Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[veroordeelde] ,
Het procesverloop.
De beoordeling van de vordering.
€ 13.164
€ 7.686€ 2.572
€ 0
€ 40.524
Rechtbank Oost-Brabant
Op 6 juli 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een vonnis gewezen in de ontnemingszaak tegen een veroordeelde die zich bezighield met de handel in softdrugs. De rechtbank oordeelde dat er voldoende aanwijzingen waren dat de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel had behaald, dat geschat werd op € 113.961. Dit bedrag was het resultaat van een financieel onderzoek dat de ontnemingsvordering ondersteunde. De rechtbank stelde vast dat de ontnemingsvordering betrekking had op de periode van 1 januari 2008 tot en met 2 april 2013, waarin de veroordeelde zich schuldig had gemaakt aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en witwassen. De officier van justitie had een vordering ingediend tot betaling van het ontnomen bedrag aan de Staat, welke vordering door de rechtbank werd toegewezen. De verdediging voerde aan dat er geen sprake was van wederrechtelijk verkregen voordeel en dat de grondslag voor de ontnemingsvordering ontbrak, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling van het geschatte bedrag van € 113.961, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee leden betrokken waren.