ECLI:NL:RBOBR:2014:6618

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2014
Publicatiedatum
4 november 2014
Zaaknummer
3513551 \ CV EXPL 14-12246
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van dagvaarding in huurkwestie en herstelmogelijkheden

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, hebben de verhuurders een voorlopige voorziening gevorderd om de huurder te veroordelen tot ontruiming van de gehuurde woning. De verhuurders hebben de huurder gedagvaard op 20 oktober 2014, maar de huurder is niet verschenen. De dagvaarding is gedaan op een adres waar de huurder niet meer ingeschreven staat, wat leidt tot de vraag of de betekening rechtsgeldig is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding nietig is, omdat de huurder niet meer op het adres van het gehuurde woonachtig is en de betekening niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. De kantonrechter heeft de verhuurders in de gelegenheid gesteld om het gebrek in de dagvaarding te herstellen. De zaak is vervolgens aangehouden voor verdere behandeling op 10 december 2014. De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van correcte betekening in huurgeschillen en de mogelijkheden voor herstel van een nietige dagvaarding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zaaknummer: 3513551 \ CV EXPL 14-12246
Kanton Eindhoven
Zaaknummer: 3513551 \ CV EXPL 14-12246
Vonnis in kort geding van 4 november 2014
in de zaak van:

1.[verhuurder 1],

wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verhuurder 2],
gevestigd te [plaats],
eisers,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder C.W.M. Stam B.V. te Purmerend,
t e g e n :
[huurder],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen Nederland of daarbuiten,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna “[verhuurders]” en “[huurder]” genoemd.

1.Het verloop van het geding

Dit blijkt uit het volgende:
de dagvaarding van 20 oktober 2014 strekkende tot het verkrijgen van een voorlopige voorziening, met producties;
het besprokene tijdens de mondelinge behandeling van 29 oktober 2014 waarvan de griffier aantekening heeft gehouden.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling ervan

2.1.
[verhuurders] vorderen kort gezegd dat de kantonrechter [huurder] bij wege van voorlopige voorziening veroordeelt de door [huurder] van [verhuurders] gehuurde woning aan [adres] te [plaats] te ontruimen, een bedrag aan [verhuurders] te betalen van
€ 2.622,66 bestaande uit achterstallige huurtermijnen, rente en kosten alsmede [huurder] te veroordelen de maandelijkse huurpenningen van € 628,85 te betalen vanaf 1 november 2014 tot de aan de ontruiming met veroordeling van [huurder] in de proceskosten.
2.2.
In de tussen partijen gesloten huurovereenkomst (productie 2 dagvaarding) is onder meer het volgende beding opgenomen:
Woonplaats
8.1
Vanaf de ingangsdatum van de huur worden alle mededelingen van verhuurder aan huurder in verband met de uitvoering van dit huurcontract, gericht aan het adres van het gehuurde, zijnde het werkelijke woonadres van de huurder.
Indien het gehuurde geen vaste woonplaats meer van huurder is, verplicht hij zich om verhuurder daarvan terstond schriftelijk in kennis te stellen onder opgave van zijn nieuwe adres en woonplaats. Voor het geval huurder het gehuurde voorgoed verlaat zonder opgave van zijn nieuwe adres aan verhuurder blijft het adres van het gehuurde als woonplaats van huurder aangemerkt.”
2.3.
[verhuurders] hebben [huurder] bij exploot van 20 oktober 2014 gedagvaard voor de terechtzitting van 29 oktober 2014. Het exploot is gedaan op de wijze als bedoeld in artikel 47 Rv, te weten door middel van achterlating in een gesloten envelop op het adres van het gehuurde.
2.4.
[huurder] is niet in rechte verschenen.
2.5.
De gemachtigde van [verhuurders] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat [huurder] blijkens de Gemeentelijke Basis Administratie ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding niet meer op het adres van het gehuurde stond ingeschreven en thans geen bekende woon- of verblijfplaats heeft in Nederland of daarbuiten.
Volgens de gemachtigde van [verhuurders] is de dagvaarding niettemin geldig betekend door achterlating op het adres van het gehuurde gelet op het bepaalde in artikel 8.1. van de huurovereenkomst.
2.6.
De kantonrechter begrijpt dat [verhuurders] hiermee betogen dat betekening van het exploot rechtsgeldig heeft plaatsgevonden op grond van het bepaalde in artikel 1:15 BW jo. artikel 115 lid 3 Rv. Dat betoog wordt verworpen.
2.7.
Artikel 115 lid 3 Rv maakt het onder meer mogelijk aan een gekozen woonplaats te betekenen indien een gedaagde in Nederland geen bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf heeft en het exploot in Nederland wordt gedaan aan de gedaagde in persoon, dan wel aan een door de gedaagde voor
deze zaakgekozen woonplaats. Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor.
Uit de als productie 2 bij dagvaarding in het geding gebrachte foto’s van het gehuurde en de omstandigheid dat [huurder] niet meer op het adres van het gehuurde staat ingeschreven, moet worden afgeleid dat [huurder] niet meer aan het adres van het gehuurde woonachtig is en dat [verhuurders] hiermee bekend waren. Ondanks het bepaalde in artikel 8.1 van het tussen partijen gesloten huurcontract, kan betekening in dat geval niet plaatsvinden door achterlating van het exploot in een gesloten envelop op het contractueel overeengekomen adres van het gehuurde, maar dient naar het oordeel van de kantonrechter betekening plaats te vinden op de formele wijze die is aangegeven in artikel 54 lid 2 Rv, te weten door betekening aan het parket van het openbaar ministerie bij dit gerecht en voorts door een uittreksel van het exploot zo spoedig mogelijk bekend te maken in een dagblad (vgl. Rechtbank Rotterdam, sector kanton, 16 augustus 2006, JHV 2006/220).
2.8.
De gemachtigde van [verhuurders] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat, indien de wijze van betekening van artikel 54 lid 2 Rv gevolgd had dienen te worden, hij dit bij voorkeur had vernomen na het indienen van het concept van de dagvaarding. De wijze van betekening is echter aan (de gemachtigde van) [verhuurders] voorbehouden en [huurder] had, ondanks de nietigheid van de dagvaarding, rechtsgeldig ter zitting van 29 oktober 2014 in het geding kunnen verschijnen (artikel 122 Rv).
2.9.
De conclusie van het voorgaande is dat het exploot van dagvaarding op grond van het bepaalde in artikel 66 lid 1 Rv nietig is. [verhuurders] worden overeenkomstig hun aanbod in de gelegenheid gesteld het gebrek te herstellen.
2.10.
Gelet op het door [verhuurders] eerder gedane verzoek tot verkorting van de dagvaardingstermijn enerzijds en hun belang bij een spoedige behandeling van dit kort geding anderzijds, zal de kantonrechter de dagvaardingstermijn als bedoeld in artikel 115 lid 2 Rv verkorten tot één maand.
2.11.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
verwijst de zaak naar de terechtzitting van
woensdag 10 december 2014 te 13.30 uur;
bepaalt dat [verhuurders] [huurder] voor voornoemde terechtzitting dienen op te roepen overeenkomstig het bepaalde in artikel 54 lid 2 Rv;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Smorenburg, kantonrechter, en bij vervroeging uitgesproken op 4 november 2014.