ECLI:NL:RBOBR:2016:2220

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 mei 2016
Publicatiedatum
3 mei 2016
Zaaknummer
16_124
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de status van duurzaam gescheiden leven voor AOW-pensioen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 4 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Eiseres, die sinds 1998 duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot, ontving een AOW-uitkering naar de norm voor gehuwden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een duurzame scheiding, ondanks het feit dat eiseres en haar echtgenoot in aparte woningen wonen en een convenant hebben ondertekend. Eiseres ontvangt maandelijks een bijdrage van haar echtgenoot, die als partneralimentatie kan worden aangemerkt, en zij hebben regelmatig contact over hun kinderen. De rechtbank oordeelt dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om te concluderen dat eiseres en haar echtgenoot als duurzaam gescheiden kunnen worden beschouwd. Het beroep van eiseres is gegrond verklaard, het bestreden besluit is vernietigd en de rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien door eiseres in aanmerking te brengen voor een AOW-pensioen naar de norm voor een alleenstaande per 17 juli 2015. Tevens is bepaald dat de Sociale Verzekeringsbank het betaalde griffierecht van € 45,00 aan eiseres dient te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 16/124

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 mei 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. S.M. Herder).

Procesverloop

Bij besluit van 22 juni 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres met ingang van 17 juli 2015 een uitkering toegekend op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) naar de norm voor gehuwden.
Bij besluit van 7 december 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2016. Eiseres is verschenen, vergezeld door [de echtgenoot] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
2. Eiseres heeft in het kader van haar aanvraag voor een pensioen op grond van de AOW het formulier ‘onderzoek woonsituatie’ ingevuld. Daarin heeft eiseres, kort gezegd, aangegeven dat haar echtgenoot, [de echtgenoot] (hierna: de echtgenoot) en zijzelf sinds 28 februari 1998 duurzaam gescheiden wonen. Eiseres en haar echtgenoot hebben eenmaal per week (telefonisch) contact ten behoeve van de kinderen maar ze ondernemen samen geen activiteiten. Haar echtgenoot betaalt eiseres bruto € 1.800,- als bijdrage in de kosten levensonderhoud. Eiseres en haar echtgenoot hebben geen levensverzekering op elkaars leven afgesloten noch hebben zij een sleutel van elkaars woning.
3. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiseres en haar echtgenoot niet als duurzaam gescheiden levend kunnen worden aangemerkt. Er is sprake van een financiële verstrengeling omdat eiseres en haar echtgenoot samen een koopwoning bezitten en omdat de echtgenoot eiseres een bijdrage voor levensonderhoud betaalt. Daarnaast hebben eiseres en haar echtgenoot wekelijks (telefonisch) contact. Eiseres en haar echtgenoot hebben een vriendschappelijke band. Zij ondernemen gezamenlijke activiteiten, zoals verjaardagsbezoeken aan de kinderen.
4. Eiseres voert in beroep aan dat zij voldoet aan het beleid van verweerder, dat zij als duurzaam gescheiden levend en dus als alleenstaande moet worden beschouwd. De financiële situatie/verstrengeling is in het licht van het beleid niet relevant. Dat de echtgenoot partneralimentatie betaalt, is normaal in een situatie als de onderhavige. Dat eiseres en haar echtgenoot wekelijks telefonisch contact hebben, is geen omstandigheid die maakt dat eiseres en haar echtgenoot niet als duurzaam gescheiden levend kunnen worden beschouwd.
5. In het verweerschrift heeft verweerder, kort gezegd, aangegeven dat de vraag of men duurzaam gescheiden leeft, wordt beantwoord aan de hand van de feiten en omstandigheden van het geval. Gelet daarop heeft verweerder de financiële verstrengeling en de contacten tussen eiseres en haar echtgenoot terecht meegewogen. Dat eiseres deze omstandigheden niet relevant vindt, doet niet ter zake.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
7. Artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, AOW bepaalt dat als ongehuwd wordt aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
8. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is van duurzaam gescheiden leven sprake indien ten aanzien van gehuwden de toestand is ontstaan dat, na de door beiden of een hunner gewilde verbreking van de echtelijke samenleving, ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door hen beiden, althans door een hunner, als bestendig is bedoeld. Verwezen zij hierbij naar bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2010:BM3105.
9. Op grond van de jurisprudentie hanteert verweerder het volgende beleid. Gehuwden worden als duurzaam gescheiden levend aangemerkt indien:
•er sprake is van een door (een van) de echtgenoten gewilde en als bestendig bedoelde situatie waarbij de feitelijke toestand uitwijst dat beiden een afzonderlijk leven leiden alsof er geen huwelijk was, of
•er sprake is van een door de echtgenoten ongewilde situatie waarbij de samenleving onmogelijk is geworden en feitelijk en (naar gangbare objectieve maatstaven beoordeeld) permanent is verbroken. Indien beide betrokkenen in laatstbedoelde situatie evenwel aangeven bij voortduring als gehuwd te willen worden aangemerkt dan wordt deze wens gerespecteerd, waarbij niet van belang is of betrokkenen zich nog als echtgenoten gedragen en presenteren.
10. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres en haar echtgenoot sinds 28 februari 1998 ieder in een aparte woning wonen. Eiseres bewoont een huurwoning en de echtgenoot is in de echtelijke woning blijven wonen. Evenmin is in geschil dat eiseres en de echtgenoot wekelijks (telefonisch) contact hebben in verband met hun gezamenlijke kinderen en dat de echtgenoot eiseres maandelijks een bijdrage levensonderhoud betaalt. Tot slot is niet in geschil dat eiseres en de echtgenoot tot op heden beide eigenaar van de echtelijke woning zijn.
11. Partijen zijn evenwel verdeeld over het antwoord op de vraag of in de situatie van eiseres en haar echtgenoot sprake is van financiële verstrengeling met haar echtgenoot en of dat eiseres, mede in acht genomen haar contacten met hem, al dan niet als duurzaam gescheiden levend kan worden aangemerkt.
12. De rechtbank is van oordeel dat in de situatie van eiseres en haar echtgenoot niet kan worden volgehouden dat er geen sprake is van bestendig afzonderlijk leven alsof ze niet gehuwd zijn.
Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat het wekelijkse contact tussen haar en haar echtgenoot gelet op de zorgelijke situatie van hun jongste kind nodig is. De zorg voor gezamenlijke kinderen acht de rechtbank een verantwoordelijkheid die voor gescheiden ouders niet wezenlijk anders is dan voor gehuwd samenlevende ouders. Dat eiseres en haar echtgenoot contact hebben in verband met hun kinderen betreft, mede gelet op de frequentie van dit contact, geen omstandigheid die maakt dat gezegd zou moeten worden dat zij niet een afzonderlijk leven leiden alsof er geen huwelijk was.
Aan de omstandigheid dat de echtgenoot aan eiseres een bijdrage voor haar levensonderhoud betaalt, komt geen doorslaggevend belang toe naar het oordeel van de rechtbank nu dit niet verschilt van formeel gescheiden partners die elkaar partneralimentatie verschuldigd zijn. Ter zitting is gebleken dat dit bedrag inmiddels is aangepast aan de situatie waarin eiseres een AOW-pensioen ontvangt. Verder heeft eiseres ter zitting verklaard dat zij en haar echtgenoot met het oog op hun gescheiden levens destijds een convenant hebben getekend bij hun advocaat. Ook de omstandigheid dat eiseres en echtgenoot beide eigenaar van de echtelijke woning zijn, maakt niet dat niet gesproken kan worden van een bestendig afzonderlijk leven alsof zij niet gehuwd zijn. Niet weersproken is immers dat enkel de echtgenoot het gebruik van de woning toekomt en dat dit sinds 28 februari 1998 niet anders is geweest.
13. Al het voorgaande in onderlinge samenhang beziende, is de rechtbank van oordeel dat het beroep gegrond is wegens strijd met artikel 7:12 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het bestreden besluit zal worden vernietigd. Nu naar het oordeel van de rechtbank geen andere beslissing mogelijk is, zal de rechtbank het primaire besluit herroepen en zelf in de zaak voorzien met toepassing van het bepaalde in artikel 8:72 derde lid onder b van de Awb. De rechtbank zal bepalen dat eiseres in aanmerking dient te worden gebracht voor een AOW-pensioen naar de norm voor een alleenstaande per 17 juli 2015.
14. Nu het beroep gegrond is, dient verweerder eiseres het betaalde griffierecht ten bedrage van € 45,00 te vergoeden. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het besluit in primo;
- stelt deze uitspraak in de plaats van het bestreden besluit en bepaalt dat eiseres per 17 juli 2015 in aanmerking wordt gebracht voor een AOW-pensioen naar de norm voor een alleenstaande;
- gelast dat verweerder eiseres het betaalde griffierecht ten bedrage van € 45,00 vergoed.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H.N. Kruijer, rechter, in aanwezigheid van mr. L.I. Siers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.