ECLI:NL:RBOBR:2014:6900

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 november 2014
Publicatiedatum
14 november 2014
Zaaknummer
14 _ 1371
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffing parkeerbelasting en overmacht bij vergunninghouders

In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiseres is opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch. Eiseres heeft op 22 maart 2014 een naheffingsaanslag van € 60,50 ontvangen, bestaande uit € 2,50 parkeerbelasting en € 58,00 aan naheffingskosten. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar is op 27 maart 2014 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 6 november 2014 heeft eiseres aangevoerd dat zij na een half uur zoeken geen parkeerplaats voor vergunninghouders kon vinden en dat er meer vergunningen zijn afgegeven dan er parkeerplaatsen beschikbaar zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres geen beroep op overmacht kan doen. De rechtbank stelt vast dat eiseres haar auto heeft geparkeerd zonder parkeerbelasting te voldoen, en dat de omstandigheden niet uitzonderlijk genoeg zijn om de verplichting tot betaling van parkeerbelasting te ontlopen.

De rechtbank heeft overwogen dat een vergunning voor een parkeerplaats een redelijke kans op een parkeerplaats biedt, maar geen garantie. Eiseres had de keuze om haar auto in een parkeergarage te parkeren, maar heeft dit om financiële redenen niet gedaan. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. Y.S. Klerk en is openbaar uitgesproken op 18 november 2014.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 14/1371

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2014 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

en

de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch, verweerder

(gemachtigden: mr. R.A.M.T. Claassen en J.H. Kieviets).

Procesverloop

Bij besluit van 22 maart 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een naheffingsaanslag parkeerbelasting ter hoogte van € 60,50 opgelegd, bestaande uit € 2,50 parkeerbelasting en € 58,00 naheffingskosten.
Bij uitspraak op bezwaar van 27 maart 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2014. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt vast dat de auto van eiseres ten tijde van het opleggen van de onderhavige naheffingsaanslag stond geparkeerd op een in het ‘Aanwijzingsbesluit parkeerplaatsen, tijdstip en wijze betaling parkeerbelastingen 2014’ aangewezen plaats en tijdstip, zonder dat daarvoor parkeerbelasting was voldaan. Het staat voorts vast dat eiseres geen parkeerbelasting heeft voldaan.
De rechtbank is daarom van oordeel dat, gelet op het bepaalde in de hier van toepassing zijnde ‘Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen ’s-Hertogenbosch 2014’ (de Verordening), de bevoegdheid bestond parkeerbelasting na te heffen.
2. De vraag die partijen verdeeld houdt, is of eiseres een beroep op overmacht toekomt.
In dit verband voert eiseres het volgende aan. Noch in sector 210 (Uilenburg) noch in
sector 211 (Vughterdriehoek), waar zij ook met een op haar naam gestelde vergunning mag parkeren, was een parkeerplaats voor vergunninghouders vrij. Eiseres heeft dit gemeld bij de dienst Stadstoezicht. Eiseres is toen meegedeeld dat zij gedurende een periode van twee uur mocht parkeren met parkeerschijf en parkeervergunning op een betaald parkeerplaats. Desgevraagd kon de medewerker van Stadstoezicht eiseres niet meedelen wat eiseres moest doen als zij haar auto daar langer dan twee uur zou moeten parkeren. Eiseres is toen rond 17:00 uur weggegaan en de volgende ochtend om 11:00 uur teruggekomen om de auto te verplaatsen. Eiseres is van mening dat de naheffingsaanslag onterecht is, omdat zij door een half uur te zoeken, haar best heeft gedaan een parkeerplaats voor vergunninghouders te vinden in sector 210; zij niet eerder terug kon zijn bij de auto dan de volgende ochtend om 11:00 uur; en zij van mening is dat zij niet twee keer behoeft te betalen voor een parkeerplaats.
3. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog. De feitelijke omstandigheden van het geval zijn naar het oordeel van de rechtbank niet dermate uitzonderlijk en buitengewoon dat zij tot gevolg hebben dat strikte naleving van de uit de Verordening voortvloeiende verschuldigdheid van parkeerbelasting redelijkerwijs niet van eiseres kan worden gevergd. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het haar buiten haar schuld, als gevolg van de omstandigheid dat er geen parkeerplaats voor vergunninghouders vrij was in sector 210, onmogelijk was om de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen. Het is de eigen keuze geweest van eiseres om geen parkeerkaartje te kopen of haar auto in een parkeergarage te plaatsen, terwijl zij wist dat zij niet binnen een periode van twee uur terug zou zijn om haar auto te verplaatsen en opnieuw te proberen haar auto in sector 210 of 211 te parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het gedurende een periode van twee uur door vergunningenhouders op een betaald parkeerplaats parkeren met parkeerschijf en parkeervergunning, maar zonder parkeerkaartje, een service is van de gemeente. Eiseres heeft niet onderbouwd dat sprake is van een - door verweerder nadrukkelijk weersproken - gedragslijn van de gemeente dat na een telefoontje aan de dienst Stadstoezicht met de melding dat alle plekken voor vergunningenhouders bezet zijn, ook langer dan twee uur op een betaald parkeerplaats geparkeerd mag worden. Het niet betalen van de parkeerbelasting blijft dan ook voor rekening van eiseres.
4. De omstandigheid dat meer parkeervergunningen voor sector 210 zijn uitgegeven dan er parkeerplaatsen voor vergunninghouders zijn, maak het oordeel van de rechtbank niet anders. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder heeft gesteld dat de verhouding parkeerplaatsen voor vergunninghouders en parkeervergunningen, ongeveer
1. op 1,5 bedraagt; in sector 210 zijn 60 vergunningen (inclusief bedrijfsvergunningen) afgegeven voor 40 parkeerplaatsen en in sector 211 175 vergunningen voor 115 parkeerplaatsen. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat metingen hebben uitgewezen dat de bezettingsgraad van de parkeerplaatsen voor vergunninghouders ongeveer 80% is. Eiseres heeft deze verhouding en dit percentage beaamd dan wel niet weersproken.
Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat met een parkeervergunning als die van eiseres
een redelijke kans op een parkeerplaats voor vergunninghouders bestaat, maar ook niet meer dan dat. Blijkens het verhandelde ter zitting was eiseres zich daar ook van bewust. Eiseres heeft immers verklaard om financiële redenen niet te hebben gekozen voor een vaste parkeerplaats in de parkeergarage, omdat parkeren daar haar vier keer zoveel kost. De rechtbank overweegt dat het aan eiseres is om te kiezen tussen een gegarandeerde parkeerplaats in een parkeergarage enerzijds en een redelijke kans op een parkeerplaats voor vergunninghouders, met het risico zo af en toe apart te moeten betalen voor een betaald parkeerplaats, anderzijds.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.S. Klerk, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.R. Hoeksema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
18 november 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.