In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 5 februari 2014 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een bouwvergunning. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.M. Breukers, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder, die aan vergunninghouder een reguliere bouwvergunning eerste fase heeft verleend voor het oprichten van een kantoor en twee appartementen. Eiser betoogde dat er sprake was van een evidente private belemmering, omdat de bouwplannen in strijd zouden zijn met artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek, dat de afstand tot de erfgrens regelt. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet alleen in gevallen van afwijking van het bestemmingsplan de mogelijke aanwezigheid van een evidente private belemmering moet betrekken, maar ook in dit geval van ontheffing van de Bouwverordening. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was, maar dat er geen sprake was van een evidente private belemmering. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. Verweerder werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die op € 974,- werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.