In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 17 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bladel (eiser) en de gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant (verweerder) over de weigering van een ontheffing op basis van de Verordening Ruimte Noord-Brabant 2011. Eiser had op 1 oktober 2010 een aanvraag ingediend voor ontheffing van het verbod tot nieuwvestiging van intensieve veehouderijen in landbouwontwikkelingsgebieden. De ontheffing was noodzakelijk voor de verplaatsing van een intensieve veehouderij. Verweerder heeft de aanvraag op 4 juli 2011 geweigerd, wat door eiser werd bestreden. De rechtbank oordeelde dat de vaststelling van de Verordening, en niet de weigering van de ontheffing, de schadeveroorzakende uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid is. Dit betekent dat er geen ruimte is voor een belangenafweging op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij het verlenen van ontheffingen. De rechtbank concludeerde dat de civiele rechter bevoegd is om te oordelen over eventuele schadevergoeding als gevolg van de vaststelling van de Verordening, en niet de bestuursrechter. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.