ECLI:NL:RBOBR:2018:794

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 februari 2018
Publicatiedatum
20 februari 2018
Zaaknummer
18/11
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor omgevingsvergunning voor tijdelijke woningen in Veldhoven

Op 20 februari 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het betreft een omgevingsvergunning die is verleend voor het realiseren van 30 tijdelijke woningen aan de Blaarthemseweg in Veldhoven. De vergunninghoudster had de vergunning aangevraagd voor een periode van 10 jaar, waarbij de voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende behoefte bestond aan de woonunits voor éénpersoonshuishoudens. De voorzieningenrechter overwoog dat er geen onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden was aangetoond. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat de voorzieningenrechter van mening was dat de vergunning op een zorgvuldige wijze was verleend en dat de belangen van de verzoekers niet zwaarder wogen dan de noodzaak voor tijdelijke huisvesting. De voorzieningenrechter benadrukte dat de beslissing om een omgevingsvergunning te verlenen discretionair is en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden nodig zijn om van het bestemmingsplan af te wijken. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 18/11
uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 februari 2018 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , te [woonplaats] , verzoekers,
(gemachtigde: mr. P.J.A. van de Laar),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veldhoven, verweerder,
(gemachtigden: S. Reuvers, mr. M. Foederer en J. Brinkman).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[vergunninghoudster],
te Eindhoven, vergunninghoudster,
(gemachtigde: mr. M.E.W.M. Pals-Reiniers).

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van
30 woningen -voor de duur van 10 jaar vanaf de verzenddatum van het besluit- aan de [adressen] .
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 februari 2018. Verzoeker [verzoeker 1] is verschenen in persoon, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De derde-partij is verschenen bij gemachtigde en bij M.W.G. Smits.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter gaat bij de beoordeling uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
Op 1 november 2017 heeft vergunninghoudster bij verweerder een aanvraag ingediend voor het realiseren van 30 woningen voor een periode van 10 jaar. Het gaat, gelet op de aanvraag, om de realisatie van sociale woningen voor een brede doelgroep van éénpersoonshuishoudens. Er worden 25 enkele boxen gerealiseerd voor éénpersoons huishoudens. Daarnaast worden 5 dubbele units gerealiseerd die door tweepersoonshuishoudens kunnen worden bewoond. Per saldo is het maximaal aantal bewoners 35. Het perceel is eigendom van de gemeente Veldhoven. Tot circa 2008 was ter plaatse een school aanwezig die inmiddels is gesloopt. Sedertdien is sprake van een braakliggend terrein met grasland en wat hogere vegetatie. Het perceel heeft op dit moment een groene openbare functie en wordt gebruikt als speelplek met onderhouden grasmat.
3. Verzoekers stellen zich op het standpunt dat uit een oogpunt van rechtszekerheid er sprake moet zijn van uitzonderlijke omstandigheden om te kunnen afwijken van het ter plaatse geldende bestemmingsplan, temeer nu een dergelijk plan zorgvuldig tot stand is gekomen. Het niet voorhanden hebben van huisvesting voor urgenten betekent niet dat een bestemming terzijde mag worden gesteld, ook niet tijdelijk. Er is immers geen sprake van een tijdelijke behoefte, aldus verzoekers.
Verder had verweerder de maximale periode van 10 jaar nader moeten onderbouwen.
4. Ter plaatse van de voorziene woonunits geldt het bestemmingsplan “Zeelst 2016”. Niet in geschil is tussen partijen dat het bouwplan in strijd is met dit bestemmingsplan.
Verweerder heeft met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), gelezen in verbinding met artikel 4, aanhef en elfde lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor), een omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan voor een periode van maximaal 10 jaar.
5. Het gegeven dat sprake is van een recent bestemmingsplan en dat het project reeds in ontwikkeling was ten tijde van de planprocedure maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat verweerder niet de bevoegdheid heeft om van het bestemmingsplan af te wijken. In de Wabo -in samenhang bezien met het Bor- is uitdrukkelijk de mogelijkheid tot afwijking van het bestemmingsplan vastgelegd. In dat kader zijn geen beperkingen opgenomen ten aanzien van recente bestemmingsplannen. Evenmin heeft de wetgever bepaald dat er sprake dient te zijn van uitzonderlijke omstandigheden om te kunnen afwijken van het bestemmingsplan.
6. Ten aanzien van verzoekers’grief dat geen sprake is van een tijdelijke behoefte voor huisvesting overweegt de voorzieningenrechter dat ingevolge vaste jurisprudentie (zie onder meer de (tussen)uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3276) onder het geldende recht niet is vereist dat de tijdelijke behoefte wordt aangetoond, maar dat slechts feitelijk mogelijk en aannemelijk dient te zijn dat de activiteit zonder onomkeerbare gevolgen kan worden beëindigd. Ook vanwege een activiteit die voorziet in een permanente behoefte is het dus mogelijk om een tijdelijke omgevingsvergunning te verlenen.
In par. 2.2 van de Ruimtelijke motivering van 12 december 2017, welk stuk onderdeel uitmaakt van het bestreden besluit, is aangegeven dat de tijdelijke woningen worden gerealiseerd in de vorm van spaceboxwoonunits die snel zijn te monteren en te demonteren en gemakkelijk zijn te vervoeren.
Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat het feitelijk mogelijk en aannemelijk is dat de woningen zonder onomkeerbare gevolgen kunnen worden verwijderd.
Wat de termijn van 10 jaar betreft is in de ruimtelijke onderbouwing bij het besluit overwogen dat vanwege het herstel van de woningmarkt en de daarmee verwachte hogere woningproductie het waarschijnlijk is dat er over 10 jaar geen behoefte meer is aan deze tijdelijke woningen, mede omdat naast de tijdelijke bouw in de tussentijd ook hard wordt gewerkt aan de bouw voor permanente huisvesting op andere locaties.
De voorzieningenrechter is van oordeel, mede gelet op de duur van woningbouwprojecten, dat hiermee de termijn van maximaal 10 jaar voldoende is gemotiveerd.
7. Uit het voorgaande volgt dat verweerder bevoegd was om met toepassing van artikel 4, aanhef en elfde lid, van bijlage II van het Bor van het bestemmingsplan af te wijken.
De beslissing om al dan niet een omgevingsvergunning te verlenen voor gebruik dat in strijd is met het bestemmingsplan, is een bevoegdheid van verweerder. Het discretionaire karakter van deze bevoegdheid brengt met zich dat het besluit in zoverre terughoudend moet worden getoetst.
8. Verzoekers stellen dat de noodzaak tot het plaatsen van de woonunits op het perceel aan de [naam] niet is aangegeven door vergunninghoudster en door verweerder ten onrechte niet is onderzocht.
De stroom van asielzoekers en statushouders is inmiddels opgedroogd en de gemeente heeft in 2018 voldoende locaties, waaronder de locaties [naam] en [naam] , om de statushouders op te vangen. Bovendien is het zo dat de sociale woningstichtingen, waaronder vergunninghoudster, vele woningen in Veldhoven verkopen die zij ook beschikbaar hadden kunnen stellen aan statushouders en heeft de gemeente gefaald door niet te zorgen voor voldoende huisvesting voor haar inwoners, waaronder urgente woningzoekenden.
9. In de Ruimtelijke motivering van 12 december 2017 is onder meer aangegeven dat er
30 tijdelijke sociale woningen worden gerealiseerd voor een brede doelgroep van éénpersoonshuishoudens, bestaande uit jongeren, alleenstaanden, urgenten (waaronder statushouders) en anderen die met spoed een woning zoeken. De uitbreiding van de woningvoorraad is dus niet exclusief bedoeld voor statushouders maar ook voor andere woningzoekenden. De achtergrond van dit bouwplan is het feit dat de regio in 2016 te maken kreeg met een grote opgave wat betreft de huisvesting van statushouders, wat erin heeft geresulteerd dat de gemeente Veldhoven haar taakstelling in 2016 met name heeft gehaald door statushouders, met voorrang, in bestaande woningvoorraden te plaatsen met verdringing van de andere doelgroepen als gevolg. Als de gemeentelijke woningbouwtaakstelling die is opgelegd door de provincie Noord-Brabant wordt afgezet tegen de vastgestelde woningbouwplannen blijken er, aldus de Ruimtelijke onderbouwing, nog niet voldoende sociale huurwoningen aanwezig (en in voorbereiding) te zijn.
Met het plan wordt beoogd om de wachttijd voor woningzoekenden bij een woningcorporatie te verkorten. Dit is in overeenstemming met de gemeentelijke woonvisie “Keuzes maken, Woonvisie 2016 en verder” waarin als doelstelling is aangegeven dat er genoeg sociale huurwoningen aanwezig dienen te zijn en te worden gerealiseerd. Verweerder heeft medewerking aan het bouwplan verleend om de druk op korte termijn voor woningenzoekenden met eenpersoonshuishoudens te verlichten. Het biedt de mogelijkheid om kleinschalige huishoudens buiten de reguliere wachtlijsten te huisvesten.
10. Verweerder en derde-partij hebben naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat behoefte bestaat aan de woonunits, mede gezien de wachttijden voor een sociale huurwoning van 5 tot 7 jaar. Dat de woningcorporatie tevens incidenteel grotere woningen verkoopt omdat deze niet meer in het woningbestand passen vanwege de te hoge huur voor de doelgroep doet hier niet aan af.
Dan resteert wel de vraag of de woonunits nu juist op deze locatie zouden moeten komen.
In de Ruimtelijke motivering is over de geschiktheid van deze locatie gesteld dat deze nabij het centrum van Zeelst met diverse voorzieningen is gelegen. Ook ligt de locatie op een acceptabele afstand tot winkels ten aanzien van de bereikbaarheid per auto, fiets en met het openbaar vervoer en zorgt deze voor spreiding van bepaalde doelgroepen over de wijken. Voorts is de locatie in eigendom van de gemeente en is er meer dan voldoende ruimte voor het aantal wooneenheden.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder dient te beslissen op de aanvraag, zoals bij hem is ingediend. Indien een bouwplan op zichzelf aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts dan tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Verzoekers hebben niet aannemelijk gemaakt dat die situatie zich hier voordoet.
11. Verzoekers hebben verder aangevoerd dat hun woon- en leefklimaat en dat van andere omwonenden bij realisering van het bouwplan zal worden aangetast en dat verweerder hiermee onvoldoende rekening heeft gehouden. Het terrein wordt nu voor maatschappelijke doeleinden gebruikt. Er spelen kinderen op de speelweide en het perceel wordt gebruikt door een hondenclub.Verzoekers vrezen tevens voor het verlies van het groene karakter van het gebied dat al onder druk staat van nabij gelegen (snel)wegen.
12. De projectlocatie is gelegen aan de rand van Veldhoven, tegen de A2-zone aan.
Bij plaatsing wordt volgens de Ruimtelijke motivering zorgvuldig afgewogen of de persoon in de omgeving past. Er wordt een beheerder als aanspreekpunt aangesteld voor bewoners en omwonenden. De dichtstbijzijnde afstand van de projectlocatie tot een woonhuis is
30 meter. De afstand van de dichtstbijzijnde woonunit tot een woning bedraagt ruim
55 meter.
13. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat bij realisering van het bouwplan hun woon- en leefklimaat en dat van andere omwonenden zodanig zal worden aangetast, dat verweerder hierom geen vergunning voor het bouwplan had mogen verlenen. Daarbij is in aanmerking genomen dat het gegeven dat de desbetreffende locatie reeds gedurende een lange tijd onbebouwd is gebleven en dat in de praktijk recreatief gebruik van het veld plaatsvindt door kinderen en anderen, waaronder de leden van een hondenclub, niet maakt dat verzoekers daaraan het gerechtvaardigd vertrouwen kunnen ontlenen dat deze situatie ook in de toekomst ongewijzigd zal blijven. Daarbij wijst de voorzieningenrechter op het feit dat tot 2008 een school op het perceel heeft gestaan en het perceel geen groenbestemming kent, maar grotendeels de bestemming “Maatschappelijk”.
De units worden in 3 clusters gerealiseerd. Het betreft kleinschalige huisvesting met een lage bouwhoogte, waarbij een persoonlijk gesprek met potentiële huurders zal plaatsvinden om te bezien of zij passen in het project en in de woonomgeving om overlast te voorkomen. De afstand van de dichtstbijzijnde woonunit tot verzoekers’ woning bedraagt circa 65 meter.
Gelet op de opzet van het plan -mede gezien de stedenbouwkundige schets in de ruimtelijke motivering- is sprake van een ruimtelijke en groene inpassing in de omgeving. De bestaande bomen en struiken in en rondom het terrein worden gehandhaafd.
Aldus bezien kan de afwijking van het bestemmingsplan worden geacht in overeenstemming te zijn met een goede ruimtelijke ordening.
14. De voorzieningenrechter verwacht op grond van het voorgaande dat het besluit in bezwaar zal kunnen standhouden. In dat geval bestaat er geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Heijerman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.F.M. Emons, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
20 februari 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.