Uitspraak
1.De procedure
- de schriftelijke reactie van de rechters van 4 juni 2019;
- het dossier in de wrakingszaak met nummer WR 19/013.
Rechtbank Oost-Brabant
Op 4 juli 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank Oost-Brabant, bestaande uit mr. H.M.H. de Koning (voorzitter), mr. M.L.W.M. Viering en mr. J.J. Janssen, een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen de rechters mr. J.W. Brunt, mr. A.H.J. van de Wetering en mr. C.A. Mandemakers. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de wrakingskamer die de wrakingszaak WR 19/013 behandelde. De verzoeker had tijdens de zitting op 23 mei 2019 de voorzitter onderbroken en zijn onvrede geuit over de gang van zaken, wat leidde tot zijn verzoek tot wraking. De wrakingskamer heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechters. De wrakingskamer oordeelde dat de voorzitter op een juiste manier de regie voerde tijdens de zitting en dat de gronden voor wraking niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechters niet onpartijdig waren. Bovendien werd vastgesteld dat herhaalde wrakingsverzoeken van de verzoeker als misbruik van het wrakingsinstrument werden beschouwd. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.