11.3De rechtbank acht dit beleid niet onredelijk. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij door toepassing van dit beleid onevenredig in zijn belangen wordt geschaad. Deze beroepsgrond faalt.
12. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres gegrond en vernietigt het door haar bestreden besluit.
13. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank verklaart de bezwaren van eiseres tegen de besluiten van 6 december 2011, 28 februari 2012 en 17 april 2012 gegrond en herroept het besluit van 17 april 2012 voor zover het betreft de lastgeving. Terzijde merkt de rechtbank op dat in het besluit van 17 april 2012 de voorgaande besluiten reeds zijn ingetrokken. De rechtbank wijzigt de lastgeving als volgt:
“Op grond van artikel 125 Gemeentewet juncto 5:32 en 5:32a van de Awb gelasten wij u de met artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo strijdige situatie te beëindigen en beëindigd te houden binnen zes weken na deze uitspraak. Concreet betekent dit dat u consumenten niet langer de gelegenheid mag geven, om op de locatie [adres 2] door consumenten gekochte of bestelde goederen af te halen of te testen, dat iedere daarmee strijdige uiting op websites, advertenties of anderszins moet worden verwijderd en dat hieraan ondersteunende handelingen (zoals het bieden van een betalingsmogelijkheid aan consumenten op de locatie [adres 2]) worden gestaakt.”
De rechtbank zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten in de beroepsfase en in de bezwaarfase omdat het primaire besluit van 17 april 2012 (gedeeltelijk) wordt herroepen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 2.435,- (2 punten voor het indienen van 2 bezwaarschriften, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 487,- en een wegingsfactor 1). De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de herroeping van de eerste last onder dwangsom van 6 december 2011 op een andere locatie niet is gebeurd vanwege een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid zodat er geen aanleiding is de kosten voor wat betreft het indienen van het daartegen gerichte bezwaarschrift te vergoeden. Dat is anders voor wat betreft de kosten in verband met het indienen van het bezwaarschrift tegen de tweede last onder dwangsom (gericht aan de verkeerde rechtspersoon) en tegen de derde last onder dwangsom (onduidelijke lastgeving). Verweerder dient tevens het griffierecht aan eiseres terug te betalen. Voor een veroordeling in de proceskosten van eiser bestaat geen aanleiding.
- verklaart het beroep van eiser in de zaak SHE 12/3098 ongegrond;
- verklaart het beroep van eiseres in de zaak SHE 12/3009 gegrond;
- vernietigt het door eiseres bestreden besluit van 14 augustus 2012;
- verklaart de bezwaren van eiseres tegen de besluiten van 6 december 2011, 28 februari 2012 en 17 april 2012 gegrond;
- herroept het primaire besluit van 17 april 2012 voor zover het betreft de lastgeving en bepaalt dat de volgende lastgeving aan het primaire besluit wordt verbonden: “Op grond van artikel 125 Gemeentewet juncto 5:32 en 5:32a van de Awb gelasten wij u de met artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo strijdige situatie te beëindigen en beëindigd te houden binnen zes weken na de verzending van de uitspraak van de rechtbank in de zaak SHE 12/3009. Concreet betekent dit dat u consumenten niet langer de gelegenheid mag geven, om op de locatie [adres 2] door consumenten gekochte of bestelde goederen af te halen of te testen, dat iedere daarmee strijdige uiting op websites, advertenties of anderszins moet worden verwijderd en dat hieraan ondersteunende handelingen (zoals het bieden van een betalingsmogelijkheid aan consumenten op de locatie [adres 2]) worden gestaakt.”
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het door eiseres bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 310,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.435,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzitter, en mr. D.J. de Lange en mr. H.M.J.G. Neelis, leden, in aanwezigheid van mr. M.P.C. Moers-Anssems, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2014.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.