ECLI:NL:RBOBR:2019:2038

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 januari 2019
Publicatiedatum
11 april 2019
Zaaknummer
7217830 \ CV EXPL 18-7879
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten en schadevergoeding na onrechtmatig handelen door 'treintje rijden' in parkeeraccommodatie

In deze zaak vordert Q-Park Operations Netherlands B.V. een bedrag van € 365,13 van de gedaagde, die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op het feit dat de gedaagde op 29 december 2017 zonder te betalen de parkeerfaciliteit van Q-Park heeft verlaten door middel van 'treintje rijden'. Dit is vastgelegd door het parkeermanagementsysteem van Q-Park. De gedaagde heeft de vordering betwist door te stellen dat haar kentekenplaat en invalideparkeerkaart gestolen zijn, en dat zij niet de bestuurder was van de auto in kwestie. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de gedaagde als kentekenhouder wordt vermoed de auto te hebben bestuurd en dat zij niet in staat is geweest dit vermoeden te ontkrachten. De rechter heeft de vordering van Q-Park toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de kosten van de procedure. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zaaknummer: 6543757 \ CV EXPL 17-11200
Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 7217830 \ CV EXPL 18-7879
Vonnis van 10 januari 2019
in de zaak van:
Q-Park Operations Netherlands B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Maastricht,
eiseres,
gemachtigde: mr. Ch.F.P.M. Spreksel,
tegen:
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna genoemd “Q-Park” en “ [gedaagde] ”.

1.Het verdere verloop van het geding

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
het tussenvonnis van 11 oktober 2018;
de zitting van 3 december 2018 ten behoeve waarvan Q-Park een DVD met beeldmateriaal ter griffie heeft gedeponeerd.
1.2.
Tot slot is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert en beheert parkeeraccommodaties in Nederland. Zo ook de parkeeraccommodatie Eindhoven-de Bijenkorf.
2.2.
Het parkeermanagementsysteem en de camera’s van Q-Park hebben geregistreerd dat de auto met het kenteken [kenteken] (type: [type] ) gebruik heeft gemaakt van voornoemde parkeeraccommodatie en dat deze auto op 29 december 2017 omstreeks 15:42 uur de parkeergarage verlaten heeft door zonder te betalen achter de voorganger aan te rijden (zogenoemd “treintje rijden”).
2.3.
Het kenteken [kenteken] staat geregistreerd op naam van [gedaagde] .
2.4.
In de algemene voorwaarden van Q-Park is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
Artikel 5.9:
‘De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel. Het zonder gebruikmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel verlaten van de parkeerfaciliteit is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.’
Artikel 6.3: ‘
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-) schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.’
Artikel 6.5: ‘
In geval van verlies of het ontbreken van het parkeerbewijs, is de parkeerder het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief). De parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.’

3.Het geschil

3.1.
Q-Park vordert het bedrag van € 365,13, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van pleging, althans van verzuim, althans vanaf een andere door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. Dit alles bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, en tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Q-Park legt daaraan, kort gezegd, het volgende ten grondslag.
Primair heeft [gedaagde] in strijd gehandeld met de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst en de algemene voorwaarden van Q-Park en is [gedaagde] toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit deze overeenkomst.
Subsidiair heeft [gedaagde] onrechtmatig jegens haar gehandeld door het “treintje rijden”. Dit is in strijd met hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Zij lijdt door dit handelen schade en deze kan aan [gedaagde] worden toegerekend. Op grond van de algemene voorwaarden is [gedaagde] een bedrag van
€ 300,00 aan schadevergoeding verschuldigd en een bedrag van € 17,50 voor de “verloren kaart”. Ondanks aanmaning en sommatie is betaling door [gedaagde] uitgebleven, waardoor zij in verzuim is geraakt en de wettelijke rente verschuldigd is.
Ook de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van een bedrag van € 47,63 dienen door [gedaagde] vergoed te worden.
3.2.
[gedaagde] voert, kort gezegd, het volgende verweer.
Ze bestrijdt dat het om haar auto gaat. De kleur van haar auto is groen en heeft een trekhaak. Verder staat haar auto al anderhalf jaar stil en wordt ook verder door niemand gebruikt. Het kenteken op de foto (productie 1) is wel van haar. Zij heeft een invalideparkeerkaart, zodat zij niet in een parkeergarage komt. Er is bij haar ingebroken waarbij haar invalideparkeer-kaart en het kenteken van haar vorige auto gestolen zijn. Tot slot voert ze aan dat ze niet eerder een brief van Q-Park gekregen heeft.

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat voor toewijzing van de vordering van Q-Park vereist is dat komt vast te staan dat [gedaagde] de auto in de betreffende parkeeraccomodatie heeft geparkeerd en deze op de hiervoor omschreven wijze zonder te betalen heeft verlaten. Q-Park heeft immers gesteld dat zij met haar als bestuurder van de auto een overeenkomst heeft gesloten waarbij zij aan haar een parkeerplaats ter beschikking heeft gesteld.
4.2.
Q-Park heeft ten behoeve van de zitting een DVD met daarop videobeelden ter griffie gedeponeerd. [gedaagde] heeft de beelden direct voorafgaand aan de zitting bekeken. Op deze beelden is -inderdaad- te zien dat de bestuurder van een Peugeot, met het kenteken [kenteken] , zich schuldig maakt aan het door Q-Park beschreven “treintje rijden”. Niet in geschil is dat de opnames zijn gemaakt op 29 december 2017 en evenmin is in geschil dat [gedaagde] toen kentekenhouder van deze auto was.
4.3.
[gedaagde] heeft in dat verband ter zitting erkend dat de op de videobeelden zichtbare auto van haar is, maar zij heeft aangevoerd dat haar kentekenplaat en -bewijs alsmede haar invalideparkeerkaart gestolen zijn. [gedaagde] heeft dat verweer niet onderbouwd, terwijl het verstrekken van een dergelijke onderbouwing hier wel van haar mocht worden verlangd. Daarbij valt te denken aan een proces-verbaal van aangifte, waaruit blijkt dat zij aangifte heeft gedaan van het feit dat, zo begrijpt de kantonrechter haar verweer althans, iemand die bij haar heeft ingebroken haar kenteken gestolen heeft en met een valse sleutel in haar voertuig rondrijdt. Het door [gedaagde] gevoerde verweer wordt dan ook verworpen.
4.4.
Gelet op het voorgaande wordt vooropgesteld dat [gedaagde] als kentekenhouder wordt vermoed de auto op 29 december 2017 feitelijk te hebben bestuurd en dat het in een geval als dit aan [gedaagde] is om dat (bewijs)vermoeden te ontkrachten. Ook het door [gedaagde] gevoerde verweer, dat de auto al anderhalf jaar stil staat, is daartoe ontoe-reikend. Dit verweer is door haar immers niet onderbouwd en wordt eveneens verworpen.
4.5.
Dit leidt tot de slotsom dat [gedaagde] er niet in is geslaagd voormeld (bewijs)vermoeden te ontkrachten zodat er bij de verdere beoordeling van uitgegaan wordt dat [gedaagde] zich op 29 december 2017 als bestuurder schuldig heeft gemaakt aan het door Q-Park geduide “treintje rijden” in haar parkeeraccomodatie in Eindhoven.
4.6.
Dat betekent dat de door Q-Park gevorderde hoofdsom, die voor het overige evenmin gemotiveerd door [gedaagde] is bestreden, wordt toegewezen. De daarover gevorderde wettelijke rente, die door [gedaagde] ook niet afzonderlijk is betwist, wordt ook toegewezen vanaf de datum van pleging, zijnde 29 december 2017.
4.8.
Q-Park maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Q-Park heeft aan Van der Palen een aangetekende aanmaning gestuurd waar zij ter zitting een bewijs van heeft overgelegd. Het is dan ook niet geloofwaardig dat [gedaagde] in ieder geval deze brief niet ontvangen zou hebben, nu deze aangetekende brief ook niet bij Q-Park retour is gekomen. De aanmaning voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en zal daarom worden toegewezen.
4.9.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten is slechts toewijsbaar vanaf de dag waarop deze kosten zijn voldaan. Nu niet is gesteld of gebleken dat deze kosten al daadwerkelijk door Q-Park zijn betaald, wordt de rente over de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
4.10.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Q-Park te betalen de som van € 365,13, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 317,50 vanaf 29 december 2017 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, aan de zijde van Q-Park tot heden vastgesteld op € 84,21 aan explootkosten, € 119,00 aan griffierecht en € 144,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
verklaart dit vonnis, voor zover het de veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Janssen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 januari 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.