Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 3 maart 2014 in de zaken tussen
hierna gezamenlijk te noemen: eisers
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 3 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen meerdere eisers, bewoners van chalets op een recreatiepark, en de heffingsambtenaar van de gemeente Oss. De eisers hadden bezwaar gemaakt tegen de leges die hen waren opgelegd voor het aanvragen van persoonsgebonden gedoogbeschikkingen voor het permanent bewonen van hun recreatieverblijven. De rechtbank constateerde dat de gemachtigde van de eisers in strijd met de wet met één bezwaarschrift namens meerdere eisers bezwaar had gemaakt, wat leidde tot formele gebreken in de uitspraken op bezwaar. Echter, de rechtbank oordeelde dat de eisers niet in hun belangen waren geschaad door deze gebreken, en besloot het gebrek te passeren op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank oordeelde verder dat de leges die door de gemeente waren geheven, rechtmatig waren, omdat de werkzaamheden van de gemeente bij het verlenen van gedoogbeschikkingen in overwegende mate verband hielden met het individuele belang van de eisers. De rechtbank verwierp de argumenten van de eisers dat de legesheffing willekeurig en onredelijk was, en dat er geen recreatieverblijf op het opgegeven adres was gevestigd. De rechtbank verklaarde de beroepen van de eisers met verschillende zaaknummers niet-ontvankelijk en ongegrond, en oordeelde dat de griffierechten in sommige gevallen ten onrechte waren geheven, wat leidde tot restitutie van deze kosten aan de eisers. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het indienen van bezwaarschriften en de gevolgen van formele gebreken in bestuursprocedures.