ECLI:NL:RBOBR:2019:2082

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 april 2019
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
C/01/343581 / KG ZA 19-109
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van huurwoning na aantreffen van hennep en illegale elektriciteitsafname

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 12 april 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woningstichting Helpt Elkander en de huurders [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De eiseres, Woningstichting Helpt Elkander, vorderde ontruiming van de huurwoning van de gedaagden op basis van artikel 7:231 lid 2 BW, nadat in de woning een handelshoeveelheid hennep, contant geld en apparatuur voor het drogen van hennep was aangetroffen. De woning was eerder op last van de burgemeester gesloten vanwege de aangetroffen drugs. De huurovereenkomst was door de verhuurder buitengerechtelijk ontbonden, omdat de gedaagden in strijd met de Opiumwet handelden. De gedaagden voerden verweer, onder andere met de stelling dat zij niet op de hoogte waren van de aanwezigheid van de hennep en dat de ontruiming disproportioneel was, gezien de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde 2]. De voorzieningenrechter oordeelde dat de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst rechtsgeldig was en dat de gedaagden zonder recht of titel in de woning verbleven. De vorderingen van Helpt Elkander werden toegewezen, en de gedaagden werden veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, alsook tot betaling van schadevergoeding en proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/343581 / KG ZA 19-109
Vonnis in kort geding van 12 april 2019
in de zaak van
de stichting
WONINGSTICHTING HELPT ELKANDER,
gevestigd te Nuenen,
eiseres,
advocaat mr. J.M.H. van den Mosselaar te Best,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. S.B.M.A. Engelen te Venlo,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. R. Menting te Venlo.
Partijen zullen hierna Helpt Elkander en [gedaagde 2] en [gedaagde 1] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 maart 2019 met twaalf producties
  • de conclusie van antwoord met zes producties van 26 maart 2019 van de zijde van [gedaagde 2]
  • de akte met producties 1 t/m 3c van 29 maart 2019 van de zijde van [gedaagde 1]
  • de mondelinge behandeling die plaats vond op 2 april 2019
  • de pleitnota van Helpt Elkander
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 2] en [gedaagde 1] zijn gehuwd en huren sinds 1 november 1991 een woning van Helpt Elkander in [woonplaats] (hierna: de woning). De totale huurprijs van de woning bedraagt per 1 juli 2018 € 626,72 per maand.
2.2.
Op 26 september 2018 heeft de politie een onderzoek in de woning van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] ingesteld. Blijkens de door Helpt Elkander als productie 3 overgelegde “bestuurlijke rapportage ingevolge artikel 13b Opiumwet” was de aanleiding voor het onderzoek verkregen informatie over de handel in verdovende middelen in de woning van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] .
2.3.
Bij de doorzoeking heeft de politie het volgende in de woning aangetroffen:
- in de woonkamer: 2 henneptoppen (4,49 gram) en een plakje hasj van 9,06 gram;
- op zolder: 14 plastic (grip/seal) zakken met hennep (toppen/gruis) met een totaal gewicht van 2.369 gram, ventilatoren, verwarmingselementen, luchtreiniging, weegschalen, lamineermachine, sealapparaat, assimilatielampen, slakkenhuisventilator, temperatuurventilatieregelaar, ontvochtiger, koolstoffilter;
- in de achtertuin: twee hennepplanten;
- verspreid door de woning: diverse grote contante geldbedragen tot een bedrag van in totaal € 420.915,-.
Tevens werd geconstateerd dat in de woning illegaal elektriciteit werd afgenomen.
2.4.
Bij brief van 29 oktober 2018 heeft de burgemeester van de gemeente Nuenen te kennen gegeven voornemens te zijn om met toepassing van bestuursdwang op grond van artikel 13b van de Opiumwet de woning voor de duur van één maand te sluiten.
2.5.
[gedaagde 2] en [gedaagde 1] hebben naar aanleiding van het voornemen van de burgemeester een zienswijze ingediend.
2.6.
Bij besluit van 22 november 2018 heeft de burgemeester – kort samengevat – overwogen dat in gevallen als het onderhavige, waarin een handelshoeveelheid softdrugs in de woning is aangetroffen, het in de gemeente vastgelegde beleid (Damoclesbeleid) bepaalt dat de woning voor een periode van één maand wordt gesloten. De burgemeester ziet in de door [gedaagde 2] en [gedaagde 1] naar voren gebrachte zienswijze geen aanleiding om niet tot sluiting van de woning over te gaan.
2.7.
Tegen bovenstaand besluit van de burgemeester hebben [gedaagde 2] en [gedaagde 1] op 29 november 2018 een bezwaarschrift ingediend. Tevens hebben [gedaagde 2] en [gedaagde 1] aan de bestuursrechter van deze rechtbank gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.8.
Bij uitspraak van 30 november 2018 (nummer SHE 18/2998) heeft de bestuursrechter bij wijze van ordemaatregel het besluit van de burgemeester geschorst en de burgemeester en [gedaagde 2] en [gedaagde 1] uitgenodigd voor een (verdere) behandeling ter zitting.
2.9.
Bij uitspraak van 27 december 2018 (nummer SHE 18/2998) heeft de voorzieningenrechter de bij uitspraak van 30 november 2018 getroffen ordemaatregel opgeheven en het verzoek van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] om een voorlopige voorziening te treffen hangende de bezwaarprocedure tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Nuenen, afgewezen. De voorzieningenrechter overwoog – zeer kort samengevat – dat de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen besluiten om tot sluiting van de woning voor de duur van een maand over te gaan (overweging 14 op blz. 6 van de beslissing van de voorzieningenrechter).
2.10.
Bij brief van 4 januari 2019 heeft de burgemeester aan mr. Engelen (die in de procedure voor de bestuursrechter op trad namens zowel [gedaagde 1] als [gedaagde 2] ) kenbaar gemaakt dat hij de woning met ingang van 8 januari 2019 voor de duur van één maand, tot 7 februari 2019, zal sluiten.
2.11.
Mr. Van den Mosselaar heeft namens Helpt Elkander bij brief van 25 januari 2019 (gezonden aan mr. Engelen) de huurovereenkomst met betrekking tot de woning op grond van artikel 7:231 lid 2 BW per diezelfde dag buitengerechtelijk ontbonden en medegedeeld dat de woning dient te worden ontruimd uiterlijk woensdag 13 februari 2019.
2.12.
Mr. Engelen heeft namens [gedaagde 2] en [gedaagde 1] in een e-mailbericht van 6 februari 2019 aan mr. Van den Mosselaar medegedeeld dat zij het niet eens zijn met de buitengerechtelijke ontbinding en dat zij ook niet zullen meewerken aan de ontruiming van de woning.
2.13.
Op 7 februari 2019 is de sluiting door de burgemeester van de woning geëindigd en zijn [gedaagde 2] en [gedaagde 1] weer in de woning getrokken. Helpt Elkander was op die dag aanwezig en heeft aan [gedaagde 2] en [gedaagde 1] medegedeeld dat zij hun spullen uit de woning dienden te verwijderen en een afspraak dienden te maken voor de voor- en eindinspectie van de woning. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] hebben dit geweigerd.
Bij brief van 7 februari 2019 heeft Helpt Elkander (opnieuw) aan [gedaagde 2] en [gedaagde 1] medegedeeld dat zij uiterlijk 13 februari 2019 de woning dienen te ontruimen.
2.14.
Op 15 maart 2019 is namens [gedaagde 2] een verzoek tot echtscheiding bij de rechtbank Oost-Brabant tegen [gedaagde 1] ingediend. Het verzoek is door de rechtbank ingeschreven onder nummer 603/2019.

3.Het geschil

3.1.
Helpt Elkander vordert samengevat -:
I. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de woning te ontruimen;
II. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] te veroordelen om aan Helpt Elkander een bedrag van € 626,72 per maand te betalen uit hoofde van schadevergoeding voor elke ingegane maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] na 25 januari 2019 de woning onder zich hebben gehouden tot het moment van ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente;
III. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] te veroordelen in de kosten en de nakosten van deze procedure.
3.2.
Aan haar vorderingen legt Helpt Elkander – zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag. Nu niet ter discussie staat dat de burgemeester van de gemeente Nuenen een besluit tot sluiting van de woning heeft genomen, kon Helpt Elkander op basis van artikel 7:231 lid 2 BW de huurovereenkomst buiten tussenkomst van de rechter ontbinden, hetgeen zij heeft gedaan bij brief van 25 januari 2019. Voor een ontbinding op grond van genoemd wetsartikel is niet vereist dat de huurders tekort schieten in de nakoming van hun verplichtingen uit de huurovereenkomst.
Overigens is er in dit geval wel sprake van tekortkoming door de huurders in de nakoming van de huurovereenkomst, omdat bij een doorzoeking van de woning een handelshoeveelheid hennep, een droogruimte voor hennep en grote hoeveelheden contant geld is aangetroffen, en nu is geconstateerd dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] illegaal stroom hebben afgenomen. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] handelden aldus in strijd met artikelen 6.1 en 6.2 van de huurovereenkomst. Dit handelen van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] levert voldoende grond op om de huurovereenkomst met toepassing van artikel 6:265 lid 1 BW te ontbinden.
Nu de huurovereenkomst rechtsgeldig is ontbonden per 25 januari 2019 verblijven [gedaagde 2] en [gedaagde 1] zonder recht of titel in de woning. Aangezien zij volharden in hun weigering de woning te ontruimen heeft Helpt Elkander een spoedeisend belang bij haar vorderingen.
3.3.
[gedaagden] voeren verweer waarop hierna, voor zover van belang, nader zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van Helpt Elkander bij de gevorderde ontruiming is evident. Zij heeft de huurovereenkomst met [gedaagde 2] en [gedaagde 1] per 25 januari 2019 buitengerechtelijk ontbonden en heeft [gedaagde 2] en [gedaagde 1] verzocht om de woning uiterlijk op 13 februari 2019 te ontruimen. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] hebben aan dat verzoek geen gehoor gegeven. Zij blijven volgens Helpt Elkander nu dus zonder recht of titel in de woning. Het staat Helpt Elkander dan vrij om de voorzieningenrechter te vragen de in haar ogen onrechtmatige situatie te doen beëindigen.
4.2.
Kern van dit kort geding is de vraag of voldoende aannemelijk is dat de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst door Helpt Elkander in een bodemprocedure stand zal houden. Indien de huurovereenkomst rechtsgeldig is ontbonden, dan gebruiken [gedaagde 2] en [gedaagde 1] , dan wel dan gebruikt [gedaagde 2] ( [gedaagde 1] stelt inmiddels te zijn vertrokken uit de woning) de woning zonder recht of titel en zullen zij/zal zij deze moeten ontruimen.
4.3.
Helpt Elkander heeft de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden op grond van artikel 7:231 lid 2 BW, waarin is bepaald dat een verhuurder een huurovereenkomst kan ontbinden als door gedragingen in het gehuurde in strijd met de Opiumwet is gehandeld en het gebouw op grond van artikel 13b van de Opiumwet is gesloten.
Nu vast staat dat de woning ingevolge het besluit van de burgemeester van Nuenen van 4 januari 2019 is gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet was Helpt Elkander bevoegd om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden.
De door [gedaagde 2] gestelde omstandigheden dat zij niet wist van de aanwezigheid van de hennep in de woning, dat er van uit de woning niet gehandeld werd in drugs, dat zij en [gedaagde 1] in de buurt nooit overlast hebben veroorzaakt, en dat [gedaagde 2] niet strafrechtelijk wordt vervolgd, zijn in dit kader niet relevant. Voor een buitengerechtelijke ontbinding op grond van artikel 7:231 lid 2 BW is niet nodig dat de huurder een tekortkoming kan worden verweten. Dat de woning is gesloten op grond van artikel 13b Opiumwet is voldoende om tot buitengerechtelijke ontbinding over te gaan, zo volgt uit vaste jurisprudentie, onder meer gerechtshof ’s-Hertogenbosch 24 mei 2016 (ECLI:NL:GHSHE:2016:2045) en gerechtshof Den Haag 1 mei 2018 (ECLI:NL:GHDHA:2018:823).
4.4.
Mr. Engelen heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling gewezen op artikel 8 EVRM waarin het recht op respect voor een woning van een bewoner is beschermd. Op basis van lid 2 van dit artikel is inmenging in dit recht slechts toegestaan voor zover dat bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is. Voor de inmenging moet een dwingende maatschappelijke behoefte bestaan en de bewoner moet de evenredigheid en redelijkheid van het verlies van zijn woonrecht door een rechter kunnen laten toetsen (vgl. bovengenoemd arrest van gerechtshof ’s-Hertogenbosch).
De inmenging is voorzien in artikel 7:231 lid 2 BW, indien de burgemeester de woning heeft gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
De toetsing van de evenredigheid en de redelijkheid van de inmenging vindt plaats op grond van artikel 3:13 lid 2 BW. In dat artikel is bepaald dat een bevoegdheid (in dit geval: de bevoegdheid van Helpt Elkander tot buitengerechtelijke ontbinding) kan worden misbruikt door deze uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarmee zij is verleend, of in geval men, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.
4.5.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft Helpt Elkander haar bevoegdheid tot buitengerechtelijke ontbinding niet misbruikt.
Met de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst geeft zij uitvoering aan het door Helpt Elkander gehanteerde strikte beleid als het gaat om druggerelateerde activiteiten in door haar verhuurde woningen. Dat was ook bij [gedaagde 2] en [gedaagde 1] bekend, althans het had hun bekend kunnen en moeten zijn. Helpt Elkander heeft er belang bij dat zij dit beleid consequent kan uitvoeren zodat daar een afschrikwekkende werking van uit gaat. Sterker nog, het is als woningcorporatie ook haar taak om op te treden tegen druggerelateerde activiteiten in haar woningen.
In het onderhavig geval was sprake van een vondst van een handelshoeveelheid softdrugs, een hennepdroogruimte en droogapparatuur, het illegaal afnemen van elektriciteit en er is een groot geldbedrag aangetroffen in de woning. Deze in de woning aangetroffen zaken versterken de indruk dat Helpt Elkander het met de stelling dat er van uit de woning (wel degelijk) in drugs gehandeld werd wel eens bij het rechte eind zou kunnen hebben.
De verklaring van [gedaagde 2] dat zij geen enkel vermoeden had van de aanwezigheid van de hennep en van het geld in de woning is niet aannemelijk, gelet op de hoeveelheid aan geld en hennep die in en om de woning aanwezig was en verspreid in diverse ruimtes. Ook de niet nader onderbouwde verklaring van [gedaagde 1] ter zitting, dat hij grote bedragen contant geld voor zijn moeder en haar vriend in de woning in bewaring hield komt, gelet op al hetgeen in de woning is aangetroffen voorshands niet geloofwaardig over.
4.6.
[gedaagde 2] en [gedaagde 1] hebben aangevoerd dat de buitengerechtelijke ontbinding en de gevorderde ontruiming – met name jegens [gedaagde 2] – disproportioneel is. [gedaagde 2] is herstellende van borstkanker en onlangs is haar galblaas verwijderd. Het zal ongetwijfeld zo zijn dat [gedaagde 2] een zware periode doormaakt(e) maar deze omstandigheden leiden niet tot het oordeel dat de ontruiming niet kan worden verlangd.
Ook het feit dat [gedaagde 2] sinds kort een baan heeft en daarom belang heeft bij een vaste woon/verblijfplaats legt onvoldoende gewicht in de schaal tegenover de zwaarwegende belangen van Helpt Elkander.
Overigens is ook niet gebleken van zwaarwegende omstandigheden aan de zijde van [gedaagde 2] en/of [gedaagde 1] op basis waarvan moet worden aangenomen dat ontruiming niet van hen gevergd kan worden omdat zij zijn aangewezen op de woning.
Dat een ontruiming van een woning zeer ingrijpende gevolgen heeft voor de betrokkenen staat buiten twijfel, maar de situatie waarin [gedaagde 2] en [gedaagde 1] zich bevinden hebben zij aan zichzelf te wijten.
4.7.
Al met al is de voorzieningenrechter van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden aangenomen dat de buitengerechtelijke ontbinding en de in vervolg daarop gevorderde ontruiming van de woning in een bodemprocedure stand zal houden.
4.8.
[gedaagden] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Helpt Elkander worden begroot op:
- dagvaarding € 103,10
- griffierecht 639,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.722,10

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde 2] en [gedaagde 1] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis het pand aan [adres] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken tenzij deze zaken van Helpt Elkander zijn, en de sleutels af te geven aan Helpt Elkander,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 2] en [gedaagde 1] om aan Helpt Elkander tegen behoorlijk bewijs van kwijting als schadevergoeding te betalen € 626,72 per maand voor elke maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] na 25 januari 2019 de woning onder zich houden of hebben gehouden tot het moment van ontruiming, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag dat het bedrag opeisbaar is geworden tot aan de dag van voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van Helpt Elkander tot op heden begroot op € 1.722,10,
5.4.
veroordeelt [gedaagde 2] en [gedaagde 1] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2019.