In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 11 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een aanvraag om een omgevingsvergunning had ingediend, en de heffingsambtenaar van de gemeente Veldhoven. Eiser had op 27 juni 2016 een aanvraag ingediend voor het maken van een aanbouw, waarvoor een legesbedrag van € 4.262,51 was opgelegd. De heffingsambtenaar had op 30 november 2016 een aanslag leges opgelegd, maar deze werd later gecorrigeerd met een creditnota van € 733,99. Eiser stelde dat de leges niet geheven mochten worden, omdat het bestemmingsplan Zeelst 2005, waarop de aanvraag betrekking had, ouder was dan tien jaar. De rechtbank oordeelde dat de term "rechten ter zake van (...) door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten die verband houden met het bestemmingsplan" in artikel 3.1, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) ruim moet worden uitgelegd. De rechtbank concludeerde dat verweerder geen leges mocht heffen, omdat het bestemmingsplan ten tijde van de aanvraag langer dan tien jaar in werking was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde de bestreden uitspraak en de legesaanslag, en droeg verweerder op het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.