Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer vordering: 13/664281-12
Rechtbank Oost-Brabant
Op 22 juni 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk aanwezig hebben en verhandelen van cocaïne. De verdachte, geboren in 1978 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het verkopen en afleveren van cocaïne in de periode van 1 januari 2009 tot en met 11 december 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende deze periode cocaïne heeft verhandeld en op 11 december 2015 ongeveer 6,8 gram cocaïne in zijn woning aanwezig had. De rechtbank baseerde haar oordeel op verklaringen van getuigen en de bekennende verklaring van de verdachte zelf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet, en legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank weigerde ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling, omdat de tenuitvoerlegging thans niet opportuun werd geacht. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.