ECLI:NL:RBOBR:2019:4330
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Waardering van een bedrijfsobject onder de Wet WOZ met gebruik van de vergelijkingsmethode
In deze zaak gaat het om de waardering van een bedrijfsobject onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar van de gemeente Boxmeer heeft de waarde van het bedrijfsobject vastgesteld op € 200.000 per waardepeildatum 1 januari 2017, wat is vastgelegd in een aanslagbiljet van 28 februari 2018. Eiser, eigenaar van het bedrijfsobject, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardebepaling en stelt dat de waarde slechts € 100.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft op 19 juli 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de rechtbank de waarde van € 200.000 heeft gehandhaafd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar voldoende verkooptransacties van vergelijkbare bedrijfsobjecten heeft kunnen aanleveren om de waarde aannemelijk te maken. De rechtbank heeft de vergelijkingsmethode als passend beoordeeld, aangezien er voldoende marktgegevens beschikbaar waren. Eiser heeft geen taxatierapport overgelegd ter onderbouwing van zijn bepleite waarde, en de rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aan zijn bewijslast heeft voldaan.
De rechtbank concludeert dat de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde van € 200.000 niet te hoog is en dat het beroep van eiser ongegrond is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.