Op 15 december 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landerd. De zaak betreft een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning in Schaijk, die eerder was verleend maar door de rechtbank was vernietigd vanwege een gebrek in het besluit. De raad van de gemeente Landerd had een verklaring van geen bedenkingen afgegeven, waardoor het eerder geconstateerde gebrek was hersteld. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen, namelijk de verleende omgevingsvergunning, in stand gelaten. Dit betekent dat de vergunning vanaf de datum van de einduitspraak weer van kracht is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep van de eiser gegrond is, omdat het bestreden besluit in strijd was met de wet. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die zijn vastgesteld op € 990,00. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 168,00 moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.