In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 5 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van een melkgeitenhouderij. Eiseres, de eigenaar van de geitenhouderij, had op 17 juni 2015 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuwe stal en het wijzigen van de inrichting. De aanvraag werd geweigerd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landerd, omdat deze in strijd zou zijn met de Verordening ruimte Noord-Brabant. Eiseres stelde dat de aanvraag van rechtswege was verleend, omdat deze voldeed aan de geldende regels op het moment van indiening.
De rechtbank oordeelde dat de aanvraag inderdaad voldeed aan de regels die golden ten tijde van de indiening en dat de verweerder niet zomaar het recht mocht wijzigen ten nadele van de aanvrager. De rechtbank benadrukte het rechtszekerheidsbeginsel, dat inhoudt dat een aanvrager erop moet kunnen vertrouwen dat de regels niet achteraf worden gewijzigd in zijn of haar nadeel. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de aanvraag voor het bouwen van de stal niet mag worden geweigerd. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met de toepassing van het recht en de rechten van aanvragers te respecteren, vooral in situaties waarin aanvragen voldoen aan de geldende regelgeving op het moment van indiening.