ECLI:NL:RBOBR:2019:7813

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 juli 2019
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
WR 19/019
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in een wrakingsprocedure met nummer WR 19/013

Op 4 juli 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank Oost-Brabant, bestaande uit mr. H.M.H. de Koning (voorzitter), mr. M.L.W.M. Viering en mr. J.J. Janssen, een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen de rechters mr. J.W. Brunt, mr. A.H.J. van de Wetering en mr. C.A. Mandemakers. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de wrakingskamer die de wrakingszaak WR 19/013 behandelde. De verzoeker had tijdens de zitting op 23 mei 2019 de voorzitter onderbroken en zijn onvrede geuit over de gang van zaken, wat leidde tot zijn verzoek tot wraking. De wrakingskamer heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechters. De wrakingskamer oordeelde dat de voorzitter op een juiste manier de regie voerde tijdens de zitting en dat de gronden voor wraking niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechters niet onpartijdig waren. Bovendien werd vastgesteld dat herhaalde wrakingsverzoeken van de verzoeker als misbruik van het wrakingsinstrument werden beschouwd. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANKOOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch
Wrakingskamer
Zaaknummer: WR 19/019
Beslissing van 4 juli 2019
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank Oost-Brabant, bestaande uit mr. H.M.H. de Koning, voorzitter, en mr. M.L.W.M. Viering en mr. J.J. Janssen, leden,
hierna te noemen: de wrakingskamer
op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. J.W. Brunt, mr. A.H.J. van de Wetering en mr. C.A. Mandemakers
in hun hoedanigheid van voorzitter respectievelijk leden van de wrakingskamer bij de behandeling van wrakingsprocedure met nummer WR 19/013,
hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal opgemaakt van de behandeling ter zitting van de wrakingskamer van 23 mei 2019, waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
  • de schriftelijke reactie van de rechters van 4 juni 2019;
  • het dossier in de wrakingszaak met nummer WR 19/013.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op 20 juni 2019.
Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.P. van Knippenbergh. De rechters zijn niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters in de wrakingsprocedure met zaaknummer WR 19/013.
Uit het proces-verbaal van de zitting van de wrakingskamer van 23 mei 2019 volgt dat verzoeker de voorzitter, mr. J.W. Brunt, heeft onderbroken tijdens haar samenvatting van de eerder door verzoeker ingediende wrakingsgronden, dat de voorzitter dat niet heeft toegelaten, dat aan verzoeker te kennen is gegeven dat hij de gelegenheid zal krijgen om het woord te voeren en dat verzoeker hierop de voorzitter en de overige rechters heeft gewraakt. Aan dit verzoek is ten grondslag gelegd dat de voorzitter niet eerlijk is, het haar van de rechters niet goed zit, hun gezicht verzoeker niet aan staat en dat zij met een vieze bedorven saus zijn overgoten. Verzoeker sluit het wrakingsverzoek af met de woorden: “Zoek maar een andere rechtbank. Ik wil het niet meer hier in Den Bosch”.
2.3
Ter terechtzitting van 20 juni 2019 heeft verzoeker het door hem gedane wrakingsverzoek niet nader toegelicht. Verzoeker heeft na een afwijzende beslissing van de wrakingskamer op het verzoek om het onderhavige wrakingsverzoek te verwijzen naar een wrakingskamer in een ander arrondissement, eerst de wrakingskamer gewraakt en – nadat de wrakingskamer dat verzoek buiten behandeling heeft gesteld – vervolgens de zittingszaal verlaten.

3.De beoordeling

Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
Voor zover verzoeker met de door hem gebezigde woorden zoals aangehaald onder 2.2, laatste volzin, een (herhaald) verzoek doet tot verwijzing van het onderhavige wrakingsverzoek naar een wrakingskamer in een ander arrondissement, althans behandeling van het verzoek door rechters uit een ander gerecht dan de rechtbank Oost-Brabant, oordeelt de wrakingskamer dat daartoe geen aanleiding bestaat. De situatie van artikel 46b Wet RO doet zich niet voor, zodat verwijzing naar een ander gerecht niet aan de orde is. Evenmin is sprake van een zeer bijzonder geval als bedoeld in artikel 5.5 van het Wrakingsprotocol, waarbij rechters uit een ander gerecht worden ingezet. Het enkele feit dat wrakingsverzoeken door de wrakingskamer van deze rechtbank herhaaldelijk zijn afgewezen levert niet een dergelijk zeer bijzonder geval op.
3.3
De wrakingskamer overweegt dat de regievoering tijdens een zitting in handen ligt van de voorzitter met het doel die zitting in goede banen te leiden. Uit het proces-verbaal van de zitting van 23 mei 2019 blijkt dat verzoeker de voorzitter heeft onderbroken en dat de voorzitter dat niet heeft toegelaten. Het ingrijpen van de voorzitter getuigt niet van (de schijn van) vooringenomenheid, te minder omdat de voorzitter heeft aangegeven dat verzoeker later tijdens die zitting de gelegenheid zou krijgen om het woord te voeren. De door verzoeker aangevoerde gronden voor de wraking van de wrakingskamer kunnen gelet hierop en omdat de overige leden van de wrakingskamer tot het indienen van het wrakingsverzoek geen uitlatingen hebben gedaan dan ook niet de conclusie dragen dat de wrakingskamer blijk heeft gegeven van vooringenomenheid jegens verzoeker dan wel dat de wrakingskamer de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt. Het wrakingsverzoek wordt daarom afgewezen.
3.4
Daarnaast zal de wrakingskamer – met inachtneming van de overwegingen van de Hoge Raad in het op 25 augustus 2018 gewezen arrest, gepubliceerd onder ECLI:HR:NL:2018:1770 – bepalen dat elk volgend wrakingsverzoek van een van de rechters in de wrakingsprocedure met zaaknummer WR 19/013 niet meer in behandeling wordt genomen, omdat dergelijke verzoeken als evident misbruik van het middel van wraking worden aanmerkt. Dat van dergelijk evident misbruik sprake is blijkt uit de stapeling van wrakingsverzoeken en uit de door verzoeker geformuleerde wrakingsgronden, die niet als serieuze wrakingsgronden kunnen worden aangemerkt.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking van de rechters in wrakingsprocedure met nummer WR 19/013 af;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van een van de rechters in de wrakingsprocedure met zaaknummer WR 19/013 niet meer in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. H.M.H. de Koning, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. J.J. Janssen, leden,
in tegenwoordigheid van Ş. Altun, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2019.
de griffier: de voorzitter:
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.