ECLI:NL:RBOBR:2019:7814

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 juli 2019
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
WR 19/020
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in bestuurszaken met betrekking tot de Raad voor Rechtsbijstand

Op 4 juli 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank Oost-Brabant, bestaande uit mr. H.M.H. de Koning (voorzitter), mr. M.L.W.M. Viering en mr. J.J. Janssen, een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. M.J.H.M. Verhoeven, die als rechter betrokken was bij de behandeling van bestuurszaken met de zaaknummers SHE 17/2543 en SHE 18/1219 tot en met SHE 18/1256. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 4 juni 2019, na een periode waarin de verzoeker gezondheidsklachten had en niet in staat was om eerder te reageren. De mondelinge behandeling vond plaats op 20 juni 2019, waarbij zowel de verzoeker als de rechter aanwezig waren.

De verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen en partijdig was, onder andere omdat de rechter had geweigerd om de zaken naar een andere rechtbank te verwijzen en geen uitstel had verleend voor de mondelinge behandeling. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker niet tijdig had gereageerd op de omstandigheden die aanleiding gaven tot het wrakingsverzoek, maar besloot het verzoek niet als tardief aan te merken. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid.

Na beoordeling van de aangevoerde gronden concludeerde de wrakingskamer dat de feiten en omstandigheden die door de verzoeker waren aangevoerd, niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig was. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, waarbij werd opgemerkt dat klachten over de wijze van bejegening door de rechter niet onder de wrakingsprocedure vallen, maar via een klacht bij het gerechtsbestuur moeten worden ingediend. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 4 juli 2019, en tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANKOOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch
Wrakingskamer
Zaaknummer: WR 19/020
Beslissing van 4 juli 2019
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank Oost-Brabant, bestaande uit mr. H.M.H. de Koning, voorzitter, en mr. M.L.W.M. Viering en mr. J.J. Janssen, leden,
hierna te noemen: de wrakingskamer
op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. M.J.H.M. Verhoeven
in zijn hoedanigheid van rechter in de rechtbank Oost-Brabant bij de behandeling van de zaken met de zaaknummers SHE 17/2543 en SHE 18/1219 tot en met SHE 18/1256.
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 4 juni 2019;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 11 juni 2019;
  • het dossier in de wrakingszaak met de zaaknummers SHE 17/2543 en SHE 18/1219 tot en met SHE 18/1256.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op 20 juni 2019.
Verzoeker en de rechter zijn in persoon verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de bestuurszaken met de zaaknummers SHE 17/2543 en SHE 18/1219 tot en met SHE 18/1256 tussen verzoeker en het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand.
2.2
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek tot wraking van de rechter en zijn nadere toelichting tijdens de mondelinge behandeling, aan zijn verzoek het volgende ten grondslag gelegd. Verzoeker meent dat de rechter vooringenomen en partijdig is omdat/vanwege:
  • de rechter het verzoek tot verwijzing van de zaken naar een andere rechtbank heeft afgewezen zonder toepassing te geven aan het beginsel van hoor en wederhoor;
  • de rechter op voorhand heeft beslist dat geen nader uitstel meer zal worden verleend van de mondelinge behandeling en dat daarmee het recht wordt ontnomen om de zaak te verdedigen;
  • zijn houding en benadering jegens hem als rechtszoekende.
2.3
De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Ter zitting van de wrakingskamer heeft de rechter bij de inhoud van zijn schriftelijke reactie gepersisteerd.

3.De beoordeling

Het verzoek moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen. De door verzoeker aangevoerde omstandigheden zijn aan hem bekend geworden op 19 december 2018 en 17 mei 2019, terwijl het verzoek is gedaan op 4 juni 2019. Verzoeker heeft als reden voor dit tijdsverloop aangevoerd dat hij vanwege medische klachten en behandelingen niet eerder in staat is geweest om het wrakingsverzoek te doen. Gelet op de nadere toelichting in dit verband door verzoeker ziet de wrakingskamer aanleiding het wrakingsverzoek niet als tardief aan te merken. Verzoeker kan derhalve worden ontvangen in zijn wrakingsverzoek.
3.2
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren.
3.3
De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker in 2017 en 2018 een groot aantal zaken aanhangig heeft gemaakt bij deze rechtbank, waarbij hij heeft verzocht om verwijzing naar een andere rechtbank. De behandeling van deze zaken is op 28 november 2018 vanwege gezondheidsklachten van verzoeker uitgesteld. Gelet op die serieuze gezondheidsklachten heeft de rechter verzoeker aangeboden om hem telefonisch te horen op het door hem gedane verzoek tot verwijzing naar een andere rechtbank. Verzoeker heeft hier op gereageerd, waarna de rechter bij beschikking van 19 december 2018 het verzoek om verwijzing heeft afgewezen. Verzoeker is vervolgens de gelegenheid geboden om zijn beroepschriften inhoudelijk aan te vullen en hem is de zittingsdatum van 11 april 2019 aangezegd. Verzoeker heeft geen aanvullingen gedaan op de beroepschriften, maar heeft op 10 april 2019 verzocht om uitstel van de behandeling van zijn zaken. Dit verzoek is gehonoreerd door de rechter met de aankondiging dat een vervolgbehandeling zal plaatsvinden op 14 juni 2019, dat die zitting niet zal worden uitgesteld, dat aan verzoeker schriftelijke vragen zullen worden voorgelegd en dat de mogelijkheid van het telefonisch horen wordt aangeboden.
3.5
Voor zover verzoeker vindt dat de rechter vooringenomen is omdat hij een onjuiste procedurele beslissing heeft genomen, overweegt de wrakingskamer dat het tot de normale taak van de rechter behoort om lopende de procedure (tussen)beslissingen te nemen over onder meer de inrichting van de procedure, de voortgang en de dossiervorming. Dat kunnen voor een partij in die procedure ongewenste of nadelige beslissingen zijn, maar daartegen dient - uiteindelijk - met een rechtsmiddel opgekomen te worden. Naar het oordeel van de wrakingskamer betreffen de feiten en omstandigheden die verzoeker aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd, procedurele beslissingen van de rechter. Deze procedurele beslissingen leveren op zichzelf geen feit of omstandigheid op waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Alleen als de beslissing gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard, is er grond voor wraking. Daarvan is de wrakingskamer echter niet gebleken. Naar het oordeel van de wrakingskamer heeft de rechter in het belang van een voortvarende rechtspleging (waar verzoeker in de genoemde procedures ook in het bijzonder belang bij heeft) de hiervoor onder 3.4. genoemde beslissingen genomen, waarbij van schending van het beginsel van hoor en wederhoor niet is gebleken.
3.6
De laatste wrakingsgrond van verzoeker betreft in wezen de manier waarop hij door de rechter is bejegend. Voor dergelijke klachten is de wrakingsprocedure niet bedoeld. Verzoeker kan over de wijze van bejegening door de rechter een klacht indienen bij het gerechtsbestuur. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat in deze bejegening (de schijn van) partijdigheid van de rechter besloten ligt, zijn gesteld noch gebleken. De wrakingskamer zal het verzoek dan ook afwijzen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking van de rechter af.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. H.M.H. de Koning, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. J.J. Janssen, leden,
in tegenwoordigheid van Ş. Altun, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2019.
de griffier: de voorzitter:
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.