ECLI:NL:RBOBR:2016:6971
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding op grond van de Awb in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft verzoekster, die tot 11 februari 2015 als boekhouder werkzaam was, een verzoek ingediend bij de Rechtbank Oost-Brabant om verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, te veroordelen tot schadevergoeding. Dit verzoek was gebaseerd op de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten. Verzoekster ontving vanaf 11 februari 2015 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) en had een aanvraag tot overname van betalingsverplichtingen van haar ex-werkgever ingediend, welke door verweerder was afgewezen. Na bezwaar werd de aanvraag alsnog gegrond verklaard, maar verzoekster vroeg om aanvullende schadevergoeding voor de kosten van rechtsbijstand die niet vergoed waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van verzoekster om schadevergoeding op basis van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet worden afgewezen. De rechtbank oordeelde dat artikel 8:75 van de Awb een exclusieve regeling inhoudt voor de vergoeding van proceskosten in de bezwaarfase. Dit betekent dat er geen plaats is voor een aanvullende vergoeding van proceskosten op basis van artikel 8:88 van de Awb. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep ter ondersteuning van haar beslissing.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om schadevergoeding afgewezen, en deze uitspraak is gedaan door rechter F.M. Rijnbeek, met griffier P.D.H. Selhorst aanwezig. De beslissing is openbaar uitgesproken op 20 december 2016, en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.