Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
IKEA Beheer B.V.,
Altera Vastgoed N.V.,
1.Het verdere verloop van het geding
2.De verdere beoordeling
In deze zaak gaat het kort gezegd om het volgende. Partijen zijn een huurovereenkomst aangegaan. Ingevolge het bepaalde in de huurovereenkomst had Ikea de huurovereenkomst per aangetekende brief of deurwaardersexploot vóór 30 juni 2011 tegen 30 juni 2012 moeten opzeggen. Dat is niet gebeurd. Tussen partijen is in geschil of de huurovereenkomst desalniettemin is geëindigd. Ikea stelt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Altera een beroep doet op het bepaalde in de huurovereenkomst. Tussen partijen is voorts in geschil of Ikea een beroep toekomt op conversie.
Bij tussenvonnis heeft Ikea een bewijsopdracht gekregen. Ikea heeft zes getuigen doen horen, te weten de heer [S.] (hierna: [S.]), de heer [H.] (hierna: [H.]), de heer[E.] (hierna: [E.]), de heer [K.] (hierna: [K.]), de heer [B.] (hierna: [B.]) en de heer [X.] (hierna: [X.]). Altera heeft afgezien van contra-enquête.
[K.], die namens Ikea bij het gesprek op 5 november 2010 aanwezig is geweest, heeft als getuige hieromtrent ondubbelzinnig verklaard:
“(…) Tijdens die bespreking is de op dat moment bestaande huurrelatie niet ter sprake gekomen; dat liep. De huurovereenkomst is tijdens de bespreking niet opgezegd. (…)”.
5 november 2010 nog geen definitieve keuze kon maken voor de alternatieve locatie en dat het nog niet zeker was of die locatie doorging. Volgens [K.] wilde Ikea niet in de positie komen te verkeren dat zij had opgezegd en de Focus-locatie niet door zou gaan. Uit de hiervoor deels weergegeven verklaringen van [S.], [E.] en [H.] volgt dat Altera op 5 november 2010 niet anders heeft begrepen dan dat Ikea een alternatieve locatie wilde onderzoeken en dat er nog diverse onzekerheden waren ten aanzien van de locatie. [K.] heeft dit laatste ook bevestigd. Dat Altera toen heeft begrepen dat Ikea koos voor – kort gezegd – de alternatieve locatie volgt niet, althans onvoldoende uit de getuigenverklaringen en andere processtukken.
Met inachtneming van bovenstaande oordeelt de kantonrechter voorts als volgt. Een beroep op hetgeen partijen zijn overeengekomen kan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn, maar daaraan moeten zware eisen worden gesteld en de rechter dient bij toepassing daarvan de nodige terughoudendheid te betrachten. Eveneens stelt de kantonrechter voorop dat de huurovereenkomst is aangegaan tussen twee professionele partijen, dat Ikea zich in november 2010 maar ook daarna heeft laten bijstaan door een makelaar en [K.] heeft verklaard dat hij na afloop van de bespreking van
5 november 2010 wist dat een formele opzegging nog nodig was maar dat gezien de onzekerheden dat later gedaan moest worden. Tussen partijen is niet in geschil dat Ikea Altera na 5 november 2010 niet heeft geïnformeerd over de alternatieve locatie en haar keuze voor die locatie.
[B.], in het verleden makelaar van Altera, heeft verklaard dat de relatie met Altera eind 2010 is opgezegd. Aldus kan eventuele kennis van [B.] van na die tijd niet aan Altera worden tegengeworpen. Dat Altera na 5 november 2010 maar voor eind 2010 wist dat Ikea de huurrelatie had opgezegd, volgt niet uit zijn getuigenverklaring.
voorkeur(cursief kantonrechter) uitging naar de units van [O.]. Volgens de verklaring van [K.] zou het ongeveer € 1 miljoen kosten om [O.] te verplaatsen. Noch Altera noch Ikea was bereid dat bedrag te betalen, aldus de verklaring van [K.]. Kleiweg heeft daarover tevens verklaard:
“Op 5 november 2010 was de status aldus dat noch Ikea noch Altera de 1 miljoen wilde betalen en in zoverre is dat dus tussen ons blijven hangen. Daar is geen consequentie aan verbonden op dat moment”. Hieruit leidt de kantonrechter af dat het voor Altera niet duidelijk was, althans behoefde te zijn, wat de consequentie was indien de units van [O.] voor Ikea niet beschikbaar waren, temeer omdat Ikea ook de huurovereenkomst niet heeft opgezegd en evenmin het aangepaste voorstel van Altera nader is besproken aangezien Ikea te kennen gaf dat zij de andere locatie nader wilde onderzoeken.
“(…) mijn verwachting was dat over het ontbreken van de schriftelijke opzegging een regeling zou kunnen worden getroffen. Daarvoor was aan onze kant ook ruimte omdat wij toen (de kantonrechter begrijpt: 18 augustus 2011) nog niet zeker wisten of de hallen van Focus op tijd klaar zouden zijn. (…)”Hieruit leidt de kantonrechter af dat zelfs op 18 augustus 2011, dus na de datum voor welke de opzegging had moeten plaatsvinden Ikea zelf ook nog de mogelijkheid openhield voor voortzetting van huurovereenkomst omdat zij nog niet wist of de alternatieve locatie op tijd klaar was. Uit de hiervoor gedeeltelijk weergegeven verklaring van [K.] (zie hiervoor onder 2.3.) leidt de kantonrechter ook af dat Ikea niet tot opzegging van de huurovereenkomst met Altera wenste over te gaan alvorens duidelijkheid zou zijn verkregen over de Focus-locatie zodat zij niet met lege handen zou komen te staan als de Focus-locatie niet door zou gaan. Bovendien wist Ikea dat een formele opzegging nog nodig was, aldus de verklaring van [K.]. De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat onvoldoende feiten en omstandigheden van voor 30 juni 2011 zijn gesteld waaruit de wil van Ikea kan worden afgeleid dat zij de huurovereenkomst wilde beëindigen.
11 augustus 2011 tussen [M.] (Altera) en [K.] (Ikea) wist Altera dat Ikea de huurovereenkomst niet wilde voortzetten, aldus Ikea. Daarover oordeelt de kantonrechter als volgt. Bijna anderhalve maand na 30 juni 2011 heeft Altera op 11 augustus 2011 telefonisch contact gezocht met Ikea. Pas toen heeft Ikea Altera mondeling meegedeeld dat zij de huurovereenkomst niet wenste voort te zetten. Dit is zowel in strijd met hetgeen partijen schriftelijk zijn overeengekomen, maar ook geruime tijd na 30 juni 2011 en pas nadat Altera contact had gelegd met Ikea. Uit de schriftelijke verklaring van [K.] van 24 september 2012 zoals hiervoor gedeeltelijk weergegeven onder 2.9. volgt bovendien dat Ikea ondanks haar mondelinge mededeling op 11 augustus 2011 dat de huurovereenkomst niet zou worden voortgezet, tijdens de bespreking op 18 augustus 2011 nog de mogelijkheid openhield tot voortzetting van de huurovereenkomst met Altera. Vervolgens wordt de huurovereenkomst pas bij aangetekende brief van 13 september 2011 opgezegd, dus bijna twee maanden na 30 juni 2011. Daarbij betrekt de kantonrechter dat niet in geschil is dat het gehuurde nog steeds niet verhuurd is aan een derde en Altera in zoverre weldegelijk een belang heeft bij een beroep op deze bepaling waarvoor beide partijen hebben getekend.
HR 13 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW4986).
Ikea voert ter onderbouwing van haar betoog het volgende aan. De door Altera geleden schade, die door Altera ook niet is aangetoond, staat in geen verhouding met het bedrag van de contractuele boete. De schade van Altera wordt al vergoed indien de vordering tot betaling van de huurpenning wordt toegewezen. Ook heeft Altera haar schadebeperkingsplicht niet, althans in onvoldoende mate nagekomen. Altera zal bij toewijzing van de vordering tot betaling van de huurpenningen profiteren van een huurprijs die ver boven marktconform is en Ikea zal miljoenen euro’s aan schade lijden. Altera voert daartegen aan dat geen sprake is van een buitensporig en/of onaanvaardbaar resultaat. Ikea heeft welbewust ervoor gekozen om niets te betalen in afwachting van deze procedure. Altera heeft schade geleden, omdat zij betalingen niet heeft ontvangen.
31 december 2012 de huurpenningen (inclusief servicekosten en BTW) heeft voldaan. De wettelijke rente over de gevorderde boete zal worden toegewezen vanaf 21 maart 2013.