Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 januari 2018 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bladel, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Voor zover eiser zich met deze grond heeft willen richten tegen de aan de gedoogbeschikking gestelde voorwaarden, overweegt de rechtbank, dat in de gedoogbeschikking slechts omstandigheden zijn geduid waaronder het gedogen zal worden beëindigd. Die duiding is niet op rechtsgevolg gericht. In zoverre is het primaire besluit dan ook geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarmee is immers nog niet besloten dat en hoe handhavend zal worden opgetreden na het eindigen van de situatie waarvoor verweerder blijkens de beschikking heeft toegezegd te gedogen. Daarover zal verweerder te zijner tijd in het licht van de dan geldende rechtsregels en op basis van de feiten en omstandigheden moeten beslissen. Mocht er dan wel een handhavingsbesluit worden genomen, dan staan daartegen voor belanghebbenden rechtsmiddelen open.
Beslissing
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk, voor zover het is gericht tegen de aan het gedoogbesluit verbonden voorwaarden;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond.