In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 januari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Oirschot over de leges die in rekening zijn gebracht voor een omgevingsvergunning. De eiser had een aanvraag ingediend voor het verlengen van een bestaande stal, waarvoor de gemeente leges ter hoogte van € 12.325,30 in rekening bracht. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze leges, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de legesverordening en de tarieventabel van de gemeente Oirschot getoetst en vastgesteld dat deze op de juiste wijze bekend zijn gemaakt. Eiser stelde dat verweerder ten onrechte de legesverordening 2013 had toegepast in plaats van de gunstigere legesverordening 2016. De rechtbank oordeelde echter dat de tarieven van toepassing zijn op basis van de datum van indiening van de aanvraag, die in dit geval vóór de invoering van de nieuwe verordening was.
Verder heeft de rechtbank de argumenten van eiser over de hoogte van de leges en de motivering van de heffingsstructuur verworpen. De rechtbank concludeerde dat de leges niet willekeurig of onredelijk waren en dat de gemeente Oirschot de leges op een juiste manier had vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en de legesheffing door de gemeente bevestigd.