ECLI:NL:RBOBR:2017:6517

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2017
Publicatiedatum
15 december 2017
Zaaknummer
17_1666 E
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een bestreden besluit inzake omgevingsvergunning met instandhouding van rechtsgevolgen

Op 15 december 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landerd. De zaak betreft een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning in Schaijk, die eerder was verleend maar door de rechtbank was vernietigd vanwege een gebrek in het besluit. De raad van de gemeente Landerd had een verklaring van geen bedenkingen afgegeven, waardoor het eerder geconstateerde gebrek was hersteld. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen, namelijk de verleende omgevingsvergunning, in stand gelaten. Dit betekent dat de vergunning vanaf de datum van de einduitspraak weer van kracht is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep van de eiser gegrond is, omdat het bestreden besluit in strijd was met de wet. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die zijn vastgesteld op € 990,00. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 168,00 moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 17/1666 E

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2017 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. R. Evens),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landerd, verweerder,

(gemachtigde: mr. T.I. van Term).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[vergunninghouder], te [woonplaats] , vergunninghouder,
(gemachtigde: drs. H.P.W. Havens).

Procesverloop

Bij besluit van 25 april 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder vergunninghouder omgevingsvergunning verleend voor de activiteit gebruiken van gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Bij tussenuitspraak van 4 oktober 2017 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 20 november 2017, met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de tussenuitspraak, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft bij brief van 8 november 2017 het besluit van de raad van de gemeente Landerd, inhoudende een verklaring van geen bedenkingen voor het gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan voor het bouwen van een woning aan de [adres] , aan de rechtbank toegezonden.
Vergunninghouder (bij brief van 16 november 2017) en eiser (bij faxbericht van 8 december 2017) hebben naar aanleiding hiervan gereageerd.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
2. Het beroep van eiser heeft op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van rechtswege mede betrekking op het herstel van het bestreden besluit, nu partijen daarbij voldoende belang hebben.
3. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geconstateerd dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 6.5 van het Besluit omgevingsrecht en artikel 3:46 van de Awb, omdat door de raad van de gemeente Landerd ten onrechte geen verklaring van geen bedenkingen was afgegeven. Met het herstelbesluit heeft de raad alsnog de vereiste verklaring van geen bedenkingen afgegeven en is het aan het bestreden besluit klevende gebrek hersteld.
4. Eiser heeft in zijn faxbericht van 8 december 2017 te kennen gegeven dat hij geen behoefte heeft aan een inhoudelijke reactie op het herstelbesluit.
5. Uit de tussenuitspraak volgt dat het beroep tegen het bestreden besluit gegrond is. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Nu het geconstateerde gebrek is hersteld, zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand laten.
6. Bij uitspraak van 4 oktober 2017 (SHE 17/2230) heeft de voorzieningenrechter het bestreden besluit geschorst tot deze einduitspraak. Nu de rechtbank het bestreden besluit vernietigt, maar de rechtsgevolgen ervan in stand laat, betekent dit dat de verleende omgevingsvergunning voor de activiteit gebruiken van gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan vanaf de datum van deze einduitspraak weer van kracht is.
7. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 990,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt van € 495,00 en wegingsfactor 1). Nu eiser met zijn faxbericht van 8 december 2017 te kennen heeft gegeven dat hij geen schriftelijke zienswijze zal indienen op het herstelbesluit, kent de rechtbank daarvoor geen proceskostenvergoeding toe.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 990,00;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 168,00 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Kraniotis, rechter, in aanwezigheid van R.G. van der Korput, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 december 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.