ECLI:NL:RBOBR:2019:7305

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
18 december 2019
Zaaknummer
C/01/343957 / HA ZA 19-179
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating van M7 Development tot voeging en tussenkomst in civiele procedure

Op 18 december 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een incident waarbij M7 Development verzocht om zich te mogen voegen aan de zijde van gedaagde in een civiele procedure. De hoofdzaak betreft een geschil tussen Berange Holding B.V. en [gedaagde] over een geldleningsovereenkomst en de ontbinding van een intentieovereenkomst. Berange vordert betaling van € 1.750.000 van [gedaagde], terwijl M7 Development zich wil voegen omdat de uitkomst van de hoofdzaak invloed kan hebben op haar rechtspositie. De rechtbank heeft vastgesteld dat M7 Development voldoende belang heeft bij zowel voeging als tussenkomst, omdat zij mogelijk onterecht een bedrag van € 2.500.000 aan Berange heeft betaald. De rechtbank heeft M7 Development toegestaan zich te voegen aan de zijde van [gedaagde] en heeft haar ook als tussenkomende partij toegelaten. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak zal op 29 januari 2020 opnieuw op de rol komen voor verdere processtappen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/343957 / HA ZA 19-179
Vonnis in incident van 18 december 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BERANGE HOLDING B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. D.L.A. van Voskuilen te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.J. Elkhuizen te Amsterdam,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
M7 DEVELOPMENT B.V.,
gevestigd te Den Haag,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M.J. Elkhuizen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Berange, [gedaagde] en M7 Development genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in het incident tot onbevoegdverklaring van 13 november 2019
  • de incidentele conclusie tot voeging en tussenkomst ex artikel 217 Rv van M7 Development
  • de akte tot referte in het incident tot voeging en tussenkomst van Berange
  • de conclusie van antwoord in incident strekkende tot voeging/tussenkomst van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
M7 Development vordert dat haar wordt toegestaan zich in de hoofdzaak te voegen aan de zijde van [gedaagde] . Berange en [gedaagde] refereren zich aan het oordeel van de rechtbank.
2.2.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de incidentele vordering uit van het volgende.
Op 8 november 2016 sloten Berange en [gedaagde] een geldleningsovereenkomst, waarbij Berange aan M7 Development een lening van € 500.000, verstrekte. Naast rente was M7 Development een provisie van € 500.000, verschuldigd, die zij bij het einde van de lening aan Berange zou moeten betalen.
De heer [A] is bestuurder van Berange. [gedaagde] is bestuurder en indirect enig aandeelhouder van M7 Development. [gedaagde] was getrouwd met de heer [B] (hierna [B] ), die in augustus 2018 is overleden.
M7 Development hield zich bezig met de ontwikkeling van het project [X] (de bouw van een hotel). Dit project werd feitelijk getrokken door de heer [B] . Het resultaat van het project werd door M7 Development begroot op ca. € 80.000.000,.
In oktober 2018 werd een intentieovereenkomst gesloten tussen de heren [B] en [A] namens de aan hen gelieerde vennootschappen (waaronder M7 Development en Berange) en M7 Development. Die overeenkomst hield in dat partijen een holding en haar 100% dochter zouden oprichten en dat het project [X] in de dochter zou worden ingebracht. Berange zou 17,5% van de aandelen in de holding verkrijgen door middel van omzetting van de door M7 Development aan Berange verschuldigde lening van € 500.000, en provisie van € 500.000,. Daarnaast verstrekte Berange een tweede lening van € 700.000, aan M7 Development.
Op 12 juni 2018 werd door [gedaagde] , [B] en [A] een eerste addendum op de intentieovereenkomst ondertekend, die inhield dat [A] /Berange een extra bedrag van € 750,000, aan [B] /M7 Development zou lenen in ruil voor 10% aandelen in de holding. Het aandelenbelang van Berange zou daarmee uitkomen op 27,5%.
[gedaagde] richtte een aantal vennootschappen op, waaronder [D] en haar kleindochter [E] . M7 Development droeg het project [X] over aan [E] . Bij de oprichting verkreeg [gedaagde] 90% van de aandelen in [D] en [C] de resterende 10%. Berange verkreeg nog geen aandelen.
Op 4 juli 2018 werd door onder meer Berange en [gedaagde] voor zichzelf en namens M7 Development en [E] een tweede addendum op de intentieovereenkomst ondertekend. Dat addendum hield onder meer in dat Berange een derde lening van € 750.000, aan M7 Development verstrekte.
In oktober 2018, na het overlijden van de heer [B] , werd door [A] en [gedaagde] namens nog nader te benoemen entiteiten een overeenkomst gesloten, die inhield dat [A] een aanvullend belang van 25% in [X] zou krijgen voor € 1.200.000,. Daarvan zou € 700.000, worden voldaan door verrekening met de tweede lening van € 700.000,. Het restant van € 500.000, zou per bank aan [D] worden betaald. Het aandelenbelang van Berange zou daarna uitkomen op 52,5%.
Berange betaalde in verband met de drie leningen totaal (€ 500.000, plus € 700.000, plus € 750.000, is) € 1.950.000, aan M7 Development. Feitelijk werden geen aandelen aan Berange geleverd.
Eind 2018 stelde Berange aanvullende eisen, omdat zij meende dat zij door M7 Development onjuist was voorgelicht over het begrote resultaat van het project van € 80.000.000,, dat in werkelijkheid maar € 60.000.000, zou zijn. [gedaagde] ging daarmee niet akkoord. Berange deelde mee dat zij de geleende bedragen van totaal € 1.997.934,98 inclusief rente opeiste. [gedaagde] stelde zich op het standpunt dat Berange op grond van de gesloten overeenkomsten de leningen niet kon opeisen. Berange voldeed niet aan een sommatie om te bevestigen dat zij haar contractuele verplichtingen zou nakomen. [gedaagde] ontbond daarna de intentieovereenkomst. M7 Development betaalde het bedrag van € 1.997.934,98 aan Berange terug. Later betaalde zij onder protest ook de provisie van € 500.000,. [gedaagde] verkocht en leverde haar aandelen in [D] aan een derde voor een koopprijs van € 8.000.000,.
In de hoofdzaak vordert Berange dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 1.750.000, met rente aan Berange. Dat bedrag betreft 52,5% van de koopprijs van € 8.000.000, verminderd met de door M7 Development aan Berange terugbetaalde hoofdsom van € 1.950.000,. Berange legt aan die vordering ten grondslag dat [gedaagde] de intentieovereenkomst ten onrechte heeft ontbonden en daarom toerekenbaar tekort is geschoten in haar contractuele verplichtingen en daarnaast onrechtmatig heeft gehandeld.
2.3.
In het incident stelt M7 Development dat zij belang heeft bij voeging aan de zijde van [gedaagde] , omdat de beslissing in de hoofdzaak de rechtspositie van M7 Development nadelig kan beïnvloeden. Als sprake blijkt van een bindende overeenkomst op grond waarvan de schulden van M7 Development zijn geconverteerd in een koopprijs voor aandelen en als deze overeenkomst niet rechtsgeldig blijkt te zijn ontbonden, dan meent M7 Development dat zij een bedrag van ca. € 2.500.000, zonder juridische grond aan Berange heeft betaald. M7 Development wil dat bedrag in voorwaardelijke reconventie als onverschuldigd betaald van Berange terugvorderen. Daarnaast wil M7 Development in (onvoorwaardelijke) reconventie de provisie van € 500.000, terugvorderen, omdat [A] /Berange misbruik van omstandigheden zoals bedoeld in art. 3:44 BW heeft gemaakt door deze provisie af te dwingen.
2.4.
Een derde die belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan vorderen zich daarin te mogen voegen (art. 217 Rv). Voor het aannemen van een belang bij voeging is voldoende dat de derde nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij bij wie de derde zich wil aansluiten. Onder nadelige gevolgen zijn in dit verband te verstaan de feitelijke of juridische gevolgen die de toe- dan wel afwijzing van de in die procedure ingestelde vordering of het gezag van gewijsde van in de uitspraak in die procedure gegeven eindbeslissingen zal kunnen hebben voor de derde die de voeging vordert (zie het arrest van de Hoge Raad van 15 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1788.)
2.5.
Een derde kan op de voet van art. 217 Rv vorderen in een aanhangig geding te mogen tussenkomen als zij een eigen vordering wenst in te stellen tegen (een van) de procederende partijen en voldoende belang heeft zich met dat doel in de hoofdzaak te mengen in verband met de nadelige gevolgen die zij van de uitspraak in de hoofdzaak kan ondervinden. Dat belang kan erin bestaan dat in verband met de gevolgen die de uitspraak in de hoofdzaak kan hebben, benadeling of verlies van een recht van de tussenkomende partij dreigt, dan wel diens positie anderszins kan worden benadeeld. Aan de toewijsbaarheid van een vordering tot tussenkomst kunnen niettemin de eisen van een goede procesorde in de weg staan. (Zie voor een en ander onder meer het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:768)
2.6.
Een gevoegde partij kan geen reconventionele vorderingen instellen zoals M7 Development wil. Alleen een tussenkomende partij kan zelfstandige vorderingen instellen. Uit de naam van de incidentele conclusie van M7 Development leidt de rechtbank af dat het de bedoeling is van M7 Development om zowel voeging als tussenkomst te vorderen. Bovendien moet de rechtbank de processuele hoedanigheid van M7 Development beoordelen aan de hand van de opstelling van M7 Development in het geding (zie het arrest van de Hoge Raad van 22 december 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BW9067).
2.7.
De rechtbank is van oordeel dat M7 Development voldoende belang heeft bij tussenkomst, zodat zij in ieder geval haar voorwaardelijke vordering kan instellen tot terugbetaling door Berange van € 2.497.934,98, voor het geval de rechtbank in de hoofdzaak oordeelt dat de intentieovereenkomst bindend was en dat die overeenkomst niet rechtsgeldig is ontbonden. De rechtbank zal M7 Development daarom toelaten als tussenkomende partij.
2.8.
Dat een derde tussenkomst kan vorderen omdat hij een eigen vorderingsrecht kan uitoefenen, staat er niet aan in de weg dat die derde ook een voldoende belang kan hebben bij voeging aan de zijde van een van de partijen in de hoofdzaak (zie het arrest van de Hoge Raad van 14 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC6692). Bovendien gelden de verweren van een gevoegde partij ook voor de gedaagde die deze verweren zelf niet heeft aangevoerd (zie het al genoemde arrest van de Hoge Raad van 22 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9067). De rechtbank is van oordeel dat de verweren van een tussenkomende partij niet gelden voor de gedaagde. Dat betekent dat een derde belang kan hebben bij de combinatie van tussenkomst en voeging.
2.9.
M7 Development heeft er belang bij dat in de verhouding tussen alle drie partijen Berange, [gedaagde] en M7 Development op dezelfde manier wordt beslist of de intentieovereenkomst bindend was en of die overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden. Als in de verhouding tussen Berange en [gedaagde] daarover anders zou worden beslist dan in de verhouding tussen Berange en M7 Development, dan zou dat leiden tot grote praktische problemen. De rechtbank zal daarom ook de voeging van M7 Development aan de zijde van [gedaagde] toestaan.
2.10.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
staat M7 Development toe zich in de hoofdzaak aan de zijde van [gedaagde] te voegen,
3.2.
staat M7 Development toe in de hoofdzaak tussen te komen,
3.3.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
3.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
29 januari 2020voor het nemen van een conclusie van antwoord door [gedaagde] en door M7 Development en voor het nemen van de conclusie van eis in de tussenkomst door M7 Development.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2019.