Overwegingen
1. Op 7 mei 2014 is door verweerder de door eiseres ingediende aanvraag ontvangen voor een omgevingsvergunning voor een verbouwing van het pand aan [adres] te [woonplaats] (plaatsen van een aanbouw). Bij besluit van 19 mei 2014 heeft het college van burgemeester en wethouders (B&W) aan eiseres de omgevingsvergunning verleend. Verweerder heeft bij aanslag met dagtekening 19 mei 2014 voor het in behandeling nemen van de hiervoor genoemde aanvraag bouwleges geheven. In geschil is of verweerder deze leges terecht in rekening heeft gebracht.
2. Eiseres heeft aangevoerd dat de aanbouw gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid is gebouwd. Volgens eiseres heeft verweerder de ROEB-tabel daarom ten onrechte als uitgangspunt gebruikt voor de vaststelling van de bouwkosten. De bouwkosten moeten volgens eiseres worden vastgesteld op basis van de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van de aanbouw. De aanbouw is sober uitgevoerd. Eiseres heeft getracht de bouwkosten zo laag mogelijk te houden door hergebruik van materialen. De fundering is op staal (op zandgrond), wat minder kost dan andere vormen van funderen. Een goedkope aannemer [bedrijf] heeft op regiebasis, tegen een uurtarief van € 15 per uur (excl. BTW), de fundering, de muren, ramen/kozijnen, het houtwerk van het dak en de elektrische installatie aangebracht en daarvoor een totale aanneemsom van € 16.700 (excl. BTW) aan eiseres in rekening gebracht. Eiseres heeft de metselstenen, het isolatiemateriaal en de platen ten behoeve van het boeiboord zelf aan de aannemer aangeleverd. Eiseres en haar partner hebben zelf de dakbedekking en het gipsplatenplafond aangebracht. Eiseres heeft een berekening gemaakt van de prijs die daarvoor in economisch verkeer aan een derde moet worden betaald, waarbij zij is uitgegaan van hetzelfde uurtarief als de aannemer (€ 15 per uur), een tijdsbesteding van 24 uur voor de dakbedekking en 24 uur voor het gipsplatenplafond en de materiaalkosten (excl. BTW). De totale bouwkosten bedragen volgens de berekening van eiseres € 22.288 (excl. BTW) en de leges zouden naar haar mening € 517,30 moeten bedragen. Ter onderbouwing van de door haar gestelde bouwkosten heeft eiseres facturen overgelegd.
3. Verweerder heeft gesteld dat op grond van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2014 van de gemeente Someren (Legesverordening) en de daarbij behorende Tarieventabel (Tarieventabel) bij het bepalen van de hoogte van de bouwkosten uitgegaan moet worden van de actuele prijzen per eenheid zoals vermeld in het ROEB-overzicht. Volgens verweerder vloeit uit de redactie en de inhoud van 2.1.1.2 van de Tarieventabel voort dat slechts in die gevallen waarin de bouwkosten niet kunnen worden bepaald aan de hand van het ROEB-overzicht, plaats is voor het vaststellen van de bouwkosten op één van de overige manieren die in 2.1.1.2 van de Tarieventabel worden genoemd (de aannemingssom exclusief BTW, een raming exclusief BTW of de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald). Nu het in dit geval mogelijk is de bouwkosten aan de hand van het ROEB-overzicht te bepalen, móeten deze dus volgens verweerder ook aan de hand van dat overzicht worden vastgesteld en is het niet relevant dat de bouw gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid is geschied. Verweerder vindt de door eiseres genoemde prijzen niet realistisch. Deze uurprijzen komen geenszins overeen met uurprijzen in de markt. Ook is volgens verweerder niet na te gaan of alle offertes door eiseres zijn overgelegd. Verweerder is van mening dat het totaalbedrag onmogelijk kan passen bij de bouw zoals uitgevoerd.
4. In Titel 2, Hoofdstuk 1, 2.1.1.2 van de Tarieventabel is de begripsomschrijving van bouwkosten neergelegd. Deze luidt – voor zover thans relevant – als volgt:
Bij het bepalen van de hoogte van de bouwkosten wordt uitgegaan van de actuele prijzen per eenheid zoals die jaarlijks worden vastgesteld door het ROEB (Regionaal Overleg Eindhoven Bouwtoezicht) en bij deze tarieventabel als bijlage zijn opgenomen.
Indien de bouwkosten niet kunnen worden bepaald aan de hand van het hiervoor genoemde ROEB-overzicht, wordt onder bouwkosten verstaan: de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten, exclusief omzetbelasting, bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt, wordt in deze titel onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft. (…)
5. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank allereerst vast dat eiseres onbetwist heeft gesteld dat de aanbouw gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid van haar en haar partner is gebouwd. Uit de laatste volzin van de tweede alinea van de in Titel 2, Hoofdstuk 1, 2.1.1.2 van de Tarieventabel opgenomen definitie van bouwkosten volgt dat, indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt, in deze titel onder bouwkosten wordt verstaan de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat verweerder de bouwkosten ten onrechte aan de hand van het ROEB-overzicht heeft vastgesteld. De rechtbank verwijst in dit verband naar de arresten van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 13 juni 2014 (ECLI:NL:GHSHE:2014:1771) en 20 maart 2015 (ECLI:NL:GHSHE:2015:983). 6. Anders dan verweerder meent, brengt de redactie van 2.1.1.2 van de Tarieventabel niet met zich dat de bouwkosten van de aanbouw aan de hand van het ROEB-overzicht moeten worden vastgesteld. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat hij uit de eerste zin van de tweede alinea van 2.1.1.2 afleidt dat de bouwkosten, als deze een bouwwerk betreffen dat voorkomt op het ROEB-overzicht, aan de hand van dat overzicht moeten worden vastgesteld, ongeacht of het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid is geschied. Nu op het ROEB-overzicht de categorie ‘woninguitbreidingen en verbouwingen’ voorkomt, kunnen en moeten de bouwkosten in het onderhavige geval volgens verweerder dus op basis van het ROEB-overzicht worden vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat verweerder hiermee een verkeerde uitleg aan 2.1.1.2 van de Tarieventabel geeft. Hoewel de in 2.1.1.2 van de Tarieventabel opgenomen definitie van bouwkosten wetgevingstechnisch niet de schoonheidsprijs verdient, blijkt daaruit naar het oordeel van de rechtbank ondubbelzinnig op welke wijze de bouwkosten moeten worden vastgesteld, als het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid is geschied. Uit de bewoordingen van de laatste volzin van de tweede alinea van 2.1.1.2 van de Tarieventabel, meer in het bijzonder uit de zinsnede ‘wordt in deze titel onder bouwkosten verstaan’, volgt dat het de bedoeling van de gemeentelijke wetgever is geweest daarin een definitie van bouwkosten neer te leggen voor alle gevallen waarin het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid is geschied, ongeacht of het betreffende bouwwerk tevens in één of meer van de categorieën van het ROEB-overzicht valt. De uitleg die verweerder aan 2.1.1.2. van de Tarieventabel geeft, is daarmee niet alleen in strijd, maar komt er bovendien op neer dat in alle gevallen waarin een bouwwerk in één van de categorieën van het ROEB-overzicht valt, de laatste volzin van de tweede alinea van 2.1.1.2 van de Tarieventabel zinledig wordt. Dat kan niet de bedoeling van de gemeentelijke wetgever zijn geweest. Dat, zoals verweerder heeft betoogd, in de in 2.1.1.2 van de Tarieventabel opgenomen definitie een witregel is opgenomen tussen de eerste en de tweede alinea van die definitie, maakt het voorgaande niet anders. Ook het door verweerder ter onderbouwing van zijn standpunt genoemde arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 19 februari 2015 (ECLI:NL:GHSHE:2015:586) kan verweerder niet baten, nu daaruit niet blijkt dat in de betreffende zaak ook sprake was van een bouwwerk dat geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid is gebouwd. 7. Eiseres heeft met de door haar ingebrachte berekening en facturen gemotiveerd gesteld dat de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van de aanbouw niet hoger is te stellen dan € 22.288. Alsdan brengt een redelijke verdeling van de bewijslast met zich dat verweerder, die voor de berekening van de verschuldigde leges uit wenst te gaan van een hogere prijs, die hogere prijs aannemelijk maakt. De rechtbank constateert dat verweerder zich in dit verband uitsluitend op het ROEB-overzicht heeft beroepen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder echter niet, dan wel onvoldoende, aannemelijk gemaakt dat de in het ROEB-overzicht vermelde prijzen overeenstemmen met de prijzen in het economische verkeer. Hij heeft daartoe namelijk ter zitting enkel gesteld dat het ROEB-overzicht in regionaal verband wordt vastgesteld en dat de daarin tot uitgangspunt genomen prijzen marktconform zijn, maar deze stelling niet nader onderbouwd.
8. Het voorgaande betekent dat het beroep gegrond is en de aan eiseres opgelegde legesaanslag wordt vernietigd. De rechtbank zal vervolgens beoordelen of eiseres kan worden gevolgd in haar stelling dat de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van de aanbouw € 22.288 bedraagt, zodat de bouwkosten op dat bedrag zouden moeten worden bepaald.
9. Verweerder heeft betwist dat het door eiseres bij haar berekening gebruikte uurtarief van € 15 (excl. BTW) marktconform is. Eiseres heeft daar tegenover gesteld dat de door haar ingeschakelde aannemer [bedrijf] tegen dit uurtarief heeft gewerkt en ten bewijze daarvan de door deze aannemer aan haar uitgebrachte facturen overgelegd. Verweerder heeft in reactie daarop volstaan met een herhaling van zijn betwisting, echter zonder deze nader te onderbouwen. De rechtbank ziet, gelet daarop, geen aanleiding te twijfelen aan de gemotiveerde stelling van eiseres met betrekking tot het uurtarief. Verweerder heeft voorts gesteld dat niet alle offertes door eiseres zijn overgelegd. Gelet op de daarop ter zitting door verweerder gegeven toelichting bedoelt verweerder hiermee te stellen dat niet valt te controleren of in de door eiseres gestelde bouwkostensom daadwerkelijk alle kosten inbegrepen zijn. De rechtbank heeft geconstateerd dat van de door eiseres gestelde kostenposten van de kosten voor het materiaal dakbedekking en voor het materiaal gipsplatenplafond offertes dan wel facturen ontbreken, zodat die kosten niet kunnen worden geverifieerd. Voorts zijn de kosten voor de zelfwerkzaamheid van eiseres met betrekking tot de glazen pui van de aanbouw niet in de door eiseres gemaakte berekening en de door haar overgelegde facturen terug te vinden, terwijl eiseres ter zitting heeft verklaard dat zij zelf (samen met haar partner) de houten balken voor de pui heeft gemaakt en het glas, dat door de aannemer is ingekocht, heeft geplaatst. Eiseres heeft ter zitting ook verklaard dat de aannemer de deuren heeft ingekocht. Uit de door eiseres overgelegde facturen van de aannemer blijkt echter niet of in de daarop genoemde bedragen de kosten van het glas en van de deuren inbegrepen zijn. Het voorgaande betekent dat eiseres niet zonder meer kan worden gevolgd in de door haar gestelde bouwkostensom.
10. Ter finale beslechting van het geschil zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien en de bouwkosten in goede justitie vaststellen op € 25.000. De rechtbank heeft daarbij de kostenposten uit de bij het beroepschrift gevoegde berekening van eiseres, waarvan eiseres bewijsstukken (facturen) heeft overgelegd, tot uitgangspunt genomen en deze schattenderwijs aangevuld met betrekking tot die kostenposten waarvan bewijsstukken ontbreken. Uitgaande van een bouwkostensom van € 25.000 bedragen de door eiseres verschuldigde leges voor het in behandeling nemen van de omgevingsvergunningaanvraag voor het plaatsen van een aanbouw, gelet op het bepaalde in Titel 2, Hoofdstuk 3, 2.31.1.2 van de Tarieventabel, € 609,50. De rechtbank stelt de door eiseres verschuldigde leges derhalve vast op € 609,50 en bepaalt dat haar uitspraak in de plaats komt van de vernietigde uitspraak op bezwaar.
11. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres. Uit het door eiseres overgelegde proceskostenformulier volgt dat zij een vergoeding van reiskosten wenst. Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c., van het Besluit proceskosten bestuursrecht dienen de reiskosten naar het tarief openbaar vervoer tweede klasse te worden vergoed. De rechtbank bepaalt dat aan eiseres een reiskostenvergoeding ten bedrage van € 12,40 (retour traject Eindhoven – ’s-Hertogenbosch) toekomt. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
12. De rechtbank bepaalt voorts dat verweerder aan eiseres het griffierecht dient te vergoeden.