ECLI:NL:RBOBR:2013:6023
Rechtbank Oost-Brabant
- Voorlopige voorziening
- F.M. Tadic
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake sluiting pand op grond van Opiumwet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 1 november 2013 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een cafetaria exploiteert in een pand dat door de burgemeester van de gemeente Heusden is gelast te sluiten. De sluiting is opgelegd op basis van artikel 13b van de Opiumwet, omdat in de schuur van het pand een hennepkwekerij was aangetroffen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij door de sluiting zijn bron van inkomsten verliest.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij de voorlopige voorziening, gezien de lange duur van de sluiting. Echter, de rechter oordeelt dat er geen sprake is van een evident onrechtmatig besluit van de burgemeester. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen, gezien de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs in het pand. De rechter heeft ook geoordeeld dat verzoeker, als huurder, verantwoordelijk is voor de gang van zaken in het pand en dat het besluit om te sluiten terecht aan hem is gericht.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het besluit van de burgemeester niet evident onrechtmatig was. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot rechtsmiddel tegen deze beslissing.