ECLI:NL:RBOBR:2017:3856

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2017
Publicatiedatum
17 juli 2017
Zaaknummer
17_108
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende aannemelijkheid van WOZ-waarden van onroerende zaken in Boxmeer

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 17 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarden van drie onroerende zaken in Boxmeer. Eiseres, een besloten vennootschap, heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Boxmeer, die de waarden van de onroerende zaken had vastgesteld op respectievelijk € 431.000 voor twee adressen en € 522.000 voor een derde adres, met als waardepeildatum 1 januari 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat zowel eiseres als verweerder de waarden niet aannemelijk hebben gemaakt, en dat er onvoldoende relevante feitelijke gegevens beschikbaar zijn om de WOZ-waarden vast te stellen. De rechtbank heeft daarbij ook de onduidelijkheid over de objectafbakening van twee van de drie bedrijfsobjecten betrokken. Hierdoor kon de rechtbank niet zelf in de zaak voorzien en heeft zij verweerder opgedragen een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de bestreden uitspraak vernietigd en verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 17/108, SHE 17/881 en SHE 17/882

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 juli 2017 in de zaken tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: G. Gieben),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Boxmeer, verweerder

(gemachtigde: A.M. Snelders).

Procesverloop

Bij beschikking van 31 maart 2016, vervat in een op die datum gedagtekend aanslagbiljet, heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarden van de hierna vermelde onroerende zaken, alle gelegen in de gemeente Boxmeer, per waardepeildatum 1 januari 2015, voor het kalenderjaar 2016, vastgesteld op:
€ 431.000 voor [adres 1] ;
€ 431.000 voor [adres 2] en
€ 522.000 voor [adres 3] .
In dit geschrift zijn tevens de aanslagen onroerendezaakbelastingen (OZB) (eigenarendeel) voor het kalenderjaar 2016 bekend gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 29 november 2016 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder de waarden van de genoemde onroerende zaken gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld, bij de rechtbank geregistreerd onder drie zaaknummers, te weten SHE 17/108 voor [adres 1] , SHE 17/881 voor [adres 3] en SHE 17/882 voor [adres 2] .
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en daarbij een waardematrix en rekenbladen overgelegd.
De zaken zijn gevoegd behandeld op de zitting van 4 juli 2017. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Uijen, kantoorgenoot van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door taxateur N.L. van Domselaar.

Overwegingen

Feiten
Eiseres is eigenaar van de onroerende zaken. [adres 1] betreft een autoshowroom/garage uit 1981. [adres 2] betreft een werkplaats/garage uit 1998. [adres 3] betreft een tankstation uit 1991.
Geschil en beoordeling
1. In geschil zijn de waarden van de hiervoor genoemde onroerende zaken op de waardepeildatum 1 januari 2015. Eiseres bepleit de volgende waarden:
- € 323.000 voor [adres 1] ;
- € 323.000 voor [adres 2] en
- € 391.000 voor [adres 3] .
2. Verweerder verwijst ter onderbouwing van de vastgestelde waarden van [adres 1] en [adres 2] (beide € 431.000) naar de getaxeerde waarden (respectievelijk € 460.760 en € 467.582), zoals opgenomen in de waardematrix die op 13 juni 2017 is opgemaakt door taxateur N.L. van Domselaar. Ter onderbouwing van de vastgestelde waarde van [adres 3] (€ 522.000) verwijst verweerder naar de getaxeerde waarde (€ 556.000) zoals opgenomen in de bij het verweerschrift gevoegde rekenbladen.
3. De rechtbank stelt op basis van de beschikbare gegevens en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht vast dat partijen hun waarden geenszins aannemelijk hebben gemaakt. Zo ontbreekt een verifieerbare onderbouwing van de door verweerder gehanteerde huurwaarden en kapitalisatiefactoren bij de waardering van [adres 1] en [adres 2] . Ter zitting is bijvoorbeeld gebleken dat verweerders taxateur de huurwaarden slechts op basis van haar ervaring en zonder nadere onderbouwing heeft geschat. Verder is onduidelijk en niet te verifiëren of de onroerende zaken [adres 1] en [adres 3] ten opzichte van elkaar juist zijn afgebakend. Ook van de door eiseres bepleite waarden ontbreekt een verifieerbare onderbouwing. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden uitspraak.
4. Bij de hiervoor geschetste stand van zaken beschikt de rechtbank over zo weinig relevante feitelijke gegevens, dat zij zich, ook met de door partijen ter zitting gegeven toelichting, redelijkerwijs niet in staat acht de WOZ-waarden van de in geding zijnde onroerende zaken vast te stellen; ook niet door middel van schatting. De rechtbank acht zich derhalve niet in staat zelf in de zaak te voorzien (zie ECLI:NL:HR:2011:BP2132).
Nu partijen eerst nog het nodige onderzoek naar de feiten, waaronder de objectafbakening, dienen te verrichten, ziet de rechtbank geen aanleiding voor toepassing van de zogenoemde bestuurlijke lus, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuwe uitspraak op bezwaar moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaard, bepaalt zij dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 495, wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden uitspraak;
  • draagt verweerder op een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • gelast verweerder het griffierecht van € 334 aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 990.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Rijnbeek, voorzitter, en mr. N.W.A. Verrijt en
mr. F.J.H.L. Makkinga, leden, in aanwezigheid van drs. J.G.J. van Geesink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.