Op 4 juli 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank Oost-Brabant, bestaande uit mr. H.M.H. de Koning (voorzitter), mr. M.L.W.M. Viering en mr. J.J. Janssen, een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoeker. Dit verzoek was ingediend op 1 mei 2019 en betrof de wraking van mr. G.M. Blanken, die als rechter optrad in een civiele zaak met zaaknummer 7468198. Verzoeker voelde zich benadeeld door de behandeling van de zaak en meende dat de onpartijdigheid van de rechter in het geding was. Tijdens de zitting had verzoeker herhaaldelijk het woord 'broodfokker' gebruikt, wat leidde tot een negatieve reactie van de gedaagde en begrip van de rechter voor de gedaagde. Verzoeker stelde dat de rechter niet objectief was en dat er sprake was van schijn van vooringenomenheid.
De wrakingskamer heeft de procedure en de argumenten van verzoeker zorgvuldig beoordeeld. Het tijdsverloop tussen de bekendwording van de omstandigheden en het indienen van het wrakingsverzoek werd als niet te lang beschouwd, waardoor verzoeker ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek. De wrakingskamer oordeelde echter dat de door verzoeker aangevoerde gronden onvoldoende waren om te concluderen dat de rechter partijdig was. De rechter had de gedaagde de gelegenheid gegeven om haar verhaal te doen, en verzoeker had ook de kans om te reageren. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond en wees het verzoek tot wraking af.
De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De griffier, Ş. Altun, was aanwezig bij de uitspraak.