ECLI:NL:RBOBR:2015:2227

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 april 2015
Publicatiedatum
17 april 2015
Zaaknummer
14_3922
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vastgestelde waarde van een agrarisch object en de proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 20 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een agrariër, en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant. Eiser had beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar, die op 20 april 2014 de waarde van zijn agrarisch bedrijf had vastgesteld op € 1.270.000 op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Na bezwaar was deze waarde verlaagd naar € 1.224.000, maar eiser was het niet eens met de toegewezen proceskostenvergoeding van € 532,30 en stelde dat er meer uren vergoed moesten worden voor het taxatierapport van zijn taxateur.

Tijdens de zitting op 14 april 2015 trok eiser de gronden tegen de vastgestelde waarde in, waardoor alleen de proceskostenvergoeding ter discussie stond. De rechtbank oordeelde dat de taxateur van eiser, R. van Els, geen inpandige opname had gedaan en dat de werkzaamheden die hij had verricht, zoals het raadplegen van internetbronnen en het invullen van gegevens, in twee uur konden worden uitgevoerd. De rechtbank vond de vergoeding van € 157,30 voor deze werkzaamheden redelijk.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 april 2015, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 14/3922

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 april 2015 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: G. Gieben),
en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant, verweerder(gemachtigde: mr. B.L. Meijer).

Procesverloop

Bij beschikking van 20 april 2014, vervat in een op die datum gedagtekend aanslagbiljet, heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] (hierna: het agrarisch bedrijf), per waardepeildatum 1 januari 2013, voor het kalenderjaar 2014, vastgesteld op € 1.270.000. In dit geschrift is tevens de aanslag gemeentelijke heffingen voor het kalenderjaar 2014 bekend gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 30 september 2014 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder de waarde van de woning verlaagd naar € 1.224.000 en tevens de daarop gebaseerde aanslag dienovereenkomstig verminderd. Tevens heeft verweerder een proceskostenvergoeding van € 532,30 toegekend.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 april 2015. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door B.M.T. Claassen, kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door zijn taxateur C.L.M. van Summeren.

Overwegingen

Geschil en beoordeling
1. Ter zitting heeft eiser de gronden die gericht waren tegen de door verweerder vastgestelde waarde van het agrarisch bedrijf, ingetrokken. In geschil is nog slechts de proceskostenvergoeding die verweerder in de bestreden uitspraak heeft toegekend.
2. Verweerder heeft in verband met het door eisers taxateur R. van Els opgestelde rapport van 11 september 2014 een bedrag van € 157,30 vergoed (twee uur à € 78,65, inclusief BTW). Uit navraag bij verweerders eigen taxateur is gebleken dat voor het uitbrengen van dit rapport een tijdsbestek van twee uur meer dan reëel is, omdat geen inpandige opname heeft plaatsgevonden; in het rapport gebruik is gemaakt van de taxatieopbouw in verweerders taxatieverslag; en eisers taxateur slechts het Kadaster, Kadata, de database van de Nederlandse Vereniging van Makelaars, Funda, het Bodemloket en overige bronnen op internet heeft gebruikt.
3. Eiser voert aan dat in ieder geval zes uur vergoed moet worden voor het uitbrengen van het rapport door eisers taxateur, omdat aan dit rapport een inpandige opname van een niet-woning ten grondslag ligt.
4. De rechtbank wijst er allereerst op dat in de “Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties” voor het aantal uren van de taxatie van een niet-woning geen norm is gesteld, omdat de aard van de objecten hiervoor te divers is. Zij overweegt voorts dat uit het rapport van Van Els op geen enkele wijze blijkt dat deze taxateur het agrarisch bedrijf heeft bezocht, laat staan dat hij een inpandige opname heeft uitgevoerd. Het ligt op de weg van een professioneel taxateur om in zijn rapport de datum te vermelden waarop het object (inpandig) is opgenomen. De rechtbank acht het daarom niet aannemelijk dat in dit geval een (inpandige) opname heeft plaatsgehad. Van Els heeft blijkens het rapport slechts gebruikgemaakt van gegevens die gemakkelijk vanachter een bureau te achterhalen zijn. De matrix in het rapport gaat uit van de objectkenmerken zoals die zijn opgenomen in het door verweerder in bezwaar verstrekte taxatieverslag. Een eigen beoordeling van de objectkenmerken lijkt niet te hebben plaatsgehad. Zo gaat Van Els er in zijn rapport ten onrechte van uit dat de woning twee (in plaats van drie) dakkapellen heeft en dat de paardenstal in het jaar 2000 (in plaats van in 1978) is gebouwd. Het invullen en overnemen van (in hoofdzaak) door verweerder verstrekte gegevens en het raadplegen van diverse internetbronnen zijn werkzaamheden die ook naar het oordeel van de rechtbank ruimschoots in twee uur kunnen worden verricht. De rechtbank acht de door verweerder toegekende vergoeding voor het taxatierapport van
Van Els van € 157,30 (inclusief BTW) voor een tijdsbesteding van twee uur daarom redelijk.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.S. Klerk, voorzitter, en mr. M. van de Brink en
mr. F.M. Tadic, leden, in aanwezigheid van E.H.J.M.T. van der Steen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 april 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.