ECLI:NL:RBOBR:2019:6958
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak op bezwaar van waterschap De Dommel inzake belanghebbendheid
Op 19 juli 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposant tegen een eerdere uitspraak op bezwaar van het waterschap De Dommel. De opposant had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het waterschap van 21 september 2017, waarin zijn bezwaarschrift niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 14 december 2018 het beroep ongegrond verklaard zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond.
In de verzetzaak beoordeelt de rechtbank of zij terecht heeft geoordeeld dat het beroep ongegrond was. De opposant betwistte de vereenvoudigde afdoening door de rechtbank en stelde dat hij wel degelijk belanghebbende was bij de aanslag. De rechtbank oordeelde echter dat de opposant niet als belanghebbende kon worden aangemerkt, omdat de aanslag niet aan hem, maar aan een ander was opgelegd. De rechtbank concludeerde dat er geen redelijke twijfel bestond over de conclusie dat het beroep ongegrond was en dat de vereenvoudigde afdoening terecht was toegepast.
De rechtbank liet de herhalingen van de beroepsgronden in het verzetschrift onbesproken en verklaarde het verzet ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door rechter F.M. Rijnbeek in aanwezigheid van griffier S. Henkelman en is openbaar gemaakt op 19 juli 2019. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.