ECLI:NL:RBOBR:2019:1760

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2019
Publicatiedatum
1 april 2019
Zaaknummer
C/01/344513 / KG ZA 19-159
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte buitengezelschapsverklaring door lid van jachtvereniging

In deze zaak vordert eiser, een lid van de Jagersvereniging Weebosch, de verstrekking van een buitengezelschapsverklaring, zodat hij zelfstandig kan jagen op de percelen van de vereniging. De vordering is ingesteld in kort geding, waarbij eiser stelt dat de vereniging geen redelijke grond heeft om zijn rechten te beperken. De vereniging heeft eerder besloten om geen buitengezelschapsverklaring te verstrekken, wat eiser in zijn belangen schaadt, aangezien hij zonder deze verklaring zijn jachtwapen moet inleveren en niet in staat is om faunabeheer uit te voeren op zijn gronden.

De voorzieningenrechter oordeelt dat eiser een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, omdat hij zonder de buitengezelschapsverklaring niet kan jagen. De rechter stelt vast dat de vereniging haar besluit om de verklaring niet te verstrekken, heeft gebaseerd op interne statuten en eerdere gedragingen van eiser. Echter, de rechter is van mening dat de redenen die de vereniging aanvoert niet voldoende zijn om de buitengezelschapsverklaring te onthouden. Eiser heeft zijn excuses aangeboden voor een ongelukkig geformuleerd WhatsApp-bericht en heeft zijn contributie uiteindelijk betaald.

De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van eiser toe en veroordeelt de vereniging om uiterlijk op 29 maart 2019 een buitengezelschapsverklaring te verstrekken. Tevens wordt een dwangsom opgelegd voor elke dag dat de vereniging in gebreke blijft. De proceskosten worden aan de vereniging opgelegd, aangezien zij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/344513 / KG ZA 19-159
Vonnis in kort geding van 28 maart 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. J.J. Douwes te Apeldoorn,
tegen
de vereniging
JAGERSVERENIGING WEEBOSCH,
gevestigd te Bergeijk,
gedaagde,
advocaat mr. B.J. Bloemendal te Bergeijk.
Partijen zullen hierna [eiser] en Weebosch genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 maart 2019 inclusief 6 producties;
  • de op 22 maart 2019 zijdens Weebosch toegezonden producties 1 tot en met 13;
  • de mondelinge behandeling van 26 maart 2019 en de aantekeningen daarvan;
  • de pleitnota van Weebosch.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Weebosch is als vereniging statutair opgericht op 24 februari 1975 en heeft als doel het behartigen van de belangen van de leden/dagaktehouders van de vereniging en het realiseren van een verantwoord faunabeheer.
2.2.
Weebosch oefent het jachtrecht uit ten aanzien van een aantal percelen gelegen in de Weebosch (gemeente Bergeijk) met een omvang van in totaal circa 800 hectare. Zij is ten aanzien van deze velden jachthouder. Weebosch is zelf geen eigenaar van het jachtgebied. Het gebied is voor 60% eigendom van de gemeente Bergeijk, voor 25% in handen van agrariërs, voor 10% in particulier eigendom en voor 5% in eigendom van Staatsbosbeheer. Om het jachtrecht voor deze gronden te verkrijgen heeft Weebosch huurovereenkomsten gesloten met al deze eigenaren. Op basis van deze huurovereenkomsten is het jachtrecht aan Weebosch verhuurd en heeft Weebosch de bevoegdheid om aan derden toestemming te verlenen om buiten haar gezelschap (met een buitengezelschapsverklaring) of in haar gezelschap (met een gezelschapsverklaring) de jacht te mogen uitoefenen op deze gronden.
2.3.
Weebosch heeft momenteel acht leden, waarvan drie bestuursleden. Weebosch is verder opgedeeld in combinaties die bestaan uit één of meerdere leden met een vastgesteld jachtterrein binnen het jachtterrein van Weebosch. [eiser] is al geruime tijd lid van Weebosch en vormt samen met de heer [naam lid vereniging 1] (hierna: [naam lid vereniging 1] ) een combinatie voor jachtveld A. Weebosch kent in totaal drie van dergelijke jachtvelden. Verder is [eiser] eigenaar van circa 3 hectare grond die hij aan Weebosch heeft verhuurd. Deze gronden zijn gelegen in het gebied van jachtveld A.
2.4.
[eiser] heeft een bedrijf en jaagt ondermeer op de gronden van zijn bedrijf om te voorkomen dat er schade aan zijn gewassen ontstaat. [eiser] heeft met combinant [naam lid vereniging 1] de jacht de afgelopen jaren steeds zelfstandig uitgeoefend, zonder afhankelijk te zijn van andere leden van Weebosch. [eiser] heeft daartoe steeds tijdig voor 31 maart van ieder jaar een buitengezelschapsverklaring ontvangen, die hem in staat stelde zelfstandig en buiten aanwezigheid van (bestuurs)leden van Weebosch de jacht op jachtveld A uit te oefenen.
2.5.
[eiser] heeft in het verleden als secretaris deelgenomen in het bestuur van Weebosch. Hij is sinds begin 2018 teruggetreden als secretaris van Weebosch, vanwege onenigheid over het te voeren beleid. Sindsdien heeft [eiser] geen algemene ledenvergadering meer bijgewoond.
2.6.
Tijdens de algemene ledenvergadering van 1 juni 2018 is de jaarlijkse contributie per lid vastgesteld op € 500,-. Op 14 juni 2018 heeft de penningmeester van Weebosch via WhatsApp aan [eiser] bericht dat hij alle leden tijdens de vergadering heeft gevraagd de contributie zo spoedig mogelijk over te maken. Op 3 oktober 2018 heeft de penningmeester middels een WhatsApp bericht aan [eiser] verzocht de contributie voor 2018 over te maken. [eiser] heeft ook toen de contributie niet overgemaakt. In de algemene ledenvergadering van 8 februari 2019 is besproken dat de nog door [eiser] verschuldigde contributie als vordering op de balans wordt meegenomen. Verder is tijdens die vergadering besloten dat de contributie moet zijn voldaan voordat de toestemming wordt gegeven voor een zelfstandigheidsverklaring. [eiser] is, nadat hij daarvan op de hoogte is geraakt, overgegaan tot betaling van de contributie.
2.7.
Op 10 februari 2019 heeft [eiser] het volgende WhatsApp bericht gestuurd naar de heer [naam lid vereniging 2] (hierna: [naam lid vereniging 2] ), lid van Weebosch en voormalig bestuurder:
“We gaan nog een gezellige tijd tegemoet. Jij met jouw vrouwtje gezellig in de [straatnaam] oud worden. En met mij als buurman. Het is wijzer dat je teruggaat waar je vandaan komt.”.
2.8.
Bij brief van 15 februari 2019 heeft het bestuur van Weebosch naar aanleiding van dit WhatsAppbericht aan [eiser] medegedeeld dat zij een melding heeft gemaakt bij de Korpschef Bijzondere Wetten en dat zij de inhoud van het bericht met de leden zal gaan bespreken.
2.9.
Bij brief van 26 februari 2019 heeft [eiser] op die brief gereageerd en onder meer aangegeven dat het niet zijn opzet was dat zijn WhatsAppbericht van 10 februari 2019 als bedreigend zou worden ervaren. Verder heeft [eiser] zich in die brief afgemeld voor de ledenvergadering van 7 maart 2019.
2.10.
Bij brief van 8 maart 2019 heeft Weebosch het volgende aan [eiser] medegedeeld:
“Beste [eiser] , met onze brief van 15 februari 2019 heeft het bestuur van de jagersvereniging jou geïnformeerd over de stappen die zij neemt naar aanleiding van het bericht dat jij via WhatsApp hebt verstuurd naar ons lid [naam lid vereniging 2] .
Wij hebben de inhoud van dit bericht en jouw houding en gedrag gedurende het afgelopen jaar met zeven leden van onze vereniging besproken tijdens de vergadering van 7 maart 2019. In de bijlage bij deze brief vind je de overwegingen.
Tijdens deze ledenvergadering bleek een ruime meerderheid voorstander te zijn voor een besluit tot onmiddellijke opzegging van het lidmaatschap van [eiser] van Jagersvereniging Weebosch volgens de statuten artikel 5 lid 3. In bijlage bij deze brief de overwegingen.
Nochtans is daar niet voor besloten onder de volgende voorwaarden, die door alle leden zijn onderschreven.
1. Jij neemt het initiatief om aan [naam lid vereniging 2] in een goed gesprek jouw welgemeende en oprechte excuses aan te bieden. Of er van oprechtheid sprake is, is ter beoordeling aan [naam lid vereniging 2] en hij zal dit het bestuur laten weten. Dit gesprek dient plaats te vinden voor 1 april 2019.
2. Voor de periode 1 april 2019 tot 1 april 2020 zal aan jou toestemming worden verleend om uitsluitend in gezelschap jacht, wildbeheer en schadebestrijding uit te oefenen volgens artikel 3.20, vierde lid, onderdeel A van de Wet Natuurbescherming. Dat is dus een gastverklaring voor de periode van 1 jaar. De intentie hiervan is dat het bestuur en de leden in dit jaar kunnen beoordelen of jij jezelf conformeert aan de regels van onze vereniging en je gedraagt zoals van een goed lid mag worden verwacht.
Als voor 1 april 2019 het gesprek met [naam lid vereniging 2] niet naar volle tevredenheid heeft plaats gevonden, zal het bestuur overgaan tot onmiddellijke opzegging van jouw lidmaatschap van onze jagersvereniging.”
2.11.
De huidige aan [eiser] verstrekte jachtakte is geldig tot 1 april 2019. Uiterlijk op 31 maart 2019 dient [eiser] een aanvraag te hebben gedaan voor een nieuwe jachtakte. Die aanvraag moet vergezeld zijn van een verklaring van Weebosch waaruit blijkt dat [eiser] beschikt over de mogelijkheid om op de percelen van Weebosch de jacht uit te oefenen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, dat de voorzieningenrechter:
1. Weebosch veroordeelt aan [eiser] een buitengezelschapsverklaring te verstrekken onder oplegging van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat zij daarmee in gebreke blijft;
2. bepaalt dat het te wijzen vonnis in de plaats treedt van de toestemming van Weebosch voor de afgifte van een buitengezelschapsverklaring, indien Weebosch niet binnen 7 dagen na het vonnis heeft meegewerkt aan het verstrekken van een buitengezelschapsverklaring aan [eiser] ;
3. Weebosch te veroordelen in de nakosten.
3.2.
[eiser] heeft – kort weergegeven – het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd.
Weebosch heeft geen enkele redelijke grond om de rechten Van [eiser] te beperken en zij heeft daartoe ook niet de bevoegdheid. [eiser] betwist de door Weebosch gestelde misstanden. Wat [eiser] betreft is enkel sprake van een verschil van inzicht over het te voeren beleid van Weebosch. Inmiddels is sprake van een persoonlijk geschil tussen [eiser] (en in ieder geval) [naam lid vereniging 2] . [eiser] staat open voor een gesprek met [naam lid vereniging 2] en is bereid excuses aan te bieden. Ook wil hij graag het geschil met Weebosch oplossen.
3.3.
Jagersvereniging Weebosch voert – kort weergegeven – het volgende verweer. [eiser] heeft geen spoedeisend belang bij zijn vorderingen. [eiser] kan als hij voor 1 april 2019 zijn excuses aanbiedt aan [naam lid vereniging 2] een gezelschapsverklaring krijgen en dan kan hij samen met [naam lid vereniging 1] of een ander lid blijven jagen in Jachtveld A. En zelfs als [eiser] na 1 april 2019 wordt ontzet kan hij met een jachtakte zelfstandig blijven jagen op het terrein van degene die hem de buitengezelschapsverklaring heeft verstrekt. Verder heeft Weebosch vernomen dat de Korpschef heeft besloten geen jachtakte meer aan [eiser] te verstrekken zodat hij helemaal geen belang meer heeft bij de gevorderde buitengezelschapsverklaring. De algemene ledenvergadering van Weebosch is bevoegd een lid te ontzetten indien deze in strijd met besluiten van de vereniging handelt of wanneer het lid de vereniging op andere wijze onredelijk benadeelt. [eiser] heeft meerdere keren in strijd met besluiten van Weebosch gehandeld. Weebosch heeft echter besloten tot een minder vergaand besluit waartoe zij ook gerechtigd is. Verder betwist Weebosch dat een vonnis in de plaats kan worden gesteld van een dergelijke toestemming, nu die toestemming aan allerlei vereisten dient te voldoen, alvorens deze door de Korpschef wordt geaccepteerd. Voor wat betreft de gevorderde dwangsommen moeten deze worden beperkt tot 1 april 2019 omdat de afgifte van een buitengezelschapsverklaring na 1 april 2019 niet meer kan leiden tot afgifte van een jachtakte door de korpschef van de politie.
3.4.
Op hetgeen partijen overigens hebben aangevoerd wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser] een voldoende spoedeisend belang bij zijn vorderingen nu hij onbetwist zonder verkrijging van een buitengezelschapsverklaring van Weebosch zijn jachtwapen na 1 april 2019 moet inleveren en dan het faunabeheer over zijn gronden niet kan uitvoeren.
4.2.
Weebosch heeft haar besluit om aan [eiser] geen buitengezelschapsverklaring te verstrekken gebaseerd op artikel 4 van haar statuten. Daarin staat het volgende opgenomen:
“Ontzetting uit het lidmaatschap kan alleen worden uitgesproken wanneer het lid in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de vereniging handelt of wanneer het lid de vereniging op onredelijke wijze benadeelt. Wanneer een lid de wettelijke regels omtrent de jacht overtreedt, geldt dit als een zodanig handelen in strijd met de statuten en reglementen van de vereniging en een zodanige benadeling van de vereniging dat dit een reden voor ontzetting vormt als in de vorige zin bedoeld.
Ontzetting geschiedt door de algemene ledenvergadering. Het bestuur zal het lid zo spoedig mogelijk van het besluit in kennis stellen, met opgave van de redenen.”
4.3.
Weebosch stelt dat zij gelet op deze bepaling de bevoegdheid heeft om [eiser] uit de vereniging te ontzetten, maar dat zij op grond hiervan ook bevoegd is over te gaan tot oplegging van een minder zware sanctie, zoals in dit geval het niet verstrekken van een buitengezelschapsverklaring, maar van een gezelschapsverklaring.
4.4.
Volgens Weebosch heeft [eiser] onder meer in strijd gehandeld met de besluiten van Weebosch door de contributie bewust pas een jaar later over te maken. De voorzieningenrechter is het met Weebosch eens dat [eiser] die contributie eerder had kunnen overmaken en wellicht ook eerder had moeten overmaken, maar zij heeft [eiser] daartoe niet in gebreke gesteld of aangemaand. Nadat [eiser] duidelijk werd dat Weebosch consequenties zou verbinden aan het niet betalen, heeft hij alsnog betaald. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit echter geen zwaarwegende reden om [eiser] zijn buitengezelschapsverklaring te onthouden.
4.5.
Voor wat betreft het WhatsAppbericht van 10 februari 2019 van [eiser] aan [naam lid vereniging 2] , is de voorzieningenrechter van oordeel dat de tekst van dit bericht zeer ongelukkig door [eiser] is gekozen en dit voor meerderlei uitleg vatbaar is. Ter zitting heeft [eiser] echter toegelicht dat het niet bedreigend was bedoeld, maar dat hij gefrustreerd was en dat het hem irriteerde dat [naam lid vereniging 2] zichzelf vaak verdedigde met de woorden “maar ik ben niet van hier”. Daar sloeg volgens [eiser] de laatste zin in dat betreffende bericht op. [eiser] heeft echter meerdere malen en ook ter zitting aangegeven dat hij bereid is zijn excuses daarvoor aan te bieden aan [naam lid vereniging 2] . Gelet op deze uitleg en de bereidheid van [eiser] tot het maken van excuses is de voorzieningenrechter ook hier van oordeel dat dit geen zwaarwegende reden oplevert op [eiser] zijn buitengezelschapsverklaring te onthouden.
4.6.
Weebosch heeft verder nog aangevoerd dat [eiser] in strijd heeft gehandeld met de regel binnen de vereniging, dat indien een ree niet door de jager wordt geschoten die toestemming hiervoor heeft gekregen het recht op afschot wordt teruggeven aan het bestuur zodat deze een andere jager kan aanwijzen. Weebosch verwijst hiervoor naar de notulen van de vergadering van 14 februari 2011 waarin staat: “Mocht de ree de laatste week nog niet zijn geschoten dan geeft de betreffende jager dit loodje aan het bestuur, die zal andere jagers aanstellen om het afschot te realiseren, hierbij geld ook jagers blijven op het eigen blok.
Het niet schieten van een ree kan gevolgen hebben voor de volgende jaren. Bij eventuele vermindering van het aantal loodjes. Zal de jager gekort worden waar afgelopen jaar het afschot niet gehaald is. (…)”. Deze regel is volgens Weebosch ingesteld omdat er maar een zeer beperkt aantal reeën per jaar mag worden afgeschoten en Weebosch wil voorkomen dat een andere jager dan een van hun leden de ree afschiet. [eiser] heeft echter zonder overleg of instemming met het bestuur de ree laten afschieten door twee jagers die niet lid zijn van de vereniging.
4.7.
[eiser] heeft daartegenover gesteld dat hij niet in strijd met de regels heeft gehandeld, omdat hij de jagers op zijn vergunning heeft laten schieten en de regel enkel is dat, als je de ree in de laatste week nog niet hebt afgeschoten, je het dan terug moet geven aan het bestuur. Die situatie was hier volgens [eiser] niet aan de orde.
4.8.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan uit de tekst van de notulen zoals hiervoor weergegeven niet worden afgeleid dat de ree door de betreffende jager zelf moet worden afgeschoten. In het kader van een verantwoord faunabeheer moet het afschieten tijdig gebeuren en dat heeft [eiser] ook gedaan. Dit levert dan ook geen (zwaarwegende) reden op om [eiser] in zijn jachtmogelijkheden te beperken.
4.9.
Dat [eiser] niet verschijnt op algemene ledenvergaderingen en op het jaarlijkse jagersfeest zijn naar het oordeel van de kantonrechter evenmin redenen om hem in zijn jachtmogelijkheden te beperken.
4.10.
Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen van [eiser] worden toegewezen. Daarbij tekent de voorzieningenrechter aan dat de bodemrechter het door [eiser] bestreden besluit van Jagersvereniging Weebosch hoogst waarschijnlijk ex art. 2:14 BW nietig zal verklaren dan wel op grond van art. 2:15 BW zal vernietigen. Aan de gevorderde dwangsom zal een maximum worden verbonden. Verder zal de voorzieningenrechter bepalen dat als Weebosch niet voor 29 maart 2019 te 16.00 uur een buitengezelschapsverklaring heeft afgegeven, dit vonnis in de plaats treedt van de toestemming van Weebosch voor de afgifte van een buitengezelschapsverklaring. Bij dit laatste tekent de voorzieningenrechter aan dat ook de voorzieningenrechter in kort geding ex art. 3:300 BW een machtiging aan een partij kan verschaffen. Zie: Hoge Raad 21 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4380.
4.1
Jagersvereniging Weebosch zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 99,01
- griffierecht 297,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.376,01
4.11.
De nakosten zullen worden toegewezen als hierna te melden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Weebosch om uiterlijk op 29 maart 2019 te 12.00 uur een buitengezelschapsverklaring te verstrekken aan [eiser] , opdat [eiser] (met combinatie A) buiten gezelschap van (bestuurs)leden van Weebosch, de jacht, het beheer en de schadebestrijding kan uitoefenen op de percelen van Weebosch, meer specifiek in jachtveld A, zoals [eiser] dat ook de afgelopen jaren heeft gedaan,
5.2.
veroordeelt Weebosch om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 500,- voor iedere dag dat zij niet (tijdig) aan de in 5.1. uitgesproken veroordeling voldoet, met een maximum van € 1.500,
5.3.
bepaalt dat het te wijzen vonnis in de plaats treedt van de toestemming van Weebosch voor de afgifte van een buitengezelschapsverklaring, indien Weebosch niet voor 29 maart 2019 te 16.00 uur heeft meegewerkt aan het verstrekken van een buitengezelschapsverklaring aan [eiser] ,
5.4.
veroordeelt Jagersvereniging Weebosch in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.376,01,
5.5.
veroordeelt Weebosch in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2019.