Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2017 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bladel, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Voor zover eiser zich met deze grond heeft willen richten tegen de aan de gedoogbeschikkingen gestelde beperkingen, overweegt de rechtbank dat in de gedoogbeschikkingen slechts omstandigheden zijn geduid waaronder het gedogen zal worden beëindigd. Die duiding is niet op rechtsgevolg gericht. In zoverre zijn de beslissingen van 19 april 2016 dan ook geen besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarmee is immers nog niet besloten dat en hoe handhavend zal worden opgetreden na het eindigen van de situatie waarvoor verweerder blijkens de beschikkingen heeft toegezegd te gedogen. Daarover zal verweerder te zijner tijd in het licht van de dan geldende rechtsregels en op basis van de feiten en omstandigheden moeten beslissen. Mocht er dan wel een handhavingsbesluit worden genomen, dan staan daartegen voor belanghebbenden rechtsmiddelen open.
Beslissing
R.G. van der Korput, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
21 februari 2017.