ECLI:NL:RBOBR:2017:6387

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2017
Publicatiedatum
11 december 2017
Zaaknummer
17_964
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Legesheffing bij aanvraag omgevingsvergunning in verband met bestemmingsplan ouder dan tien jaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 11 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een aanvraag om een omgevingsvergunning had ingediend, en de heffingsambtenaar van de gemeente Veldhoven. Eiser had op 27 juni 2016 een aanvraag ingediend voor het maken van een aanbouw, waarvoor een legesbedrag van € 4.262,51 was opgelegd. De heffingsambtenaar had op 30 november 2016 een aanslag leges opgelegd, maar deze werd later gecorrigeerd met een creditnota van € 733,99. Eiser stelde dat de leges niet geheven mochten worden, omdat het bestemmingsplan Zeelst 2005, waarop de aanvraag betrekking had, ouder was dan tien jaar. De rechtbank oordeelde dat de term "rechten ter zake van (...) door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten die verband houden met het bestemmingsplan" in artikel 3.1, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) ruim moet worden uitgelegd. De rechtbank concludeerde dat verweerder geen leges mocht heffen, omdat het bestemmingsplan ten tijde van de aanvraag langer dan tien jaar in werking was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde de bestreden uitspraak en de legesaanslag, en droeg verweerder op het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 17/964

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 december 2017 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Veldhoven, verweerder

(gemachtigden: M.G.M. van der Ven en S.H.M. Reuvers).

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser een aanslag leges opgelegd, met dagtekening 30 november 2016 (factuurnummer [nummer] ), tot een bedrag van in totaal € 4.262,51.
Op 8 december 2016 heeft verweerder een creditnota verzonden, waarmee de aanslag leges gecorrigeerd wordt met een bedrag van € 733,99.
Bij uitspraak op bezwaar van 13 februari 2017 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2017. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Feiten
Eiser heeft op 27 juni 2016 een aanvraag ingediend om een omgevingsvergunning voor het maken van een aanbouw bij de [naam] (de aanvraag). De aanvraag bevat de volgende activiteiten:
  • bouw: bijeenkomstfunctie
  • buitenplanse kleine afwijking
  • planologisch strijdig met bouwactiviteit >50 m2
  • Monumenten of beschermd stads- of dorpsgezicht
Op basis van de activiteiten en rekening houdend met de korting vanwege het digitaal indienen van de aanvraag en niet illegaal aanvangen is op 30 november 2016 een legesbedrag van € 4.262,51 bij eiser in rekening gebracht. Op 8 december 2016 heeft verweerder de aanslag leges gecorrigeerd met een bedrag van € 733,99.
Geschil en beoordeling
1. In geschil is of artikel 3.1, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in de weg staat aan de heffing van de onderhavige leges.
2. Eiser heeft aangevoerd dat op de aanvraag het bestemmingsplan Zeelst 2005 van toepassing is en, omdat het bestemmingsplan inmiddels langer dan tien jaar in werking is, verweerder, gelet op artikel 3.1, vierde lid, van de Wro, geen leges meer mag heffen.
3. Verweerder heeft zich – kort samengevat – op het standpunt gesteld dat eiser op basis van de Legesverordening 2016 leges verschuldigd is voor het in behandeling nemen van zijn aanvraag om een omgevingsvergunning. Het recht om leges te heffen vervalt alleen voor diensten die uitsluitend verband houden met het bestemmingsplan Zeelst 2005, dat ouder is dan 10 jaar. Met betrekking tot de leges voor de bestemmingsplantoets ‘buitenplanse kleine afwijking’ en ‘planologisch strijdig met bouwactiviteit >50 m2’ heeft verweerder daarom een correctie toegepast van € 733,99. Voor overige diensten, die niet uitsluitend zijn gericht op dat bestemmingsplan, kunnen wel leges worden geheven. Daarbij heeft verweerder gewezen op de opzet van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) waarin verschillende activiteiten afzonderlijk dan wel als één project bij het bevoegd gezag kunnen worden aangevraagd. Wanneer de activiteit ‘bouw’ (artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo) wordt aangevraagd en bij de beoordeling van die aanvraag blijkt dat deze in strijd is met het bestemmingsplan, wordt aan die aanvraag van rechtswege de activiteit ‘het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan’ (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo) toegevoegd. Dit impliceert volgens verweerder dat de toets of sprake is van een activiteit als bedoeld onder artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, onderdeel is van de volledigheidstoets (ontvankelijkheidstoets) bij een aanvraag van de activiteit ‘bouw’. Pas na de volledigheidstoets en, zo nodig, aanvulling (al dan niet van rechtswege) gaat verweerder over tot een inhoudelijke behandeling van beide activiteiten, met ieder een apart resultaat.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Niet in geschil is dat op de aanvraag het bestemmingsplan Zeelst 2005 van toepassing is en, omdat dit bestemmingsplan ten tijde van het in behandeling nemen van de aanvraag inmiddels langer dan tien jaar in werking was, verweerder, gelet op artikel 3.1, vierde lid, van de Wro, geen leges meer mocht heffen voor door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten die verband houden met dat bestemmingsplan.
6. In de uitspraak van 4 juli 2016 (ECLI:NL:RBOBR:2016:3583) heeft deze rechtbank, onder verwijzing naar de toelichting bij artikel 3.1, vierde lid, van de Wro, geoordeeld dat de term “rechten ter zake van (…) door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten die verband houden met het bestemmingsplan” in artikel 3.1, vierde lid, van de Wro ruim moet worden uitgelegd. Dat past ook bij de bedoeling van de wet: het inbouwen van een financiële prikkel op het actief naleven van de actualiseringsverplichting. Onder de hiervoor bedoelde term vallen blijkens de letterlijke tekst van de toelichting ook de leges ter zake van bouwactiviteiten.
7. De rechtbank acht onderhavige zaak met de hiervoor genoemde zaak vergelijkbaar. De rechtbank ziet in hetgeen verweerder heeft aangevoerd geen aanleiding om in deze zaak anders te oordelen. Voor de door verweerder voorgestane splitsing in een volledigheidstoets en een inhoudelijke toets ziet de rechtbank, met inachtneming van voornoemde uitspraak van 4 juli 2016, geen ruimte. De rechtbank verwijst voor de volledigheid nog naar het arrest van de Hoge Raad van 17 november 2017 (ECLI:NL:HR:2017:2877) en de uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 4 mei 2017 (ECLI:NL:GHSHE:2017:1914).
8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder ten aanzien van het in behandeling nemen van de aanvraag omgevingsvergunning van eiser geen leges mocht heffen. Het beroep is dan ook gegrond en de bestreden uitspraak en de bestreden aanslag dienen te worden vernietigd. Deze uitspraak treedt daarvoor in de plaats.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden uitspraak;
  • vernietigt de legesaanslag met dagtekening 30 november 2016 (factuurnummer [nummer] );
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Rijnbeek, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.A. van Bree, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 december 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.