Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eisers hebben op 19 maart 2018 een verzoek ingediend om vernietiging van hun persoonsgegevens. In het verzoek staat onder meer het volgende:
“Het gaat om het schematisch overzicht verdachten / rechtspersonen dat onder meer is opgenomen in het algemeen draaiboek Canitas project sept-okt 2013. Blijkens dit draaiboek zijn deze gegevens ook zijn opgenomen in het pre-weeg document `Malafide/illegale hondenhandel`.”
2. Het bestreden besluit gaat over de afwijzing van het verzoek van eisers. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de verwerking van de gegevens van eisers in het genoemde overzicht in overeenstemming met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) is. Het overzicht is verwerkt in het kader van een handhavingsprocedure tegen eisers. Handhaving is een taak van openbaar belang. Er is daarmee een wettelijke grondslag voor de gegevensverwerking, zoals vereiset op grond van artikel 6 van de AVG. Verweerder heeft erkend dat in het overzicht een onjuiste persoon met de naam [naam 1] wordt genoemd, maar meent dat van verweerder niet kan worden gevraagd dat in het overzicht aanpassingen worden gedaan, omdat het door een ander bestuursorgaan opgesteld en openbaar gemaakt is. Ook heeft verweerder aangegeven dat het overzicht gebruikt wordt als bewijsmiddel in verschillende procedures tegen eisers, zodat een verzoek om correctie of wissing ook om die reden niet hoeft te worden ingewilligd.
3. Eisers hebben aangevoerd dat gebruik van het overzicht door verweerder onrechtmatig is, omdat verweerder weet dat het overzicht onjuist is en op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen, en daarom onrechtmatig is. Verweerder dient volgens eisers een afweging te maken tussen artikel 5 van de AVG enerzijds en artikel 17 van de AVG anderzijds, en de conclusie moet zijn dat de gegevens vernietigd moeten worden op grond van artikel 5 van de AVG. Eisers hebben verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 juli 2007 (ECLI:NL:RVS:2007:BA8742) waaruit blijkt dat bij onrechtmatige verwerking nooit sprake kan zijn van rechtmatig gebruik van gegevens. Verweerder heeft geen zorgvuldige belangenafweging gemaakt. Het willens en wetens blijven gebruiken van onjuiste en onzorgvuldig tot stand gekomen gegevens is in strijd met alle rechtsbeginselen en beginselen van behoorlijk bestuur. 4. Hangende de bezwaarprocedure is op 25 mei 2018 Verordening 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richting 95/46/EG (AVG) direct in werking getreden. De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) is op die datum komen te vervallen. De situaties die worden genoemd in artikel 48 van de Uitvoeringswet AVG waarin het overgangsrecht is neergelegd, zijn hier niet aan de orde, zodat verweerder het verzoek van eisers terecht heeft getoetst aan de AVG.
5. Tussen eisers en verweerder is in geschil of het verzoek van eisers alleen betrekking heeft op het schematisch overzicht dat is opgenomen in het draaiboek Canitas, of ook het overzicht uit het pre-weegdocument `Malafide/illegale hondenhandel`. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de aanvraag van eisers, zoals hiervoor geciteerd, dat het verzoek betrekking heeft op beide overzichten. Daar gaat de rechtbank dan ook vanuit.
6. De twee overzichten zijn bijna geheel gelijkluidend. Op de overzichten zijn negen namen genoemd met daarbij adresgegevens. Naam 1 op de overzichten is “ [naam 1] ”, de naam van eiser. Bij die naam staat in het draaiboek Canitas het adres van de neef van eiser, in het pre-weegdocument het adres van eiser. Naam 6 op de overzichten is “ [naam 2] ”, de naam van eiseres, met daarbij het adres van eiseres.
7. De rechtbank gaat allereerst in op de vraag of de persoonsgegevens van eiser gewist dienden te worden. Op grond van 16 van de AVG heeft een betrokkene het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke onverwijld rectificatie van hem betreffende onjuiste persoonsgegevens te verkrijgen. Verweerder erkent dat de naam en het adres van eiser ten onrechte in de overzichten zijn opgenomen. Dit behoren de gegevens van zijn neef te zijn. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat onjuiste persoonsgegevens, die eiser betreffen, zijn vermeld. De rechtbank passeert de stelling van verweerder dat hij niet gehouden is de gegevens in de overzichten aan te passen omdat de overzichten niet door verweerder zijn opgesteld. De overzichten zijn in bezit van en gebruik bij verweerder en verweerder is daarmee verwerkingsverantwoordelijke. Eiser heeft dan ook recht op rectificatie van de hem betreffende onjuiste persoonsgegevens door verweerder. Verweerder kan die rectificatie praktisch vormgeven door de naam en het adres van eiser op de overzichten onleesbaar te maken.
8. Voor wat betreft het verzoek tot wissing van de gegevens van eiseres geldt het volgende. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van eisers moet worden aangemerkt als verzoek om wissing op grond van artikel 17 van de AVG. In artikel 17, eerste lid, van de AVG is bepaald dat een betrokkene het recht heeft op wissing van zijn persoonsgegevens van de verwerkingsverantwoordelijke indien, voor zover hier relevant, de persoonsgegevens onrechtmatig zijn verwerkt. Het derde lid van artikel 17 bepaalt echter dat het eerste lid niet van toepassing als, voor zover hier relevant, verwerking nodig is voor het instellen, uitoefenen of onderbouwen van een rechtsvordering. De overzichten met daarop de persoonsgegevens van eiseres worden door verweerder gebruikt als mogelijk bewijsmiddel in procedures tussen verweerder en eisers. Daarover bestaat tussen partijen geen discussie. De rechtbank is van oordeel dat dit gebruik moet worden gezien als het onderbouwen van een rechtsvordering. Dit betekent dat eisers geen recht hebben op wissing van hun gegevens, ongeacht het antwoord op de vraag of de persoonsgegevens onrechtmatig zijn verwerkt. Het betoog van eisers dat verweerder tot gegevenswissing zou moeten overgaan omdat de verwerking van de gegevens onrechtmatig is wegens strijd met artikel 5 van de AVG of enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur, faalt derhalve. Aan de door eisers genoemde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan geen betekenis worden toegekend, omdat het daar om een beoordeling onder de Wbp ging en zich in de Wbp geen bepaling bevindt die vergelijkbaar is met artikel 17 van de AVG. Verweerder heeft de aanvraag van eisers, voor zover deze betrekking heeft op de gegevens van eiseres, terecht afgewezen.
9. Nu verweerder de aanvraag van eisers voor zover deze betrekking heeft op de gegevens van eiser ten onrechte heeft afgewezen, is het beroep van eisers gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank ziet in deze zaak aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien, omdat een nieuw te nemen besluit niet anders kan luiden dan dat de persoonsgegevens van eiser worden gerectificeerd.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover het de gegevens van eiser betreft;
- draagt verweerder op om de persoonsgegevens van eiser in het overzicht schematisch overzicht verdachten / rechtspersonen, zoals opgenomen in het algemeen draaiboek Canitas project sept-okt 2013 en in het pre-weeg document ‘Malafide/illegale hondenhandel’, te rectificeren binnen zes weken na verzending van deze uitspraak;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit voor zover het de gegevens van eiser betreft;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 170,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Palmboom, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Manie, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2019.
Afschrift verzonden aan partijen op: