ECLI:NL:RBOBR:2015:5334

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 september 2015
Publicatiedatum
11 september 2015
Zaaknummer
15_1470
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres na beoordeling van geschiktheid voor arbeid

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 14 september 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had een uitkering op grond van de Ziektewet, maar deze werd door verweerder beëindigd per 21 januari 2015. Eiseres was van mening dat zij ongeschikt was voor arbeid, terwijl verweerder stelde dat zij geschikt was voor bepaalde functies die eerder waren vastgesteld in het kader van de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij de medische beoordeling van de verzekeringsartsen van belang was. Eiseres had psychische klachten en was onder behandeling van een psychologe, die aangaf dat zij nog niet in staat was om te werken. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsartsen hun conclusies voldoende onderbouwd hadden en dat er geen aanleiding was om aan de juistheid van hun beoordeling te twijfelen. De rechtbank concludeerde dat eiseres geschikt was voor de functie van administratief medewerker, ondanks haar beperkingen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de beëindiging van de Ziektewet-uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
Zaaknummer: SHE 15/1470

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 september 2015 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
(gemachtigde: E.A.M. Vervoort-ter Haar).

Procesverloop

Bij besluit van 16 januari 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat eiseres met ingang van 21 januari 2015 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Bij besluit van 15 april 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juli 2015. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Eiseres was laatstelijk werkzaam als medewerkster thuiszorgwinkel. Per 10 mei 2011 is haar een uitkering op grond van de Werkloosheidswet toegekend. Zij heeft sindsdien niet meer gewerkt.
Op 5 februari 2013 heeft eiseres zich arbeidsongeschikt gemeld wegens privé-gerelateerde psychische klachten en schouderklachten. Bij de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling is vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk, medewerkster thuiszorg, maar dat zij wèl de functies werkplanner/receptionist garage (SBC-code 521011), administratief medewerker afhandelingen (SBC-code 515080) en productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) kan verrichten. Als reservefuncties zijn telefoniste/receptioniste (SBC-code 315120) en administratief medewerker (beginnend) (SBC-code 315090) geduid. Eiseres is hiermee op de toetsdatum 4 februari 2014 minder dan 35% arbeidsongeschikt. Bij besluit van 14 januari 2014 heeft verweerder de ZW-uitkering van eiseres per 5 maart 2014 beëindigd.
Op 7 juli 2014 heeft eiseres zich arbeidsongeschikt gemeld wegens psychische klachten. Bij besluit van 3 september 2014 is aan eiseres per 23 september 2014 een ZW-uitkering toegekend.
2. Aan de orde is de vraag of eiseres per 21 januari 2015 al dan niet ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte.
3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres per 21 januari 2015 geschikt is voor één van de in het kader van de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling geduide functies.
4. Eiseres heeft aangevoerd dat zij onder behandeling is van een psychologe en dat deze van mening is dat eiseres op dit moment nog niet in staat is om aan het arbeidsproces deel te nemen.
5. De rechtbank oordeelt dat de medische beperkingen van eiseres tot het verrichten van arbeid niet zijn onderschat. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de beoordeling door verweerders verzekeringsartsen. De primaire verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en eiseres gezien tijdens het spreekuur van 10 oktober 2014. Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep (B&B) heeft het dossier bestudeerd, en hij heeft kennis genomen van het bezwaarschrift en eiseres op de hoorzitting op 11 maart 2015 gezien. Laatstgenoemde arts heeft de fysieke beperkingen die vastgelegd waren in de Functionele Mogelijkhedenlijst van 13 december 2013 (die ten grondslag lag aan het besluit van 14 januari 2014), aangevuld met beperkingen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren en de werktijden. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsartsen hun bevindingen en conclusies voldoende inzichtelijk en consistent geformuleerd. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de verzekeringsarts B&B de door eiseres in bezwaar ingebrachte (medische) informatie, te weten het behandelplan van GZ-psychologe BIG, drs. M. van der Burgh, van 26 januari 2015, kenbaar heeft betrokken in zijn oordeelsvorming. Er is duidelijk en kenbaar rekening gehouden met een (deels) beperkte belastbaarheid van eiseres ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren van eiseres, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden, als gevolg van depressieve en lichamelijke klachten. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd, geen aanleiding om van andersluidende of zwaardere beperkingen uit te gaan, met name omdat eiseres geen verdere informatie heeft aangeleverd die aanleiding geeft om aan de juistheid van het rapport van de verzekeringsarts B&B te twijfelen.
6. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) wordt onder “haar arbeid” verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte arbeid (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 29 juli 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2518). De rechtbank is echter van oordeel dat in een geval als dit, waarin in het kader van een Eerstejaars Ziektewet-beoordeling vastgesteld is dat de betrokkene niet geschikt is voor de laatstelijk feitelijk verrichte arbeid (in dit geval: medewerkster thuiszorgwinkel) en nadien niet in enig werk heeft hervat, als maatstaf gangbare arbeid geldt, zoals die is geconcretiseerd bij de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling. Het gaat dan om elk van de functies afzonderlijk, zodat voldoende is wanneer de hersteldmelding wordt gedragen door tenminste één van de functies die geselecteerd zijn in het kader van de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling. Daarbij gaat het niet alleen om de functies die aan de berekening van de resterende verdiencapaciteit ten grondslag hebben gelegen, maar om alle functies die betrokkene in het kader van de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling zijn voorgehouden. Voor dit oordeel heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de jurisprudentie van de CRvB in de gevallen waarin een verzekerde in het kader van een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geschikt is geacht voor passende functies en niet in enige arbeid heeft hervat, maar een WW-uitkering ontvangt en zich ziek heeft gemeld (zie, behalve de zojuist genoemde uitspraak, bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 21 oktober 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BK0979).
7. De functies receptionist garage en administratief medewerker afhandelingen (SBC-code 515080) acht verweerder niet langer geschikt. Concreet betekent dit dat vastgesteld moet worden of eiseres geschikt is voor een van de functies productiemedewerker industrie, telefonist/receptionist en administratief medewerker (beginnend).
8. De rechtbank heeft enige twijfel over de geschiktheid van de functie van productiemedewerker industrie, gelet op de voor eiseres geldende beperking ten aanzien van werken zonder verhoogd persoonlijk risico, en van de functie telefonist, receptionist in verband met haar beperking voor conflicthantering. De rechtbank acht eiseres echter in ieder geval geschikt voor de functie van administratief medewerker (beginnend). De rechtbank acht in het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 12 maart 2015 voldoende toegelicht waarom deze functie, ondanks de zogenoemde signaleringen, toch geschikt is voor eiseres.
9. Dat betekent dat verweerder terecht de ZW-uitkering van eiseres met ingang van 21 januari 2015 heeft beëindigd.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.S. Klerk, rechter, in aanwezigheid van
mr. U.F.B. van Berkel - de Jongh, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
14 september 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.