ECLI:NL:RBOBR:2015:5556

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 september 2015
Publicatiedatum
25 september 2015
Zaaknummer
15_904
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens termijnoverschrijding bij WOZ-zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 28 september 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Eiser had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Vught, die de waarde van zijn onroerende zaak had vastgesteld op € 533.000,- voor het kalenderjaar 2014. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn beroep te laat had ingediend. De termijn voor het indienen van beroep bedraagt zes weken, en de laatste dag van deze termijn was 24 maart 2015. Eiser heeft op die dag om 23:37 uur een e-mail verzonden naar een algemeen e-mailadres van de rechtbank, dat niet bedoeld is voor juridische procedures. Deze e-mail werd pas op 25 maart 2015 doorgestuurd naar de griffie, die eiser op dezelfde dag informeerde dat e-mailverkeer voor juridische procedures niet mogelijk is. Eiser heeft vervolgens pas na het verstrijken van de termijn per brief beroep ingesteld, maar deze brief kwam pas op 26 maart 2015 bij de rechtbank aan.

De rechtbank oordeelde dat het indienen van het beroepschrift buiten de termijn niet verontschuldigbaar was. Eiser had tot het allerlaatste moment gewacht met het indienen van zijn beroep en had de informatie op de website van de rechtbank moeten raadplegen, waar duidelijk stond aangegeven hoe digitaal beroep kon worden ingesteld. De rechtbank concludeerde dat eiser geen herstelmogelijkheid behoefde te worden geboden, omdat hij niet het officiële digitale loket had gebruikt. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 15/904

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 september 2015 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Vught, verweerder

(gemachtigde: mr. A.G. Hendriks).

Procesverloop

Bij beschikking van 28 februari 2014, vervat in een op die datum gedagtekend aanslagbiljet, heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2013, voor het kalenderjaar 2014, vastgesteld op
€ 533.000,-. In dit geschrift is tevens de aanslag onroerende-zaakbelastingen (OZB) voor het kalenderjaar 2014 bekend gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 10 februari 2015 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder de waarde van de woning gehandhaafd.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juli 2015. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 6:4, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb geschiedt het instellen van beroep bij een bestuursrechter door het indienen van een beroepschrift bij die rechter.
2. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 30, eerste lid, van de Wet WOZ in samenhang met artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen op de dag na die van dagtekening van de uitspraak op bezwaar, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, moet het beroep niet-ontvankelijk verklaard worden. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan wordt op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege gelaten.
3. In Afdeling 2.3 van de Awb zijn bepalingen neergelegd betreffende het verkeer langs elektronische weg tussen burgers en bestuursorganen. Op grond van artikel 8:40a van de Awb is deze Afdeling van overeenkomstige toepassing op het verkeer met de bestuursrechter. In artikel 8:40a, tweede lid, van de Awb is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels kunnen worden gesteld over het elektronische verkeer met de bestuursrechter. Dit is gebeurd in het Besluit elektronisch verkeer met de bestuursrechter (Besluit). In artikel 1, eerste lid, van het Besluit is bepaald dat beroep bij de bestuursrechter slechts langs elektronische weg kan worden ingesteld op een vanwege de gerechten aangegeven wijze. In artikel 2a van de Procesregeling bestuursrecht 2013 (gepubliceerd in de Staatscourant op 31 maart 2014, nr. 9197) is bepaald dat de rechtbank een elektronisch ingediend beroep- of verzoekschrift uitsluitend in behandeling neemt indien het is ingediend via een van de webapplicaties van de rechtbank (http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht).
4. Niet in geschil is, dat de laatste dag van de beroepstermijn 24 maart 2015 is.
5. Eiser heeft op 24 maart 2015 rond 23.37 uur per e-mail beoogd beroep in te stellen. Deze e-mail heeft hij verzonden aan het e-mailadres info.rechtbanksHertogenbosch@rechtspraak.nl. Dit betreft het e-mailadres van de algemene publieksvoorlichtingsbus van de rechtbank Oost-Brabant. Ter zitting heeft eiser aangegeven dat hij dit adres via internet heeft gevonden.
De algemene publieksvoorlichtingsbus heeft eisers e-mail op 25 maart 2015 per e-mail doorgestuurd naar de griffie van het team Bestuursrecht. Deze heeft eiser op dezelfde dag per e-mail laten weten dat e-mailverkeer in juridische procedures bij het team Bestuursrecht niet mogelijk is. Eiser heeft na het verstrijken van de beroepstermijn per brief bij de bestuursrechter van deze rechtbank beroep ingesteld. Op deze brief bevindt zich geen poststempel met datum. Dit beroepschrift is bij de rechtbank op 26 maart 2015 binnengekomen.
6. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift buiten de beroepstermijn bij de bestuursrechter is ingediend. De rechtbank acht dit niet verontschuldigbaar. Dat eiser pas op 25 maart 2015, derhalve ná het verstrijken van de beroepstermijn, door de rechtbank is geïnformeerd over het feit dat hij geen beroep kan instellen per e-mail, komt voor zijn risico, nu hij tot het allerlaatste moment heeft gewacht met het sturen van de e-mail waarmee hij beoogde beroep in te stellen. Bovendien is op www.rechtspraak.nl bij het hierboven genoemde e-mailadres duidelijk aangegeven dat dit adres niet voor juridische procedures kan worden gebruikt. Voorts is op deze website duidelijk aangegeven hoe digitaal beroep kan worden ingesteld.
De rechtbank is ook van oordeel dat eiser geen herstelmogelijkheid behoefde te worden geboden, omdat eiser niet het officiële digitale loket dat is opengesteld voor beroepschriften, heeft gebruikt, maar een e-mailadres van de rechtbank dat daarvoor uitdrukkelijk níet is opengesteld. Eiser had dit, gelet op de informatie op www.rechtspraak.nl, redelijkerwijs kunnen weten.
7. Het beroep is wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.S. Klerk, rechter, in aanwezigheid van M. Brok, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 september 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.