ECLI:NL:RBNNE:2025:824

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
LEE 24/1692
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag waardedaling woning door Instituut Mijnbouwschade Groningen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag voor waardedaling van haar woning door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG). De aanvraag werd afgewezen op 10 februari 2023, en het IMG bleef bij deze afwijzing na het bezwaar van eiseres op 26 februari 2024. De rechtbank heeft de zaak op 22 januari 2025 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar broer en de gemachtigden van het IMG aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiseres, die sinds 8 februari 2016 eigenaar is van de woning, had een aanvraag ingediend voor vergoeding van waardedaling als gevolg van mijnbouwactiviteiten. Het IMG oordeelde dat er geen waardedaling had plaatsgevonden in de periode dat eiseres eigenaar was. Eiseres betwistte de procedure en de finale kwijting die zij had ondertekend, maar de rechtbank oordeelt dat het IMG terecht heeft geoordeeld dat er geen waardedaling is vastgesteld.

De rechtbank benadrukt dat eiseres geen bewijs heeft geleverd dat haar woning in waarde is gedaald en dat de enkele mogelijkheid van toekomstige aardbevingen niet voldoende is om de afwijzing van het IMG te weerleggen. Eiseres kan in de toekomst opnieuw een aanvraag indienen als zij meent dat haar woning door aardbevingen in waarde is gedaald. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft en eiseres geen vergoeding ontvangt voor waardedaling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/1692

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, het IMG

(gemachtigde: mr. L. Sijbrandij-Leyten en mr. A.M. Wenniger).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag voor waardedaling van de woning van eiseres.
1.1.
Het IMG heeft deze aanvraag met het besluit van 10 februari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 26 februari 2024 op het bezwaar van eiseres is het IMG bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het IMG heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, bijgestaan door haar broer, en de gemachtigden van het IMG.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiseres om vergoeding van waardedaling van de woning als gevolg van mijnbouwactiviteiten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
4.1.
Eiseres is sinds 8 februari 2016 enig eigenaar van de woning aan [adres]
[adres], [postcode 1], te [woonplaats] (de woning).
4.2.
Op 6 januari 2023 heeft eiseres een aanvraag voor vergoeding van waardedaling van de woning als gevolg van mijnbouwactiviteiten gedaan bij het IMG.
4.3.
Het IMG heeft de aanvraag van eiseres op 10 februari 2023 afgewezen op de grond dat de woning van eiseres geen waardedaling heeft ondervonden in de periode dat eiseres eigenaar is van de woning.
4.4.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing. Op 26 februari 2024 is het IMG met de beslissing op bezwaar bij de afwijzing gebleven.
5. Eiseres is het niet eens met de procedure voor de aanvraag van een vergoeding voor waardedaling. Ze meent dat het niet terecht is dat ze, voordat duidelijk is wat een eventuele vergoeding voor waardedaling gaat worden, akkoord moet gaan met finale kwijting. Eiseres stelt dat ze eerst de beschikking had moeten krijgen zodat ze op dat moment kon beoordelen of ze akkoord zou gaan. Nu is eiseres akkoord gegaan met een bedrag van € 0,-- ter finale kwijting: zij vindt dat niet redelijk. Het is immers niet zeker dat de woning van eiseres in de toekomst niet alsnog door aardbevingen in waarde zal dalen, dan kan ze nu niks meer beginnen.
6. Het IMG stelt dat de vergoeding voor waardedaling volledig en eenmalig is. Hiermee is eiseres ook akkoord gegaan bij het doen van de aanvraag. Indien het finale karakter voor eiseres onaanvaardbaar was had ze kunnen afzien van het doen van een aanvraag. Daarbij kan eiseres, als zij van oordeel is dat haar woning in de toekomst door aardbevingen verder, of alsnog, in waarde is gedaald, opnieuw een aanvraag indienen en daarin voorleggen of de in beginsel eenmalige definitieve vergoeding nog wel redelijk is. Nu er geen waardedaling van de woning is opgetreden in de periode dat eiseres eigenaar was van de woning is haar vermogensrechtelijke positie door (het risico op) aardbevingen niet veranderd.
7. De rechtbank overweegt als volgt. In de kern gaat het om de vraag of het IMG al dan niet ten onrechte heeft geoordeeld dat de woning van eiseres geen waardedaling heeft ondervonden in de periode dat zij eigenaar was van de woning. De rechtbank is van oordeel dat de enkele stelling van eiseres dat er in de toekomst aardbevingen kunnen plaatsvinden waardoor haar woning in waarde zou kunnen dalen, niet leidt tot het oordeel dat het IMG in deze procedure de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen. Eiseres heeft geen stukken aangeleverd of op andere wijze aangetoond dat haar woning wel waardedaling heeft ondervonden in de periode dat zij eigenaar was van de woning en dus wel recht heeft op een vergoeding op dit moment. Zoals de Afdeling ook heeft bepaald kan eiseres in de toekomst, als zij meent dat de waarde van haar woning door aardbevingen in waarde is gedaald, opnieuw een aanvraag indienen en daarin aan de orde stellen of de in beginsel eenmalige definitieve afwijzing nog wel redelijk is, gelet op de frequentie en/of zwaarte van aardbevingen of de onvoorzienbare gevolgen daarvan. [1] De beroepsgrond slaagt dan ook niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en eiseres geen vergoeding krijgt voor waardedaling. Eiseres krijgt ook het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep tegen het besluit ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R. Gans, rechter, in aanwezigheid van N. Walstra, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling van 9 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3218.