3.1.Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende
weersproken en/of op grond van de onbestreden inhoud van overgelegde producties het volgende vast.
Op 26 april 2006 is [werkneemster] een bedrijfsongeval overkomen waarbij zij een brandwond op haar linker arm heeft opgelopen. [werkneemster] was op dat moment in dienst bij Squall. Zurich is de aansprakelijkheidsverzekeraar van Squall en heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend.
In het kader van een door Squall afgesloten collectieve ongevallenverzekering is een neurologische expertise verricht door neuroloog dr. R.B. Alting van Geusau (hierna: Alting van Geusau). In zijn rapportages van 13 oktober 2011 en 25 oktober 2011 komt Alting van Geusau tot de conclusie dat sprake is van een chronisch regionaal pijnsyndroom (CRPS) type I en dat sprake is van een causaal verband tussen het ongeval en de klachten en beperkingen van [werkneemster]. Er is volgens hem sprake van een functieverlies van de gehele persoon van 20 tot 49% (productie 3 Zurich, bijlagen 17 en 18).
Teneinde de gevolgen van het ongeval in kaart te brengen is in gezamenlijk overleg tussen partijen traumachirurg dr. H.M.J. Janzing, verbonden aan VieCurie Medisch Centrum te Venlo, verzocht een rapport uit te brengen. Op 4 juli 2014 heeft Janzing een concept rapport uitgebracht (productie 1 Zurich) en op 16 augustus 2013 een definitief rapport (productie 2 Zurich). Dit definitieve rapport houdt onder meer het volgende in:
“(…)
Anamnese
Op 26-4-2006 heeft mevrouw [werkneemster] een hete glazen buis op haar linker onderarm gekregen. Er werd meteen met koud water gespoeld en ze is bij de huisarts verzorgd. Er ontstond een blaar welke secundair ontstoken is. Na ongeveer een week werd de arm steeds pijnlijker en dikker en warmer met ook vlekkerige verkleuring en tintelingen. Deze pijn is steeds erger geworden en naar de linker schouder getrokken, toen na ongeveer een jaar naar haar nek en gehele rug en nadien ook naar de rechter arm.
Volgens haar eigen zeggen heeft ze ongeveer alle mogelijke behandelingen voor CRPS en poging tot functieverbetering en pijnvermindering gekregen. Dit zowel vanuit pijnkliniek als multidisciplinaire revalidatie. Geen enkele van deze behandeling heeft naar haar zeggen een verbetering van haar welbevinden en functioneren gebracht. Zij vermeldt zelf ook dat alle medicaties die ze gekregen heeft niet helpen en dat ze dan ook geen medicatie voor de pijn meer neemt, want het helpt toch niet.
Mevrouw [werkneemster] heeft samen met haar partner 2 kinderen van respectievelijk 3 jaar en 5 maanden oud. Ze geeft aan geen enkel werk meer te kunnen doen en voor de kleinste dingen afhankelijk te zijn van anderen. Zichzelf verzorgen kan ze slechts gedeeltelijk. Zelfs voor aan- en uitkleden en wassen heeft ze hulp nodig. Koken kan ze ook niet. Ze kan zelfs haar kinderen niet verzorgen. Haar moeder komt haar dagelijks helpen en de kinderen worden door haar –eveneens functioneel sterk beperkte- partner naar school gebracht. Ze zit op de bank en kijkt naar de kinderen. Overdag is ze de hele dag moe maar toch gaat ze meer om 1 uur ‘s nachts slapen want ze kan toch maar een paar uur slapen en is dan om 4 uur al weer wakker van de pijn.
Door de situatie, waarbij zij beiden gehandicapt zijn, hebben ze nauwelijks contact met hun vrienden. Ze krijgen nauwelijks bezoek. Als het echt moet wordt ze in de -voor haar man aangepaste auto- ergens naartoe gebracht maar dat gebeurt maar occasioneel. De enige contacten zijn die met haar partner en kinderen en haar moeder.
(…)
Medisch onderzoek
Op 31-05-2013 zag ik mevrouw [werkneemster] te Venlo voor deze expertise. (…)
Ze zit wat voorover gebogen met linker arm naast zich hangend en rechter hand in een polsbrace op haar schoot liggend. Ze geeft bij aanbieden hand haar rechter pols in de polsbrace aan daarbij contact met haar vingers vermijdend. Ze wordt begeleid door haar partner die in een rolstoel zit en halfzijdig verlamd is na een ongeval enkele jaren geleden. Hij heeft middels een aangepaste auto voor het vervoer gezorgd.
Bij het lopen beweegt ze de rechter arm redelijk mee maar de linker arm blijft naast het lichaam hangen. Beide armen zien er vrij symmetrisch uit.
Er is een lichte zwelling van de linker handrug en vingers. Er is een heel beperkte wat bruinige verkleuring net proximaal en dorsaal op de linkerpols alwaar kennelijk de brandwond is geweest. Mevrouw [werkneemster] laat de linker arm constant langs het lichaam hangen en ze wil er niets mee doen door de pijn. De vingers lijken iets dikker dan aan de rechter hand en ze houdt deze in een lichte flexie. Er is geen duidelijke contractuurstand te zien en is er wel wat passieve mobiliteit in de vingers
maar ze laat dit slechts minimaal toe wegens de pijn. Er is geen duidelijk temperatuursverschil of kleurverschil tussen beide armen en handen. Evenmin is er een verandering in beharing. Er is wel een wat droge licht schilferende huid op het linker handdorsum ulnair en de nagels van de linker hand zijn wat afgeplat en gelijnd en minder stevig. Pulsaties zijn aanwezig. Zij geeft wel aan dat er vaak een verkleuring is van haar linker arm en hand en dat dit dan blauw en vlekkerig is. De mobiliteit van de
linker arm is verder niet te testen door de aangegeven pijn die als zeer hoog wordt ervaren. 2-puntsdiscriminatie is afwezig tot en met 15 mm.
De rechter schouder kan na aandringen actief tot circa 90 graden geabduceerd en naar voor opgetild worden. De rotatie is vrij zodat nek met enige moeite en billen vlot bereikt kunnen worden. De rechter elleboog is actief mobiel met extensie flexie 0-20-130 en de rechter pols en hand is normaal mobiel. Daarbij moet echter voor iedere beweging aangedrongen worden en bij poging tot passief uitbreiden klaagt patiënte meteen over onhoudbare pijn. Pulsaties in de rechter pols zijn normaal en er is geen
abnormale verkleuring, zwelling of pigmentatie of haargroei. Patiënte geeft wel een dof gevoel in de hele rechter arm en hand aan zonder differentiatie tussen de verschillende vingers. 2-puntsdiscriminatie is in de hele arm afwezig tot en met 15 mm.
De omtrekken van de pols zijn rechts 15,5 cm en links 16 cm en handpalm bilateraal 19 cm. Mevrouw [werkneemster] geeft verder pijn aan lopend van haar beide schouders naar hoofd en nek en de gehele rug. Het is een diepe ernstige zeurende pijn. Bij klinisch onderzoek zijn daar geen klinische afwijkingen.
Consistentie
De gegevens uit het medisch dossier kloppen met wat mevrouw [werkneemster] zelf vertelde. Zij en haar partner discussiëren regelmatig over de datum van bepaalde gebeurtenissen, maar inhoudelijk zijn er geen verschillen.
Feit is dat er een groot verschil is tussen de objectieve afwijkingen, die heel beperkt zijn, en de als zeer ernstig ervaren pijnklachten en functionele beperkingen.
Mevrouw [werkneemster] meldt dat niemand zich de pijn kan voorstellen als die het niet zelf ondervonden hebt. Ze wenst niemand deze pijn toe. Ze heeft er echt niet zelf voor gekozen.
Diagnose
Zeer ernstig ervaren chronische pijn met allodynie, par- en hypesthesie en volledig functioneel verlies van de linker arm. Daarenboven als ernstig ervaren chronische pijn met gedeeltelijk verlies van de functie van de rechter arm en chronische pijn in nek en rug.
Behalve een doorgemaakt CRPS van de linker arm, hetgeen eerder herhaaldelijk bevestigd is, is er geen andere medische oorzaak aan te geven. Met name voor de klachten aan de rechter arm en rug is er geen objectiveerbare oorzaak.
Beperkingen
Door de ervaren pijn volledig verlies van de functie van de linker arm en gedeeltelijk verlies van functie van de rechter arm. Daarbij geeft mevrouw [werkneemster] aan geen werkzaamheden meer te kunnen uitvoeren en zelfs voor haar eigen verzorging hulp nodig te hebben.
Aangezien de anamnese, eerdere onderzoeken en de huidige toestand van de linker arm passen bij een doorgemaakt CRPS kan de functiebeperking bepaald worden middels de richtlijn van de Nederlandse vereniging voor Neurologie 2007. Volgens tabel 6.1 valt de toestand van mevrouw [werkneemster] op de grenslijn tussen categorie 3: ‘er is een zo ernstige pijn dat een overwegend gedeelte van de voorheen gebruikelijke activiteiten niet meer mogelijk ie en ook af en toe de zelfverzorging moet worden uitgesteld, of hulp daarbij nodig is (percentage verlies gehele persoon tussen 20% en 49% )‘ en categorie 4: ‘door de pijn worden de dagelijkse activiteiten in belangrijke mate verhinderd en is hulp of verzorging nodig. (50-79% verlies gehele persoon)’.
Medische eindsituatie
Het is niet de verwachting dat de chronische pijnklachten als restklachten van het doorgemaakte CRPS nog in belangrijke mate zullen veranderen.
(…)”
[werkneemster] heeft de rechter in een deelgeschilprocedure verzocht de conclusies zoals opgenomen in het rapport van Janzing als bindend uitgangspunt te verklaren voor de verdere schadeafwikkeling. Zurich heeft gemotiveerd verweer gevoerd aan de hand van het op haar verzoek opgestelde rapport van deskundige dr. J.B. van Mourik, chirurgisch traumatologisch expertiseur (productie 5 Zurich). Dit verweer komt er in de kern op neer dat het door Janzing verrichte onderzoek onzorgvuldig is geweest en de conclusies niet tot uitgangspunt kunnen worden genomen in de verdere schadeafwikkeling. Bij (eind)beschikking van 5 augustus 2015 heeft de deelgeschilrechter het verzoek van [werkneemster] toegewezen en beslist dat de uitkomsten van het rapport van Janzing als bindend uitgangspunt hebben te gelden bij de verdere schadeafwikkeling en verder dat uit het rapport van Janzing volgt dat sprake is van een causaal verband tussen het ongeval en de klachten en beperkingen van [werkneemster] en dat het rapport van Van Mourik buiten beschouwing moet blijven.
Zurich kan zich met de inhoud van de beschikking en de gronden waarop deze is gegeven niet verenigen. Zij is de onderhavige procedure gestart met het oog op het instellen van hoger beroep tegen de beschikking op grond van artikel 1019 cc lid 3 Rv.