ECLI:NL:RBOBR:2019:4310
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening van studiefinanciering en terugvordering van teveel ontvangen bedragen
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 18 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, vertegenwoordigd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De eiser, die te veel studiefinanciering had ontvangen, werd door de minister op 4 oktober 2018 geïnformeerd dat hij een bedrag van € 1.795,56 moest terugbetalen. Dit bedrag was het gevolg van een herziening van de aanvullende beurs, die was gebaseerd op gewijzigde inkomensgegevens van de ouders van de eiser. De eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard door de minister op 30 november 2018.
Tijdens de zitting op 23 mei 2019 heeft de rechtbank de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoogte van de aanvullende beurs afhankelijk is van het inkomen van de ouders van de eiser. De minister had de aanvullende beurs herzien op basis van een hoger inkomen dat door de belastingdienst was doorgegeven. De eiser voerde aan dat er geen rekening gehouden moest worden met het inkomen van zijn vader, omdat deze al geruime tijd geen alimentatie meer betaalde. De rechtbank oordeelde echter dat de minister de bevoegdheid had om de studiefinanciering te herzien op basis van gewijzigde gegevens en dat de eiser niet had aangetoond dat de alimentatie oninbaar was.
De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet onrechtmatig was en dat de eiser geen gronden had aangevoerd die tot een andere conclusie zouden leiden. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.