Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Bewijs
Bewijs.
Waardering van het bewijs.
aanwezig hebbenvan amfetamine. Onder feit 2 wordt hem verweten dat hij opzettelijk en al dan niet tezamen met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan de in artikel 10a van de Opiumwet strafbaar gestelde voorbereiding van Opiumwetdelicten door – kort gezegd – een deel van de loods te verhuren c.q. ter beschikking te stellen als opslag en productielocatie ten behoeve van het laboratorium en door het
voorhanden hebbenvan een grote hoeveelheid van verschillende soorten chemicaliën en voorwerpen waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat die bestemd waren voor die amfetamineproductie.
aanwezig heeft gehad, dat hij de voorwerpen en stoffen ten behoeve van het lab
voorhanden heeft gehadterwijl hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren voor de productie van synthetische drugs en aldus ook dat zijn opzet op het voorbereiden of het bevorderen van die productie gericht is geweest (feit 2).
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
DE UITSPRAAK
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, begaan in eendaadse samenloop met
medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen een ander gelegenheid tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en stoffen en voorwerpen voorhanden hebben waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
Gevangenisstrafvoor de duur van
12 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
6 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren.