ECLI:NL:RBOBR:2015:3338

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 juni 2015
Publicatiedatum
10 juni 2015
Zaaknummer
C/01/292268 / BP RK 15-348
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot inroepen van huurbeding en ontruiming van huurders in verband met hypotheekrecht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 4 juni 2015 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van ING Bank N.V. tot het inroepen van een huurbeding en ontruiming van huurders. De procedure is gestart met een verzoekschrift op 9 april 2015, waarbij de huurders opgeroepen zijn om ter zitting te verschijnen. Tijdens de zitting op 29 mei 2015 zijn de hypotheekgevers en hun advocaten verschenen, maar de huurders zijn niet komen opdagen.

De ING Bank N.V. heeft verzocht om verlof om het huurbeding, zoals opgenomen in de hypotheekakte, in te roepen. Dit huurbeding verbiedt de hypotheekgevers om de onroerende zaak te verhuren zonder schriftelijke toestemming van de bank. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de hypotheekgever ter zitting heeft betwist dat er huurders in de woning aanwezig zijn, maar dat deze verklaring niet voldoende is om aan te nemen dat het onderpand niet wordt verhuurd. De voorzieningenrechter heeft daarbij verwezen naar de gewijzigde wetgeving per 1 januari 2015, die de verplichtingen van de hypotheekhouder bij het inroepen van het huurbeding verduidelijkt.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de situatie zoals beschreven in artikel 3:264, lid 1, onder c BW niet van toepassing is, en dat de bank verplicht is het huurbeding in te roepen. De beslissing houdt in dat de huurders binnen 14 dagen na betekening van de beschikking het pand moeten ontruimen. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de beschikking uitvoerbaar is bij voorraad, wat betekent dat de bank direct kan overgaan tot uitvoering van de ontruiming indien nodig.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rekestnummer: C/01/292268 / BP RK 15-348
Beschikking van de voorzieningenrechter van 4 juni 2015
in de zaak van
naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
advocaat mr. T.J.P. Jager te Amsterdam,
tegen
[hypotheekgeefster],
wonende te [woonplaats],
hypotheekgeefster,
advocaat mr. P.L.O. van de Waarsenburg te Nijmegen,
en
[hypotheekgever],
wonende te [woonplaats],
hypotheekgever,
verschenen in persoon,
en
ÉÉN OF MEER ONBEKENDE (ONDER)HUURDERS, VERBLIJVEND IN HET PERCEEL AAN [adres],
wonende te [woonplaats],
huurders,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
De procedure blijkt uit
  • het verzoekschrift van 9 april 2015 met bijlagen
  • de mondelinge behandeling op 29 mei 2015 om 9.15 uur.
1.2.
Verzoekster, hypotheekgevers en huurders zijn opgeroepen om ter zitting van 29 mei 2015 om 9.15 uur te verschijnen, teneinde op het verzoek te worden gehoord. Ter zitting verscheen voor verzoekster mr. J. Voskamp, kantoorgenote van mr. Jager. Voorts is verschenen [hypotheekgeefster], bijgestaan door mr. Van de Waarsenburg en [hypotheekgever]
Hoewel behoorlijk opgeroepen, zijn huurders niet ter zitting verschenen.
1.3.
Vervolgens is beschikking bepaald op heden.

2.Het verzoek en de beoordeling

2.1.
Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van verlof om een beroep te doen op het huurbeding als bedoeld in art. 3:264 leden 5 en 6 BW, alsmede tot ontruiming van de huurders van het woonhuis met ondergrond, erf, tuin en verdere aanhorigheden, plaatselijk bekend [adres], kadastraal bekend gemeente [plaats], sectie B, nummer 3168, binnen 14 dagen na betekening van de in deze te geven beschikking.
2.2.
Verzoekster heeft bij deurwaardersexploot van 27 maart 2015 aan de huurders aangezegd dat tot openbare verkoop zal worden overgegaan op 2 juli 2015 alsmede dat het huurbeding jegens hen zal worden ingeroepen.
2.3.
In de hypotheekakte is een huurbeding opgenomen als bedoeld in artikel 3:264 BW, op grond waarvan het de hypotheekgevers niet is toegestaan de onroerende zaak te verhuren, te verpachten of op enigerlei wijze in gebruik te geven, zonder schriftelijke toestemming van verzoekster.
2.4.
Artikel 3:264, lid 1 BW is per 1 januari 2015 gewijzigd, in die zin dat de hypotheekhouder verplicht is het huurbeding in te roepen voorafgaand aan de veiling en dat hij slechts om drie redenen daarvan kan afzien, te weten indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat:
de instandhouding van de huurovereenkomst in het belang is van de opbrengst bij de openbare verkoop; of
ook met instandhouding van de huurovereenkomst kennelijk een voldoende opbrengst zal worden verkregen om alle hypotheekhouders die het beding hebben gemaakt en het jegens de huurder kunnen inroepen te voldoen; of
er geen personen krachtens huurovereenkomst gebruik kunnen maken van het bezwaarde goed op het moment van bekendmaking van de executoriale verkoop.
In de Memorie van Toelichting op de gewijzigde wettekst wordt als voorbeeld van de situatie dat er geen sprake is van verhuur of onderhuur en dat dit in voldoende mate vast staat (uitzondering onder c) genoemd de situatie dat de hypotheekhouder bekend is met de feitelijke situatie ter plaatse en zich ervan vergewist heeft dat in de onroerende zaak waarop het hypotheekrecht rust geen andere personen dan de eigenaar en zijn huisgenoten wonen.
2.5.
Anders dan in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg van 15 april 2015 (ECLI:NL:RBLIM:2015:3202), waarnaar mr. Van de Waarsenburg ter zitting heeft verwezen, doet zich in casu de situatie als omschreven in artikel 3:264, lid 1, onder c BW niet voor. [hypotheekgeefster] heeft ter zitting wel uitdrukkelijk betwist dat zich in de woning huurders bevinden, maar daarmee staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter, anders dan in de zaak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg van 15 april 2015, waar vast stond dat het onderpand leeg stond en dat de woning met medewerking van de eigenaar de woning onbewoond zou worden opgeleverd, niet in voldoende mate vast dat het onderpand niet wordt verhuurd. De enkele verklaring van [hypotheekgeefster] dat zich geen huurders in de woning bevinden, is daarvoor onvoldoende. Nu de uitzondering als genoemd in artikel 3:264, lid 1, onder c BW zich in casu niet voordoet, is de bank verplicht het huurbeding jegens huurders in te roepen. Daarbij komt dat verzoekster in dit verband nog naar voren heeft gebracht dat zij door middel van een toewijzende beschikking van de rechtbank tijdens de veiling (2 juli 2015) aan potentiële kopers wil kunnen laten zien dat het pand vrij van huur is, zodat dit geen belemmering vormt voor potentiële (particuliere) kopers om eventueel een bod te doen. De ervaring leert, aldus verzoekster, dat als er geen beschikking van de voorzieningenrechter is, dit tot onrust kan leiden op de veiling, hetgeen onmiddellijk een waarde drukkend effect heeft op de eventuele biedingen die zullen worden gedaan. De enkele verklaring van [hypotheekgeefster] dat zich geen huurders in de woning bevinden, biedt op een veiling onvoldoende zekerheid.
2.6.
Gezien het voorgaande zal het verzoek worden toegewezen als na te melden.
2.7.
De verzochte machtiging om de beschikking zelf ten uitvoer te mogen leggen, desnoods met behulp van de sterke arm van politie en justitie, zal worden afgewezen nu die machtiging, gelet op het bepaalde in de artikelen 556 lid 1 en 557 Rv, overbodig is.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verleent verlof aan verzoekster om het huurbeding in te roepen tegen de huurders,
3.2.
veroordeelt huurders om het woonhuis met ondergrond, erf, tuin en verdere aanhorigheden, plaatselijk bekend [adres], kadastraal bekend gemeente [plaats], sectie B, nummer 3168, te ontruimen met al de zijnen en al het zijne en om dat pand met afgifte van de sleutels aan verzoekster ter vrije beschikking te stellen,
3.3.
bepaalt dat gedurende een termijn van 14 dagen na de betekening van de beschikking aan de huurders niet ontruimd mag worden,
3.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2015.