbreken van enig aanknopingspunt in het dossier voor wat betreft een verklarende accidentele oorzaak, dat het aangetroffen letsel is toegebracht.
Verdachte heeft omstreeks 21:15 uur 112 gebeld, omdat het slachtoffer niet meer goed reageerde. Tussen de door verdachte gepleegde handelingen en het bellen naar 112 zat slechts enkele minuten. Eerder op de dag is het slachtoffer bezocht door een JGZ-verpleegkundige en functioneerde hij nog naar behoren.18 Daarnaast staat vast dat behalve verdachte niemand tussen 16:00 uur en 21:15 uur in de directe nabijheid van het slachtoffer is geweest. De rechtbank concludeert dan ook dat de klinische situatie, die verdachte ertoe heeft gebracht om 112 te bellen, optrad binnen enkele minuten na het handelen van verdachte.
De rechtbank stelt daarom vast dat het letsel door verdachte moet zijn toegebracht.
Het rapport leek, zoals door de raadsvrouw aangevoerd, op een aantal punten innerlijke tegenstrijdigheden te bevatten. De rechtbank heeft naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 juli 2025 besloten om de deskundige ter terechtzitting te horen. De deskundige heeft ter terechtzitting van 10 december 2025 zijn rapport toegelicht, en heeft zijn opmerking dat er op basis van de ontvangen gegevens en gezien het geheel aan letsel bij het slachtoffer geen aanwijzingen zijn voor accidentele en niet-accidentele voorvallen, geschrapt.
Hoewel niet kan worden vastgesteld wat er precies is voorgevallen, kan naar het oordeel van de rechtbank - gelet op de rapportage van de deskundige, de door hem ter terechtzitting gegeven toelichting en het voorhanden zijnde dossier - worden vastgesteld dat het handelen van verdachte erin moet hebben bestaan dat hij op enig moment het slachtoffer heeft vastgepakt en hem repeterend heeft geschud (acceleratie/deceleratie) en/of ander (ernstig) contacttrauma aan het hoofd heeft toegebracht, en dat hij op enig moment met gebalde vuist tegen het lichaam van het slachtoffer heeft gestompt. Uit de aard en de ernst van het letsel valt af te leiden dat dit geweld met een substantiële kracht moet zijn uitgeoefend.
Er was sprake van een ernstige geweldsimpact. De deskundige heeft ter terechtzitting meermalen aangegeven dat een val van beperkte hoogte of het stuiteren van het hoofd door de gooi op de bank (zoals door de verdediging is aangevoerd), onvoldoende krachtsinwerking met zich teweeg brengt om het geconstateerde letsel te bewerkstelligen
Opzet
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat verdachte vol opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad. Opzet bij verdachte op de dood van slachtoffer kan echter ook worden aangenomen als sprake is van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet is aanwezig wanneer verdachte met zijn gedragingen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg daarvan zou overlijden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank is, gelet op de rapportage van de deskundige en de door hem ter terechtzitting gegeven toelichting, van oordeel dat het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans op het overlijden van het slachtoffer in het leven heeft geroepen. Met vergelijkbaar letsel is in andere gevallen immers sprake geweest van een fatale afloop, als gevolg van de hevige krachtsinwerking. Bovendien zijn kinderen in de
leeftijd van het slachtoffer extra gevoelig voor vochtophopingen in de hersenen en (mede) om die reden extra kwetsbaar.
De rechtbank ziet zich voorts gesteld voor de vraag of verdachte de aanmerkelijke kans op de dood bewust heeft aanvaard. Uit de enkele omstandigheid dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, kan niet zonder meer volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard. Er kan immers ook sprake zijn van bewuste schuld. Bepaalde gedragingen kunnen echter naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het behoudens contra-indicaties niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het gevolg, in dit geval de dood van het slachtoffer, bewust heeft aanvaard.
Zoals hiervoor al is vastgesteld heeft verdachte het slachtoffer met substantiële kracht geschud en/of ander (ernstig) contacttrauma aan het hoofd toegebracht en met gebalde vuist tegen het lichaam gestompt. Het slachtoffer was op dat moment nog geen drie maanden oud. De kans dat een weerloze baby van drie maanden als gevolg van dergelijke ernstige en zware geweldshandelingen dodelijk letsel oploopt is naar algemene maatstaven aanmerkelijk te achten, gelet op de buitengewone kwetsbaarheid van het hoofd en het lichaam van een baby op die leeftijd. De deskundige heeft deze buitengewone kwetsbaarheid ter terechtzitting van 10 december 2025 benadrukt. Dat mag bij een ieder, dus ook verdachte, bekend worden verondersteld. Dat een baby kwetsbaar is, was voor verdachte bekend, blijkens zijn eigen verklaring.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de kracht waarmee verdachte het geweld moet hebben uitgeoefend, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van het slachtoffer dat het behoudens contra-indicaties niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust heeft aanvaard. Van enige contra-indicatie is niet gebleken. Dat verdachte nadien meteen 112 heeft gebeld, maakt dit niet anders. Het feit was immers al voltooid op het moment dat verdachte 112 belde. Van vrijwillige terugtred kan dan ook geen sprake zijn.
De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte het slachtoffer krachtig (herhaald) heeft geschud en/of ander (ernstig) contacttrauma aan het hoofd heeft toegebracht. Met het handelen van verdachte is een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer ontstaan en verdachte heeft naar de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen die aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer ook bewust aanvaard. Het primair tenlastegelegde wordt bewezenverklaard.
De rechtbank begrijpt de tenlastelegging aldus, dat het de bedoeling is geweest om de verschillende ten laste gelegde handelingen cumulatief ten laste te leggen. De rechtbank zal daarom bij de bewezenverklaring tussen de gedachtestreepjes de woorden en/of inlezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 21 maart 2023 te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2022, opzettelijk van het leven te beroven, door
- met kracht die [slachtoffer] op/tegen een (hard) onderdeel van de bank heeft gegooid, en/of
  • met kracht tegen de borst van die [slachtoffer] heeft gestompt, en/of
  • meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] met kracht heeft vastgepakt en met kracht door elkaar en/of op en neer heeft geschud in elk geval samendrukkend en/of anderszins (zeer heftig) geweld op het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft uitgeoefend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Primair: Poging tot doodslag.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft zij verzocht om aan verdachte een straf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf gelijk is aan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van de reclassering
en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag op zijn toen drie maanden oude zoontje door hem krachtig door elkaar te schudden en/of ander (ernstig) contacttrauma aan het hoofd toe te brengen. Daarnaast heeft hij hem tegen de bank gegooid en hem tegen het lichaam gestompt. Jonge baby's zijn uiterst kwetsbaar en geheel toegewezen op de goede zorgen van hun ouders of verzorgers. Verdachte heeft uit onmacht gehandeld, waarbij mogelijk zijn eigen psychische klachten een rol hebben gespeeld, maar dit neemt niet weg dat bij het ouderschap hoort dat men zich te allen tijde onthoudt van handelen dat het kind lichamelijke of geestelijke schade kan berokkenen. Op deze ouderplicht heeft verdachte grove inbreuk maakt. Er kan van geluk worden gesproken dat bij het slachtoffer geen restverschijnselen zijn opgetreden.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsdelicten. De rechtbank houdt daarnaast rekening met de omstandigheid dat verdachte schuldbewust is. Zijn spijt is invoelbaar. Na het incident heeft verdachte gehandeld door meteen 112 te bellen.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 3 juli 2025, waaruit eveneens naar voren komt dat verdachte veel spijt heeft van zijn handelen. Er komt een beeld naar voren van een trotse vader, die gek is op zijn zoontje. Het delict past niet bij het karakter van verdachte. Na het incident is er hulpverlening opgestart. Verdachte en de moeder van het slachtoffer zijn inmiddels uit elkaar, maar verdachte draagt nog altijd op gezette tijden zorg voor zijn zoon. Hij gaat op een goede manier met zijn zoon om. Hij houdt zich aan de gemaakte afspraken met de hulpverlening. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag. De behandeling is voor het grootste gedeelte doorlopen, maar de reclassering acht het van belang dat ook het laatste deel wordt afgemaakt. Er wordt geadviseerd om aan verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen, met een meldplicht en ambulante behandeling.
De rechtbank acht het onwenselijk dat deze positieve ontwikkelingen worden doorkruist door een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarnaast houdt de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening met het gegeven dat er geen restverschijnselen zijn opgetreden bij het slachtoffer. Daarnaast houdt de rechtbank eveneens rekening met het tijdsverloop tussen de datum van het incident en de datum van het vonnis. Er is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de burgerlijke vrijheden. Dit alles tezamen maakt dat de rechtbank tot een aanzienlijk lagere straf komt dan door de officier van justitie geëist.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, waarvan 350 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 350 dagen,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- Dat veroordeelde zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat
nodig vindt, waarbij de reclassering contact met veroordeelde opneemt voor het maken van de eerste afspraak;
- Dat veroordeelde zich laat behandelen door de AFPB of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de
reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Spooren, voorzitter, mr. L.W. Janssen en
mr. M.O. Thijsen, rechters, bijgestaan door mr. D.H. Röben en A.J. Veenstra MSc, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 december 2025.
mr. L.W. Janssen, mr. M.O. Thijssen en A.J. Veenstra MSc zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde
opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer PLO100-2023072725, gesloten op 13 september 2024.
2 Pagina 19.
3 Pagina 81.
4 Pagina 93.
5 Pagina 94.
6 Pagina 95 en 96.
7 Pagina 107.
8 Pagina 104.
9 Pagina 107.
10 Pagina 104 en 108.
11 Pagina 108.
12 Pagina 110.
13 Pagina 111.
14 Pagina 113 en de verklaring van de deskundige afgelegd ter terechtzitting.
15 Pagina 168.
16 Pagina 169.
17 Pagina 170.
18 Pagina 125.