ECLI:NL:RBOBR:2017:7011

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2017
Publicatiedatum
1 april 2019
Zaaknummer
C/01/315602 EX RK 16-214 (C/01/315706 EX RK 16-218)
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelbeschikking inzake kostenveroordeling en inzagerecht persoonsgegevens

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 juni 2017 een herstelbeschikking gegeven in een civiele procedure. De zaak betreft een verzoek tot rectificatie van een eerdere beschikking van 21 maart 2017, waarin verzuimd was om te beslissen over de kostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker, aangeduid als [verzoeker], niet heeft gereageerd op de brief van de rechtbank waarin hij werd geïnformeerd over het verzoek van de verweerster, een naamloze vennootschap gevestigd te Eindhoven, om de beschikking aan te vullen. De rechtbank heeft op basis van artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de beschikking van 21 maart 2017 aangevuld. De aanvulling houdt in dat de rechtbank nu ook heeft beslist dat [verzoeker] in de kosten van de procedure moet worden veroordeeld, conform het verzoek van de verweerster. De kosten zijn begroot op € 904,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook bepaald dat deze verbeteringen op de minuut van de eerdere beschikking worden vermeld, met de datum van 19 juni 2017. Deze uitspraak benadrukt de beperkte reikwijdte van het inzagerecht onder de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en verduidelijkt dat het begrip 'persoonsgegevens' restrictief moet worden uitgelegd.

Uitspraak

herstelbeschikking

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rekestnummer: C/01/315706 EX RK 16-218
Herstelbeschikking van 19 juni 2017
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
tegen
de naamloze vennootschap
[verweerster] ,gevestigd te Eindhoven,
verweerster,
gemachtigden: mr. A.J. Hasjes en mr. B.W. Wijnstekers te Amsterdam.
Partijen worden “ [verzoeker] ” en “ [verweerster] ” genoemd.

1.Het verzoek tot rectificatie

1.1.
Namens [verweerster] is de rechtbank verzocht om aanvulling van de op
21 maart 2017 in deze zaak gegeven beschikking, omdat van de zijde van [verweerster] is gevraagd om een kostenveroordeling uit te spreken en in de beschikking is verzuimd om op dat punt een beslissing te nemen.
1.2
Conform het bepaalde in artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de rechtbank [verzoeker] bij brief van 25 april 2017 van het verzoek tot aanvulling van [verweerster] op de hoogte gesteld, waarbij hij in de gelegenheid is gesteld zich daarover uit te laten. [verzoeker] heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank stelt vast dat in de beschikking van 21 maart 2017 is verzuimd over het onderdeel kostenveroordeling te beslissen. De rechtbank ziet in het verzoek namens [verweerster] daarom aanleiding om op grond van het bepaalde in artikel 32 Rv in de beschikking van 21 maart 2017 een aanvulling aan te brengen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat onder 4.7 van de op 21 maart 2017 gegeven beschikking, waar staat:
“Op grond van het voorafgaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van [verzoeker] dient te worden afgewezen.”
wordt aangevuld, zodat 4.7 komt te luiden als volgt:
“Op grond van het voorafgaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van [verzoeker] dient te worden afgewezen en [verzoeker] , conform het verzoek van [verweerster] , dient te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.”
3.2
bepaalt dat onder 5. van de op 21 maart 2017 gegeven beschikking, waar staat:
“De rechtbank:
- wijst af het verzoek op grond van artikel 46, eerste lid, Wbp van [verzoeker] .“
wordt aangevuld, zodat 5. komt te luiden als volgt:
“De rechtbank:
- wijst af het verzoek op grond van artikel 46, eerste lid, Wbp van [verzoeker] ;
- veroordeelt [verzoeker] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [verweerster] begroot op € 904,00, aan salaris advocaat en verschotten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de gegeven beschikking tot de dag der algehele vergoeding.”
3.3
bepaalt dat deze verbeteringen onder de vermelding van de datum 19 juni 2017 worden vermeld op de minuut van de beschikking van 21 maart 2017.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2017.