Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het verzoekschrift van 9 april 2015 met bijlagen
- de mondelinge behandeling op 29 mei 2015 om 9.15 uur.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 4 juni 2015 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van ING Bank N.V. tot het inroepen van een huurbeding en ontruiming van huurders. De procedure is gestart met een verzoekschrift op 9 april 2015, waarbij de huurders opgeroepen zijn om ter zitting te verschijnen. Tijdens de zitting op 29 mei 2015 zijn de hypotheekgevers en hun advocaten verschenen, maar de huurders zijn niet komen opdagen.
De ING Bank N.V. heeft verzocht om verlof om het huurbeding, zoals opgenomen in de hypotheekakte, in te roepen. Dit huurbeding verbiedt de hypotheekgevers om de onroerende zaak te verhuren zonder schriftelijke toestemming van de bank. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de hypotheekgever ter zitting heeft betwist dat er huurders in de woning aanwezig zijn, maar dat deze verklaring niet voldoende is om aan te nemen dat het onderpand niet wordt verhuurd. De voorzieningenrechter heeft daarbij verwezen naar de gewijzigde wetgeving per 1 januari 2015, die de verplichtingen van de hypotheekhouder bij het inroepen van het huurbeding verduidelijkt.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de situatie zoals beschreven in artikel 3:264, lid 1, onder c BW niet van toepassing is, en dat de bank verplicht is het huurbeding in te roepen. De beslissing houdt in dat de huurders binnen 14 dagen na betekening van de beschikking het pand moeten ontruimen. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de beschikking uitvoerbaar is bij voorraad, wat betekent dat de bank direct kan overgaan tot uitvoering van de ontruiming indien nodig.