In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 12 april 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woningstichting Helpt Elkander en de huurders [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De eiseres, Woningstichting Helpt Elkander, vorderde ontruiming van de huurwoning van de gedaagden op basis van artikel 7:231 lid 2 BW, nadat in de woning een handelshoeveelheid hennep, contant geld en apparatuur voor het drogen van hennep was aangetroffen. De woning was eerder op last van de burgemeester gesloten vanwege de aangetroffen drugs. De huurovereenkomst was door de verhuurder buitengerechtelijk ontbonden, omdat de gedaagden in strijd met de Opiumwet handelden. De gedaagden voerden verweer, onder andere met de stelling dat zij niet op de hoogte waren van de aanwezigheid van de hennep en dat de ontruiming disproportioneel was, gezien de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde 2]. De voorzieningenrechter oordeelde dat de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst rechtsgeldig was en dat de gedaagden zonder recht of titel in de woning verbleven. De vorderingen van Helpt Elkander werden toegewezen, en de gedaagden werden veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, alsook tot betaling van schadevergoeding en proceskosten.