ECLI:NL:RBOBR:2020:1617

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2020
Publicatiedatum
18 maart 2020
Zaaknummer
01/879225-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere woninginbraken, autodiefstal en schuldheling met herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling

Op 19 maart 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van negen woninginbraken, vier pogingen daartoe, autodiefstal en schuldheling van een auto. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van voorarrest. Tevens is de vordering tot herroeping van een eerdere voorwaardelijke invrijheidsstelling toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een mededader, op verschillende data en locaties inbraken heeft gepleegd, waarbij voornamelijk sieraden en andere waardevolle goederen zijn gestolen. De verdachte heeft tijdens de zittingen zijn betrokkenheid bij de feiten ontkend, maar de rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen, camerabeelden en DNA-bewijs geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de recidive van de verdachte, die eerder is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat. De vordering van de benadeelde partijen is grotendeels toegewezen, met schadevergoedingen voor de slachtoffers van de inbraken.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
V.I. zaaknummer: 9900035728 Parketnummers: 01/879225-19, 01/ 860246-19, 01860051-19 en 01/845166-18 (ter terechtzitting gevoegd) [verdachte ]
Strafrecht
Parketnummers: 01/879225-19, 01/860246-19, 01/860051-19 en 01/845166-18 (ter terechtzitting gevoegd)
V.I. zaaknummer: 99/000357-28
Datum uitspraak: 19 maart 2020
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte ] ,
geboren te 's-Hertogenbosch op [geboortedatum] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 mei 2019, 5 juli 2019, 27 september 2019, 15 november 2019, 4 februari 2020 en 5 maart 2020.
Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte/veroordeelde, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 18 april 2019 (onder parketnummer: 01/879225-19), 17 juni 2019 (onder parketnummer: 01/860246-19), 22 mei 2018 (onder parketnummer: 01/845166-18) en 14 oktober 2019 (onder parketnummer: 01/860051-19):
Ter terechtzitting van 5 maart 2020 heeft de officier van justitie mondeling de tenlastelegging aangevuld met de strafverzwarende omstandigheid genoemd in artikel 43a Wetboek van Strafrecht, waarna deze als volgt komt te luiden.
Aan verdachte is onder parketnummer 01/879225-19 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 november 2018 te Nijkerk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer sieraden en/of een Fritzbox en/of een televisiekastje, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen sieraden en/of Fritzbox en/of televisiekastje onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 21 november 2018 te Pannerden, gemeente Zevenaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee, althans een, armband(en) en/of een ketting, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen armbanden en/of ketting onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 22 november 2018 te Bemmel, gemeente Lingewaard, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of (een) goed(eren), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geld/goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming een raam heeft ingeslagen en/of vernield en/of een (hang)slot heeft verbroken en/of vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 06 december 2018, te Schijndel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geld en/of een of meer sieraden en/of een zonnebril en/of twee, althans een horloge(s) en/of een portemonnee, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geld en/of sieraden en/of zonnebril en/of horloges en/of portemonnee onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
hij op of omstreeks 11 januari 2019 te Den Dungen, gemeente Sint-Michielsgestel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een auto (Mercedes Benz), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen auto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
6.
hij op of omstreeks 17 januari 2019 te Voorthuizen, gemeente Barneveld, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of (een) goed(eren), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geld/goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming
een ruit heeft vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/860246-19 tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 januari 2019 te Budel, gemeente Cranendonck, in elk
geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om geld en/of (een) goed(eren), in elk geval enig goed, dat geheel of
ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde,
te weten aan [slachtoffer 6] , weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geld/goed/goederen onder
zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming
een of meer ramen heeft ingeslagen en/of vernield en/of een slot van een poort
heeft verbroken en/of vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 21 januari 2019 te Budel, gemeente Cranendonck, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen,
geld en/of een of meer sieraden en/of een horloge en/of een edelsteen en/of
een tabaksdoos en/of een bijouteriedoos en/of een of meer munten, in elk geval
enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 7] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geld en/of sieraden
en/of horloge en/of edelsteen en/of tabaksdoos en/of bijouteriedoos en/of
munten onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 22 januari 2019 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
geld en/of (een) (auto)sleutel(s) en/of een auto (Toyota Auris), in elk gevalgeld en/of (een) (auto)sleutel(s) en/of een auto (Toyota Auris), in elk geval
enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 8] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geld en/of
sleutel(s) en/of auto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel
van braak, verbreking en/of inklimming;
4.
hij op of omstreeks 28 januari 2019 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen,
een of meer autosleutels en/of een of meer sieraden en/of een of meer horloges
en/of een of meer munten, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
[slachtoffer 9] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot
de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
autosleutels en/of sieraden en/of horloges en/of munten onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
hij op of omstreeks 05 februari 2019 te Sleeuwijk, gemeente Altena, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen,
geld en/of een of meer sieraden en/of een kussensloop, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 10] , heeft weggenomen met het oogmerk
om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geld en/of sieraden
en/of kussensloop onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming;
6.
hij op of omstreeks 05 februari 2019 te Woudrichem, gemeente Altena, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen,
3, althans een of meer tas(sen), in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te
weten aan [slachtoffer 11] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich
de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die
weg te nemen tas(sen) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel
van braak, verbreking en/of inklimming;
7.
hij op of omstreeks 06 februari 2019 te Cuijk, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een KPN-box en/of een kastje van een gehoorapparaat, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 12] , heeft weggenomen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen KPN-box en/of
kastje onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming;
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/860051-19 tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 4 januari 2019, te 's-Hertogenbosch en/of Rosmalen,
gemeente 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, een goed, te weten een
personenauto (merk Volvo, type XC60) heeft verworven, voorhanden gehad en/of
overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat
het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/845166-18 tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 november 2017, te Eersel, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, uit een woning gelegen aan de [adres 2]
,
sieraden, een of meerdere horloges en/of een nagelschaar, in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 13]
,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of die weg te nemen sieraden en/of nagelschaar onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 05 december 2017 te Vught,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, uit een woning
gelegen aan de [adres 3] ,
een of meerderen goederen, die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde,
te weten aan [slachtoffer 14] en/of [slachtoffer 15] ,
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg
te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak,
verbreking en/of inklimming,
een rolluik en/of een raam heeft opengebroken en/of (vervolgens) voornoemde
woning heeft betreden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 30 januari 2018 te Oisterwijk, uit een woning gelegen aan
de [adres 4] ,
3 paar gouden manchetknopen, een ketting, een herenhorloge, Boeddhabeeld,
en/of een of meerdere munten, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 16] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of die weg te nemen manchetknopen, ketting, horloge, beeld,
en/of munten onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming;
terwijl ten aanzien van de hiervoor vermelde feiten geldt dat tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf wegens soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.
De zaak met V.I. zaaknummer 99/000357-28 is aangebracht bij vordering van 16 mei 2018.
Deze vordering strekt tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling voor de gehele periode van 57 dagen, met betrekking tot de bij vonnis van de meervoudige kamer van de Rechtbank te Limburg van 19 januari 2016 onder parketnummer 03/689380-15 aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden. De veroordeelde is voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Afsplitsing.
De rechtbank heeft bij de beraadslaging het in de zaak met parketnummer 01/845166-18 onder 3 ten laste gelegde feit afgesplitst van de overige feiten (1 en 2), nu het vermeende slachtoffer van dit feit een medewerker van Justitie in het arrondissement Oost-Brabant betreft.
Bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie voert het woord overeenkomstig het door haar op schrift gestelde requisitoir dat zij aan de rechtbank heeft overlegd. Zij acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen. Het requisitoir zal worden aangehecht bij dit vonnis.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman voert aan dat zowel verdachte als zijn [familielid1] hebben verklaard dat [naam broer verdachte] een deel van de inbraken met anderen dan verdachte heeft gepleegd.
Met betrekking tot het schakelbewijs benadrukt de raadsman dat de gebruikte handelswijze op essentiële punten overeen dient te komen. Hij verwijst tevens naar het veroordelend vonnis van [naam broer verdachte] , van de rechtbank Oost-Brabant, d.d. 29 november 2019, waarin is geoordeeld dat de handelswijze bij de woninginbraken niet zodanig specifiek onderscheidend is dat schakelbewijs kan worden aangenomen. Aanvullend voert de raadsman aan dat een voorverkenning als modus operandi bij een woninginbraak te algemeen is, nu dit vrijwel standaard plaatsvindt bij inbraken. Bovendien worden bij veel inbraken geld en sieraden gestolen. Ook het noemen van het gebruik van een auto als werkwijze is te vaag. Al met al kan schakelbewijs volgens de raadsman niet worden aangenomen.
Met betrekking tot de herkenningen van verdachte door verbalisanten voert de verdediging aan dat [verbalisant 1] andere verbalisanten zou hebben gestuurd bij de herkenning van verdachte. De herkenningen mogen niet worden gebruikt voor het bewijs. Ook de herkenningen die zijn gedaan door verbalisanten naar aanleiding van briefings zouden niet gebruikt mogen worden. Daarnaast mogen de herkenningen niet in beslissende mate worden gebruikt voor het bewijs als het bewijs
‘sole and decisive’is. De verdediging heeft namelijk geen mogelijkheid gehad om dit bewijsmiddel te toetsen. Verzoeken van de verdediging tot het horen van [verbalisant 1] over de door hem gedane herkenningen, zijn immers meermaals afgewezen.
Met betrekking tot het DNA-spoor van verdachte heeft verdachte stellig ontkend dat hij de betreffende woninginbraken gepleegd heeft en verdachte heeft in twee gevallen een alibi. Navraag bij deskundigen leert dat het ‘planten’ van bloed en andere DNA-sporen van een persoon, op een locatie waar die persoon nooit geweest is, mogelijk is. Dit betreft een scenario dat de rechtbank grondig dient te onderzoeken. Mocht het DNA wel worden meegenomen als bewijsmiddel, dan benadrukt de raadsman dat DNA slechts zwak steunbewijs is. Daarbij komt dat de raadsman de deskundige, die zegt dat er veel mogelijk is met betrekking tot het ‘planten’ van DNA, niet heeft mogen horen. Mocht de rechtbank dan ook alleen DNA als bewijsmiddel kunnen gebruiken voor een feit, dan dient voor dat feit vrijspraak te volgen.
Met betrekking tot de gestolen Mercedes Benz in Den Dungen bepleit de raadsman dat verdachte een stevig alibi heeft, dat hij uitgebreid heeft toegelicht ter terechtzitting. Hij is uitgestapt omdat hij een Fiat Punto ging betalen.
Met betrekking tot de beschuldiging van de heling van de Volvo benadrukt de raadsman dat verdachte een begin heeft gemaakt van verificatie van de legale afkomst van de auto. Hij zou immers op dat moment rijden naar een locatie waar het leasecontract en andere autopapieren lagen. De sleutel was in orde. Dat de auto gestolen was wist verdachte niet. Verdachte dient dan ook voor dit feit te worden vrijgesproken.
In totaal komt de raadsman op een bewezenverklaring van 4 á 5 feiten. Voor de overige feiten vraagt de raadsman vrijspraak wegens gebrek aan bruikbaar bewijs of steunbewijs. De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling dient te worden afgewezen aangezien veroordeelde dient te worden vrijgesproken voor de aan de herroeping ten grondslag liggende strafbare feiten.
Het oordeel van de rechtbank.
Vrijspraakoverweging ten aanzien van feit 6 onder parketnummer 01/860246-19.
Met betrekking tot het feit in Woudrichem stelt de rechtbank vast dat er onvoldoende aanknopingspunten in het dossier zijn waaruit de aanwezigheid van verdachte bij de woning is gebleken. De rechtbank spreekt de verdachte voor dit feit dan ook vrij.
Bewijsmiddelen.
Indien tegen dit verkort vonnis beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
Inleidende bewijsoverwegingen.
Verdachte wordt verweten dat hij (als medepleger) betrokken is geweest bij – kort gezegd – een groot aantal woninginbraken, pogingen daartoe, een autodiefstal en heling van een auto. Bij de beoordeling van de vraag of bewezen kan worden dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, speelt een aantal aspecten een rol. De officier van justitie en de verdediging hebben aan die aspecten ook aandacht gegeven. De rechtbank zal hierna uitleggen of en zo ja hoe zij deze aspecten bij de beoordeling van de bewijsvraag betrekt.
Getuigenverklaring [naam broer verdachte]
Bij vonnis van deze rechtbank van 29 november 2019 is de [familielid1] van verdachte , [naam broer verdachte] , onherroepelijk veroordeeld voor het medeplegen van een reeks woninginbraken en een aantal pogingen daartoe. Het merendeel van deze (pogingen tot) woninginbraken staat ook op de tenlastelegging van verdachte.
[naam broer verdachte] is op verzoek van de verdediging ter terechtzitting van 5 maart 2020 als getuige verschenen en gehoord. Hij verklaarde onder meer dat hij geld heeft verdiend met het plegen van meerdere woninginbraken. Hij verklaarde dat de woninginbraken telkens op dezelfde manier verliepen. De werkwijze bestond eruit dat hij met een medepleger met de auto naar een woning toe ging, waarna hij een aantal keer aanbelde om vast te stellen of de bewoners thuis waren. Als duidelijk werd dat niemand thuis was, ging zijn mededader inbreken in de woning. Vervolgens vertrokken ze weer gezamenlijk.
Geloofwaardigheid getuige [naam broer verdachte] .
Aan het begin van het getuigenverhoor ter terechtzitting en in de brief van [naam broer verdachte] , die vooraf aan de rechtbank is overgelegd, verklaarde [naam broer verdachte] dat hij deze woninginbraken nooit met zijn [familielid1] (verdachte) pleegde, reden waarom hij wilde getuigen in de zaak van verdachte. Hij verklaarde dat een persoon c.q. een aantal personen in een wisselende samenstelling zijn mededaders waren, niet zijnde zijn [familielid1] [verdachte ] . Over met welke of hoeveel mensen hij heeft samengewerkt heeft [naam broer verdachte] desgevraagd niets willen verklaren. Zijn verklaring is naar het oordeel van de rechtbank zodoende niet meer dan een algemene stelling, waarbij enige concrete en verifieerbare aanwijzing ter ondersteuning daarvan ontbreekt. Dit leidt de rechtbank tot het oordeel dat voor deze verklaring geen begin van aannemelijkheid bestaat.
Daar komt bij dat de verklaring van [naam broer verdachte] op dat punt evident onwaar is gebleken. Tijdens het verhoor van [naam broer verdachte] zijn onder andere beelden bekeken met betrekking tot de aan verdachte tenlastegelegde woninginbraak in Nijkerk op 19 november 2018. Op deze beelden heeft [naam broer verdachte] zichzelf en zijn [familielid1] (verdachte) herkend. Hij heeft vervolgens bekend dat hij deze woninginbraak met verdachte heeft gepleegd. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij in totaal vier of vijf woninginbraken samen met verdachte heeft gepleegd. Verdachte heeft vervolgens desgevraagd bekend dat hij de woninginbraak in Nijkerk met zijn [familielid1] , [naam broer verdachte] , heeft gepleegd.
Gelet op dit alles gaat de rechtbank voorbij aan de verklaring van [naam broer verdachte] dat hij met andere mensen dan verdachte zou hebben samengewerkt bij het plegen van de (pogingen tot) woninginbraken waarvoor hij op 29 november 2019 is veroordeeld.
Herkenningen door verbalisanten.
Met betrekking tot een groot aantal van de tenlastegelegde feiten is sprake van een herkenning van verdachte en van [naam broer verdachte] door verbalisanten. Deze herkenningen zijn voornamelijk gebaseerd op zogenaamde ‘stills’ van camerabeelden. In sommige gevallen is de herkenning mede gebaseerd op de bewegende beelden.
Bij de beoordeling van de herkenningen is het van belang of deze herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk tot bewijs te kunnen dienen. Ter terechtzitting heeft de raadsman bepleit dat een deel van de herkenningen niet betrouwbaar is, omdat die zijn gedaan naar aanleiding van een briefing en de verbalisanten zodoende niet onbevangen naar de foto’s hebben kunnen kijken. Deze herkenningen mogen niet voor het bewijs worden gebruikt, aldus de raadsman.
Ook heeft de raadsman aangevoerd dat de herkenningen, die afkomstig zijn van [verbalisant 1] , niet betrouwbaar zijn, omdat deze verbalisant overtuigd is van de schuld van verdachte en daarmee vooringenomen is. Ook deze herkenningen moeten volgens de raadsman van het bewijs worden uitgesloten.
Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat de herkenningen niet in beslissende mate als bewijs mogen worden gebruikt, omdat het om bewijs gaat dat
‘sole and decisive’is en de verdediging geen mogelijkheid heeft gehad deze herkenningen te toetsen.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De rechtbank heeft voor haar beoordeling van de betrouwbaarheid van de herkenningen in het dossier de beschikking gehad over kwalitatief goede stills van de camerabeelden. De rechtbank is van oordeel dat deze stills van voldoende kwaliteit zijn om daarop een herkenning te kunnen baseren, zeker indien het een herkenning betreft van een persoon door een opsporingsambtenaar die deze persoon eerder, vaker en in verschillende situaties heeft gezien. De rechtbank heeft verder ter toetsing van de betrouwbaarheid van de herkenningen ter terechtzitting ook bewegende beelden bekeken. Deze beelden zijn voldoende helder en van goede kwaliteit. Ook de beelden worden daarom door de rechtbank geschikt bevonden om een betrouwbare positieve herkenning op te kunnen baseren.
Ten aanzien van de zich in het dossier bevindende processen-verbaal van herkenning kan een onderscheid worden gemaakt tussen herkenningen op basis van aandachtsvestigingen en herkenningen die op een andere manier tot stand zijn gekomen. Ten aanzien van de eerste categorie van herkenningen oordeelt de rechtbank dat de verdediging geen redenen heeft genoemd waarom de aandachtsvestigingen en de herkenningen die op basis daarvan zijn gedaan, niet juist zijn geschied. De rechtbank is van dergelijke redenen ook niet gebleken, kijkend naar de inhoud van de betreffende processen-verbaal: daarin staat telkens wat de aandachtsvestiging inhield, welke informatie daarbij was gegeven, welke stills bijgevoegd waren, of er sprake was van voorkennis en welke herkenning de betreffende verbalisanten hebben gedaan op basis van de stills. De verbalisanten hebben daarbij telkens gemotiveerd waarom zij komen tot een herkenning van verdachte of van [naam broer verdachte] . De rechtbank ziet op basis hiervan geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze herkenningen.
Voor wat betreft de herkenningen die op andere wijze zijn geschied, zoals de herkenning door [verbalisant 2] tijdens een briefing op 13 februari 2019, is de rechtbank het met de verdediging eens dat er onduidelijkheid bestaat over de inhoud van die briefing en de invloed daarvan op de totstandkoming van de daaropvolgende herkenning. De rechtbank zal de herkenning die hieruit is voortgekomen, net als alle overige herkenningen die op deze manier tot stand zijn gekomen, daarom niet als bewijsmiddel bezigen.
Met betrekking tot het verweer over [verbalisant 1] is de rechtbank van oordeel dat de verdediging niet met concrete feiten en omstandigheden heeft onderbouwd waarom de herkenningen van [verbalisant 1] onbetrouwbaar zijn of waar de vooringenomenheid van deze verbalisant uit blijkt. Herkenningen die deze verbalisant heeft gedaan, die overigens telkens zijn gedaan op basis van een aandachtsvestiging met stills al dan niet in combinatie met bewegende beelden, kunnen zodoende voor het bewijs worden gebruikt.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat, in die gevallen waarin een herkenning van verdachte en/of [naam broer verdachte] is gedaan, deze herkenning bij geen van de bewezenverklaarde feiten ‘sole and decisive’ bewijs vormt. Zoals de rechtbank hieronder uiteen zal zetten, is sprake van een modus operandi bij de gepleegde woninginbraken (of de pogingen daartoe), hetgeen als schakelbewijs gebruikt wordt bij de betreffende feiten. Het gebruik van de herkenningen voor de bewezenverklaring druist daarom niet in tegen het recht op een eerlijk proces, als is vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Schakelbewijs en modus operandi.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (vgl. HR 12 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3118) is het gebruik van aan andere, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend schakelbewijs toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van dat andere feit dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van de te bewijzen feiten en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat een dergelijk patroon is te herleiden uit het bewijsmateriaal. Hierbij hecht de rechtbank primair waarde aan de verklaring van [naam broer verdachte] over de werkwijze van hem en zijn mededader, in combinatie met het feit dat die beschrijving van de werkwijze overeenkomt met de bewijsmiddelen van de woninginbraak in Nijkerk en in Bemmel, welke woninginbraken verdachte en [naam broer verdachte] hebben bekend. Vervolgens zal de rechtbank ingaan op de vraag in hoeverre deze werkwijze overeenkomt met de overige ten laste gelegde feiten.
Nijkerk (Feit 1 onder parketnummer 01/879225-19):
De rechtbank stelt, gelet op de aangifte, de belastende verklaring van [naam broer verdachte] ter terechtzitting en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, vast dat verdachte de woninginbraak in Nijkerk op 19 november 2018 samen en in vereniging met zijn [familielid1] [naam broer verdachte] heeft gepleegd. Bij deze woninginbraak valt de rechtbank een aantal feiten en omstandigheden op over de werkwijze die verdachte en zijn [familielid1] hebben gehanteerd en over hoe zij gekleed waren ten tijde van de inbraak.
Verdachte en [naam broer verdachte] maakten tijdens de inbraak gebruik van een grijze Volkswagen Sportsvan met vals kenteken. De woninginbraak vond overdag plaats. Verder betrof de woning waar is ingebroken een vrijstaande woning. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [naam broer verdachte] eerst bij huizen aanbelde om te zien of er mensen thuis waren. Bij het huis van de woninginbraak werd na drie keer aanbellen niet opengedaan en bleek dus niemand aanwezig. Vervolgens heeft verdachte ingebroken in de woning. Om in de woning te komen heeft verdachte een gat in het raam van de tuindeur, die zich aan de achterzijde van de woning bevond, gemaakt. In de woning zijn vervolgens twee slaapkamers doorzocht. In andere ruimtes lijkt niet gezocht te zijn naar waardevolle spullen. Bij de inbraak is voornamelijk een grote hoeveelheid sieraden buit gemaakt. Op basis van de camerabeelden zijn specifieke uiterlijke (kleding)kenmerken waargenomen van verdachte en [naam broer verdachte] ten tijde van de inbraak. Deze kenmerken zijn ten aanzien van [naam broer verdachte] : fors/gezet postuur, kalend, vermoedelijk een vlassig snorretje, draagt een donkerkleurige gewatteerde jas, draagt een blauw vestje of jasje met rits onder zijn jas, draagt een blauwe spijkerbroek en draagt bruine schoenen (…) en ten aanzien van verdachte: normaal/slank postuur, draagt een donkerblauw mutsje/hoedje, draagt een legergroen/bruine jas met donkerkleurige kraag, draagt een lichtblauwe of grijze spijkerbroek en draagt donkerbruine schoenen (…).
Bemmel (Feit 3 onder parketnummer 01/879225-19):
De gegevens met betrekking tot de inbraak in Nijkerk tonen overeenkomsten met de poging woninginbraak in Bemmel, die verdachte ter terechtzitting heeft bekend. Ook hier werd geprobeerd overdag in te breken in de woning en betrof de woning een deels vrijstaande woning (hoekwoning). Verdachte heeft verklaard dat hij en [naam broer verdachte] de inbraak samen pleegden, waarbij [naam broer verdachte] het perceel eerst verkende door aan te bellen en verdachte vervolgens inbrak in de woning. Verdachte heeft toegang tot de woning gekregen door het een gat te maken in een raam aan de achterzijde van de woning. Verdachte en [naam broer verdachte] maakten bij deze woninginbraak gebruik van een grijze Volkswagen Sportsvan met [kenteken] . Gelet op de kleur, vorm en nummerplaat betrof dit vermoedelijk dezelfde Volkswagen als bij de woninginbraak in Nijkerk, met hetzelfde valse kenteken. Dat er bij deze inbraak geen spullen zijn weggenomen, is slechts te wijten aan het feit dat verdachte werd gestoord door de bewoonster. De uiterlijke kenmerken van verdachte en [naam broer verdachte] tijdens de inbraak vertonen overeenkomsten met hun kenmerken ten tijde van de woninginbraak in Bemmel. Verdachte droeg opnieuw een donkerkleurig vissershoedje, een groene jas, een lichtblauwe spijkerbroek en donkere schoenen, terwijl [naam broer verdachte] wederom een donkere jas droeg, een blauwe trui met wit ondershirt, een blauwe spijkerbroek, bruine schoenen
De rechtbank acht de onder parketnummer 01/879225-19 tenlastegelegde feiten 1 en 3 (poging), wettig en overtuigend bewezen. Alhoewel de rechtbank opmerkt dat bij het gebruik van schakelbewijs als bewijsmiddel niet is vereist dat deze steun vindt in feiten waarvoor ook zonder schakelbewijs voldoende bewijsmiddelen zijn, of die wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, neemt de rechtbank deze twee wettig en overtuigend bewezen feiten als uitgangspunt voor het toetsen van de gelijkenissen in modus operandi met de overige tenlastegelegde feiten. Hierna zullen deze overige feiten, voor zover relevant voor de vaststelling van de modus operandi, worden behandeld.
Feit 2 onder parketnummer 01/879225-19:
Dit betrof een woninginbraak die overdag plaatsvond in een vrijstaande woning, waarbij de dader toegang tot de woning heeft verkregen door een gat te maken in een raam aan de achterzijde van de woning. De buit betrof sieraden die in de slaapkamer lagen. Uit de verklaringen van buren van aangeefster blijkt dat een aantal minuten voor de inbraak een donkergrijze auto stopte en dat er twee personen in die auto zaten. Vlak daarna werd het huis van [getuige] verkend door een van de mannen uit de auto die qua signalement (postuur, huidskleur, kleding) overeenkomt met [naam broer verdachte] . De verklaring van [getuige] over het feit dat een man bij haar naar binnenkeek, komt in sterke mate overeen met de werkwijze die [naam broer verdachte] beschreef ter terechtzitting van 5 maart 2020. Enkele minuten later bleek er te zijn ingebroken in de woning van aangeefster. Ten tijde van de woninginbraak is een grijze Volkswagen Golf met [kenteken] gezien waaruit een man stapt met een dikke buik, spijkerboek, donker blauwe trui met daarboven een donker groene jas en met bruine schoenen. Voornoemde auto met valse kentekenplaat is dezelfde als die gebruikt is bij de inbraken in Nijkerk en, naar alle waarschijnlijkheid, in Bemmel.
Feit 4 onder parketnummer 01/879225-19:
Dit betrof een woninginbraak die overdag plaatsvond in een deels vrijstaande woning (twee-onder-een-kap), waarbij de dief toegang tot de woning heeft verkregen door een gat te maken in een raam aan de achterzijde van de woning. Er zijn twee slaapkamers doorzocht en de buit betrof sieraden en geld. Er is DNA van verdachte aangetroffen op de kastdeur van een inbouwkast in de ouderslaapkamer van de woning, in de vorm van bloed. De rechtbank zal later in dit vonnis ingaan op het verweer dat verdachte heeft gevoerd ten aanzien van dit DNA-spoor.
Feit 6 onder parketnummer 01/879225-19:
Dit betrof een poging woninginbraak die overdag plaatsvond in een vrijstaande woning, waarbij de dader toegang tot de woning heeft verkregen door een gat te maken in een raam aan de achterzijde van de woning. Kasten in de slaapkamer zijn doorzocht. In de badkamer van de woning is op een vloerkleed DNA van verdachte aangetroffen, in de vorm van bloed. De rechtbank zal later in dit vonnis ingaan op het verweer dat verdachte heeft gevoerd ten aanzien van dit DNA-spoor. Aangevers hebben terwijl zij hun woning verlieten, een zilvergrijze Mercedes opgemerkt, waar een blanke man in zat met een pet. Een zilvergrijze Mercedes is in ieder geval ook gezien bij de woninginbraken 2, 3 en 4 onder parketnummer 01/860246-19.
Feit 1 onder parketnummer 01/860246-19:
Dit betrof een poging woninginbraak die overdag plaatsvond in een vrijstaande woning, waarbij de dader toegang tot de woning heeft verkregen door een gat te maken in een raam aan de achterzijde van de woning. De dader is in de slaapkamer geweest en heeft een kast geopend. Er is geen buit gemaakt, omdat de bewoner van de woning thuis kwam. Op de camerabeelden afkomstig van de woning van de inbraak zijn twee mannen te zien die door verbalisanten (aan de hand van stills) worden herkend als verdachte en [naam broer verdachte] . Specifieke (kleding)kenmerken van de beide mannen waren: (persoon 1, herkend als [naam broer verdachte] ) blank, bolle buik, open jas met daaronder een blauwe trui, draagt een platte pet en (persoon 2, herkend als verdachte) blank, slank/normaal postuur, bril met donker montuur, draagt een soort vissershoedje, zwarte schoenen met iets wits. [naam broer verdachte] heeft ter terechtzitting van 5 maart 2020 verklaard dat het klopt dat hij op de camerabeelden te zien is. Op de beelden is te zien dat eerst [naam broer verdachte] in beeld verschijnt en richting de woning loopt en vervolgens weer vertrekt, waarna vervolgens verdachte in beeld komt en naar de woning loopt.
Feit 2 onder parketnummer 01/860246-19:
Dit betrof een woninginbraak die vermoedelijk vlak na het hiervoor genoemde feit 1 overdag plaatsvond in een vrijstaande woning, waarbij de dader toegang tot de woning heeft verkregen door een gat te maken in een raam aan de achterzijde van de woning. De buit betrof hoofdzakelijk sieraden afkomstig uit de slaapkamer. Op de veiliggestelde camerabeelden zijn twee mannen te zien die qua signalement sterke overeenkomsten vertonen met de twee mannen die op de camerabeelden van feit 1 onder parketnummer 01/860246-19 zijn waargenomen en die zijn herkend als verdachte en [naam broer verdachte] . Specifieke (kleding)kenmerken (bij persoon 1) als een platte boerenpet, open jas, bolle buik en (bij persoon 2) normaal postuur en zwarte schoenen met een witte zool zijn op deze beelden waargenomen. Persoon 2 wordt op basis van de camerabeelden ook beschreven als kaal, hetgeen overeenkomt met de haardracht van verdachte. Op de beelden is te zien dat persoon 1 als eerste in beeld verschijnt en daarna pas persoon 2.
Net als bij feit 6 van parketnummer 01/879225-19 en feiten 3 en 4 van parketnummer 01/860246-19 werd er (naar alle waarschijnlijkheid) gebruik gemaakt van een licht-grijze Mercedes.
Feit 3 onder parketnummer 01/860246-19:
Dit betrof een woninginbraak die overdag plaatsvond in een hoekwoning, waarbij de dader toegang tot de woning heeft verkregen door een gat te maken in een raam aan de achterzijde van de woning. Op de veiliggestelde camerabeelden zijn twee mannen te zien die door verbalisanten (aan de hand van stills, al dan niet in combinatie met bewegende beelden) zijn herkend als verdachte en [naam broer verdachte] . Specifieke (kleding)kenmerken van de beide mannen waren: (persoon 1, herkend als [naam broer verdachte] ) het dragen van een platte pet, bolle buik, open jas en (persoon 2, herkend als verdachte) slank/normaal postuur, bril met donkere montuur, draagt een soort vissershoedje, zwarte schoenen met iets wits. [naam broer verdachte] heeft ter terechtzitting van 5 maart 2020 verklaard dat hij inderdaad een van de twee personen is die op de camerabeelden te zien is. Op de beelden is te zien dat hij als eerste in beeld verschijnt, aanbelt en wacht of iemand opent doet. Nadat hij wegloopt van de woning loopt hij naar de woning ernaast. Als hij daar wegloopt verschijnt persoon 2 in beeld, die herkend wordt als verdachte. Ook bij deze inbraak is een licht grijskleurige auto waargenomen.
Feit 4 onder parketnummer 01/860246-19:
Dit betrof een woninginbraak die overdag plaatsvond in een vrijstaande woning, waarbij de dader toegang tot de woning heeft verkregen door een gat te maken in een raam aan de achterzijde van de woning. De buit betrof hoofdzakelijk sieraden die in de slaapkamer lagen. Op de veiliggestelde camerabeelden zijn twee mannen te zien die qua signalement sterke overeenkomsten vertonen met de twee mannen die op de camerabeelden van feit 1 onder parketnummer 01/860246-19 zijn waargenomen en die zijn herkend als verdachte en [naam broer verdachte] . Specifieke (kleding)kenmerken (bij persoon 1) zijn een platte pet, open jas, bolle buik en (bij persoon 2) normaal postuur, zwarte schoenen met een witte zool en een platte pet. [naam broer verdachte] heeft ter terechtzitting van 5 maart 2020 verklaard dat hij inderdaad een van de twee personen is die op de camerabeelden te zien is. Ook heeft hij verklaard dat hij over twee platte petten beschikt. Op de camerabeelden is te zien dat hij de eerste persoon is die in beeld verschijnt. Als hij uit beeld loopt komt persoon 2 in beeld, bewegend rechts naar links, die als hij terugloopt, bewegend van links naar rechts in beeld, ineens een sporttas bij zich draagt. Een deel van de sieraden die bij deze woninginbraak buit is gemaakt, is bij een doorzoeking in de woning van [naam broer verdachte] en van verdachte aangetroffen. Daarnaast is vlak voorafgaand aan het moment dat de eerste man in beeld komt ook een zilvergrijze Mercedes Benz waargenomen.
Feit 5 onder parketnummer 01/860246-19:
Dit betrof een woninginbraak die overdag plaatsvond in een vrijstaande woning, waarbij de dader toegang tot de woning heeft verkregen door een gat te maken in een raam aan de achterzijde van de woning. De buit betrof hoofdzakelijk sieraden afkomstig uit de slaapkamer. Op de veiliggestelde camerabeelden is een man in de tuin van de woning te zien. Te zien is dat de man een gat maakt in een raam en vervolgens het raam opent en de woning binnen gaat. Korte tijd later verlaat de man via hetzelfde raam de woning. Het signalement van de man is: blanke man, normaal postuur, draagt een platte pet, zwarte schoenen met een witte zool, draagt een bril met zwart montuur. Verbalisanten hebben de betreffende man herkend als verdachte. [naam broer verdachte] heeft ter terechtzitting van 5 maart 2020 verklaard dat de betreffende man veel op zijn [familielid1] , verdachte, lijkt. Een deel van de sieraden die bij deze woninginbraak buit is gemaakt, is bij een doorzoeking in de woning van [naam broer verdachte] en in de woning van verdachte aangetroffen.
Conclusie ten aanzien van de modus operandi.
De rechtbank is gelet op bovenstaande van oordeel dat uit de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, kan worden ontleend dat verdachte en in de meeste gevallen ook zijn mededader [naam broer verdachte] , voor wat betreft de feiten 1, 2, 3, 4 en 6 onder parketnummer 01/879225-19 en feiten 1 tot en met 5 onder parketnummer 01/860246-19, telkens een werkwijze hanteerden die op het volgende neerkwam:
  • Met een zilvergrijze auto (van het merk Volkswagen Golf of Mercedes Benz) met een mogelijk vals kenteken werd naar de plaats delict gereden (feiten 1, 2, 3, 6 onder parketnummer 01/879225-19 en 2, 3 en 4 onder parketnummer 01/860246-19).
  • De woninginbraken werden in de meeste gevallen gepleegd door twee personen, waarbij de werkwijze was dat [naam broer verdachte] een voorverkenning deed om te controleren of de bewoners thuis waren (feiten 1, 2 en 3 onder parketnummer 01/879225-19 en feiten 1, 2, 3 en 4 onder parketnummer 01/860246-19) en het verdachte was die vervolgens de woning binnen gaat.
  • Bij elk van de woningen is overdag ingebroken.
  • Elk van de woningen betrof een (semi-)vrijstaande woning.
  • Bij elk van de woningen is via de achterzijde van de woning ingebroken.
  • De woninginbraken vonden telkens plaats door het maken van een gat in een raam, waardoor het raam of de deur van binnenuit kon worden geopend (feiten 1, 2, 3, 4 en 6 onder parketnummer 01/879225-19 en 1, 2, 3, 4 en 5 onder parketnummer 01/860246-19).
  • Bij vrijwel alle woninginbraken werden naast sieraden of geld uit de slaapkamer geen of nauwelijks andere waardevolle spullen meegenomen (feiten 1, 2 en 4 onder parketnummer 01/879225-19 en feiten 2, 4 en 5 onder parketnummer 01/860246-19).
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden vast dat tussen de feiten 1, 2, 3, 4 en 6 onder parketnummer 01/879225-19 en de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 onder parketnummer 01/860246-19 op vele onderdelen overeenkomsten bestaan. De hoeveelheid overeenkomsten gemeten aan de hoeveelheid feiten is zodanig groot, dat deze in onderling verband en samenhang kunnen worden bezien en door de rechtbank als essentieel worden aangemerkt.
De rechtbank wordt gesterkt in haar overtuiging dat – met uitzondering van feit 4 en 6 onder parketnummer 01/879225-19 - alle genoemde woninginbraken door verdachte en [naam broer verdachte] zijn gepleegd, door de specifieke en telkens nagenoeg overeenkomende (kleding)kenmerken die bij vrijwel alle feiten van de daders is gegeven, door de herkenningen die meerdere verbalisanten hebben gedaan van zowel verdachte als [naam broer verdachte] bij verschillende van de feiten en door de bekentenissen van verdachte en/of [naam broer verdachte] ten aanzien van een aantal van de feiten, met welke bekentenis zij hebben bevestigd dat de specifieke (kleding)kenmerken op hen van toepassing waren en dat de gedane herkenningen juist waren. Daar komt bij dat al deze feiten plaatsvonden in de – relatief korte – periode van 19 november 2018 tot en met 5 februari 2019.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1, 2 en 3 (poging) onder parketnummer 01/879225-19 en de feiten 1 (poging), 2, 3, 4 en 5 onder parketnummer 01/860246-19 in vereniging heeft gepleegd.
Met betrekking tot feit 4 en 6 onder parketnummer 01/879225-19 en feiten 1 en 2 onder parketnummer 01/845166-18 zal de rechtbank hieronder nog een overweging wijden ten aanzien van het aangetroffen DNA-materiaal in de woning.
Aangetroffen DNA.
Met betrekking tot de tenlastegelegde feiten 4 en 6 onder parketnummer 01/879225-19 en feiten 1 en 2 onder parketnummer 01/845166-18 is DNA-materiaal gevonden dat door het NFI is getest en waaruit is gebleken dat het materiaal
matchtmet het DNA van verdachte op basis van de hoogst mogelijke matchkans. Over de bruikbaarheid van deze DNA-
matchvoor het bewijs overweegt de rechtbank als volgt.
In zijn eerdere verklaringen en op de terechtzitting heeft verdachte ontkend bij deze feiten betrokken te zijn geweest en heeft de verdediging betoogd dat er een alternatief scenario moet zijn geweest waardoor het DNA van verdachte in de woning terecht is gekomen. Alhoewel de rechtbank vooropstelt dat het – in theorie – mogelijk is om DNA van iemand te ‘planten’ op een plek waar diegene nooit geweest is, merkt de rechtbank op dat het zeer ingewikkeld is om bijvoorbeeld iets als huidepitheel onaangetast over te brengen op een ander oppervlak. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat dit spoor afkomstig kan zijn van een handschoen die hij in zijn eigen woning gebruikte tijdens een verbouwing, maar dat alleen is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om die theorie ook aannemelijk te maken. Ook het feit dat verdachte oppert dat er tijdens vechtpartijen tussen hem en leden van een motorclub bloed van hem is gevloeid dat is meegenomen, en eventueel zelfs in een Glassex-fles zou zijn vervoerd, is voor de rechtbank onvoldoende concreet en verifieerbaar om aannemelijk en daarmee mogelijk ontlastend te zijn. De alternatieve verklaringen van verdachte voor het aantreffen van zijn DNA in de betreffende woningen worden daarom ter zijde geschoven en het DNA-bewijsmateriaal wordt als bewijsmiddel gebezigd.
Parketnummer 01/879225-19, feit 4.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat bloed van verdachte is aangetroffen in de woning, nadat de inbraak was ontdekt. Naar het oordeel van de rechtbank betreft het een daderspoor. Immers, het bloed zat op een kastdeur in de ouderslaapkamer van de woning. Het betrof hier een woninginbraak overdag, waarbij toegang tot de woning is verkregen door het maken van een gat in een raam aan de achterzijde van de woning. De hiervoor uitgewerkte overeenkomstige modus operandi maakt dat er niet alleen voldoende wettig bewijs is, maar dat de rechtbank tevens de overtuiging heeft bekomen dat verdachte de woninginbraak heeft begaan. Feit 4 onder parketnummer 01/879225-19 acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 01/879225-19, feit 6.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat bloed van verdachte is aangetroffen in de woning, nadat de inbraak was ontdekt. Naar het oordeel van de rechtbank betreft dit een daderspoor. Immers, het bloed lag op een vloerkleed in de badkamer van de woning. Het betrof hier een woninginbraak overdag, waarbij toegang is verkregen door het maken van een gat in een raam aan de achterzijde van de woning. De hiervoor uitgewerkte overeenkomstige modus operandi maakt dat er niet alleen voldoende wettig bewijs is, maar dat de rechtbank tevens de overtuiging heeft bekomen dat verdachte de poging tot woninginbraak heeft begaan. Feit 6 onder parketnummer 01/879225-19 acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 1 en 2 onder parketnummer 01/845166-18.
Ten aanzien van het door verdachte aangedragen alibi voor de datum 23 november 2017 (de datum waarop feit 1 onder parketnummer 01/845166-18 is gepleegd) en 5 december 2017 (de datum waarop feit 2 onder parketnummer 01/845166-18 is gepleegd), overweegt de rechtbank dat dit alibi onvoldoende sluitend is. De door de verdediging aangedragen en door de rechter-commissaris gehoorde getuigen verklaren dat verdachte thuis is geweest, maar zijn daarin algemeen en weinig concreet. Aan de hand van hun verklaringen valt geenszins uit te sluiten dat verdachte die dagen toch een moment buiten of alleen is geweest. Daarnaast spreken de getuigen elkaar op onderdelen tegen, hetgeen vragen oproept over de betrouwbaarheid van de verklaringen. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan dit verweer van verdachte.
Dit maakt dat bij feit 1 en 2 onder bovengenoemd parketnummer in het dossier aangiftes van een (poging tot) woninginbraak liggen en dat op een raam van deze beide woningen vette vegen zijn aangetroffen die gelet op de resultaten van het sporenonderzoek afkomstig zijn van verdachte. Bij feit 2 bevonden deze vegen zich zelfs aan de binnenzijde van het raam. Verdachte heeft hier geen overtuigende verklaring voor kunnen geven. Beide ramen bevonden zich aan de achterzijde van de woning, zijn niet verplaatsbare objecten en de dader heeft door de betreffende ramen de woning betreden. De rechtbank beschouwt beide sporen daarom als daderspoor. Daar komt bij dat ook hier de manier van inbreken in beide woningen in grote mate overeenkomt met de andere bewezenverklaarde inbraken, en past dit binnen de hierboven vastgestelde modus operandi. Het betroffen in beide gevallen woninginbraken die overdag hebben plaatsgevonden, die plaatsvonden in vrijstaande woningen, waarbij toegang tot de woningen is verkregen door aan de achterzijde van de woningen een gat in een raam te maken. De buit betrof bij feit 1 hoofdzakelijk sieraden afkomstig uit de slaapkamer. Bij feit 2 is geen buit gemaakt, maar heeft de dader wel in de slaapkamer gezocht. Al deze bewijsmiddelen in samenhang bezien maken dat er niet alleen voldoende wettig bewijs is, maar dat de rechtbank tevens de overtuiging heeft bekomen dat verdachte deze woninginbraken heeft begaan. Feiten 1 en 2 onder parketnummer 01/845166-18 acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Overige feiten
Parketnummer 01/879225-19, feit 5.
Ten aanzien van feit 5 onder parketnummer 01/879225-19 volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte en [naam broer verdachte] op 11 januari 2019 (om 13.32 uur) samen in een auto aan komen rijden, parkeren bij [bedrijf 1] , dat verdachte vervolgens uit de auto stapt als bestuurder en van de auto wegloopt en [naam broer verdachte] uit de bijrijderskant stapt en op de bestuurdersstoel gaat zitten. De laatste blijft vervolgens ruim 3 minuten in de auto wachten. Verdachte steekt de straat over en loopt vervolgens linksaf langs de doorgaande weg, totdat hij rechtsaf slaat een straat/weg in. Vervolgens is op de beelden te zien dat kort daarna om 13:37 uur een zilvergrijze auto met hoge snelheid uit die straat/weg rijdt, waar verdachte zojuist ingelopen is. De auto slaat rechtsaf. Precies op dat moment vertrekt [naam broer verdachte] vanaf de parkeerplaats en rijdt in dezelfde richting als de zilvergrijze auto.
Uit de aangifte blijkt dat op dezelfde datum (11 januari 2019) rond hetzelfde tijdstip (tussen ongeveer 13.45 uur en 14.45 uur) en in de directe omgeving een zilvergrijze Mercedes Benz gestolen is. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op dat moment een Fiat Punto zou hebben gekocht bij een bedrijf in Den Dungen. De rechtbank acht die verklaring onaannemelijk. Allereerst rijmt deze verklaring van verdachte niet met de beelden, nu het bedrijf waar verdachte de Fiat gekocht zou hebben ( [bedrijf 2] ) zich in de tegenovergestelde richting bevond van de richting waar verdachte blijkens de camerabeelden naartoe liep. Ten tweede heeft verdachte een betaalbewijs overgelegd van de aankoop van een Fiat Punto op 16 januari 2019, terwijl verdachte op 11 januari 2019 gezien is. Tot slot heeft verdachte geen logische en aannemelijke verklaring gegeven voor het feit dat hij juist bij [bedrijf 1] heeft geparkeerd en is uitgestapt, in plaats van voor de deur bij [bedrijf 2] De verklaring van verdachte dat hij niet wist waar dat bedrijf zat wordt tegengesproken door [naam broer verdachte] , die verklaarde dat ze eerder bij [bedrijf 2] waren geweest.
Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het niet anders kan dan dat het verdachte was die de zilvergrijze Mercedes Benz van aangever [slachtoffer 17] weggenomen. Op basis van het feit dat [naam broer verdachte] is meegereden en op de parkeerplaats is blijven wachten totdat de zilvergrijze stationwagen in zicht kwam, waarna [naam broer verdachte] direct wegreed, stelt de rechtbank vast dat [naam broer verdachte] vooraf op de hoogte was van de te plegen autodiefstal en dat verdachte en hij onderling hebben afgestemd hoe ze de diefstal zouden uitvoeren. Hieruit leidt de rechtbank af dat er een nauwe en bewuste samenwerking bestond tussen verdachte en [naam broer verdachte] . Het onder parketnummer 01/879225-19, feit 6 tenlastegelegde acht de rechtbank dan ook in de vorm van medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 01/860246-19, feit 7:
Op grond van de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, de herkenningen die verbalisanten naar aanleiding van een aandachtsvestiging hebben gedaan en de aangifte, acht de rechtbank feit 7 onder parketnummer 01/860246-19 wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 01/860051-19:
Verdachte heeft verklaard dat hij op 4 januari 2019 bezoek kreeg van twee voor hem onbekende jongens, die hem meenamen naar een carpool-/parkeerterrein om een gloednieuwe Volvo aan hem te overhandigen. Deze Volvo werd naar de verklaring van verdachte aan hem ter leen aangeboden door [betrokkene] , die hem nog geld schuldig was. Verdachte verklaarde dat er een originele autosleutel was, en dat hij – al rijdende in de Volvo – achter de twee jongens is aangereden omdat ze hem hadden verteld dat de papieren voor de auto bij de flat aan de [straatnaam] lagen.
Verdachte heeft de Volvo voorhanden gekregen op een carpool-/parkeerplaats, van voor hem onbekende mannen, zonder eigendoms- en kentekenpapieren ter plaatse en in opdracht van de heer [betrokkene] , waarover verdachte ter terechtzitting verklaard heeft dat deze heer [betrokkene] zelf in een zeer kostbare auto rijdt doordat hij mensen oplicht. Verdachte heeft tevens verklaard dat de heer [betrokkene] ook in het verleden vermogensfeiten heeft gepleegd, waaronder de diefstal van een boot met verdachte als slachtoffer. Naar aanleiding daarvan, mede bezien in het licht van de hoge waarde van de auto en het gegeven van algemene bekendheid dat auto’s veelvuldig worden gestolen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte op het moment van het voorhanden krijgen van de Volvo redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze auto geen legale herkomst had. Verdachte had, gezien voormelde feiten en omstandigheden, niet zonder nader onderzoek naar de herkomst van de auto de overdracht aan hem daarvan mogen accepteren. Hij had bijvoorbeeld op zijn minst moeten zorgen dat de autopapieren compleet zouden zijn alvorens hij zelf met de auto zou gaan rijden. Door dat niet te doen is verdachte tekortgeschoten in zijn onderzoeksplicht, hetgeen meebrengt dat hij met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld.
Het onder parketnummer 01/860051-19 tenlastegelegde schuldheling is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Recidive.
Gelet op het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 januari 2020 is verdachte bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Limburg d.d. 19 januari 2016 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden wegens diefstal met braak, welk vonnis in kracht van gewijsde was ten tijde van het plegen van de hierna bewezenverklaarde misdrijven.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
- met betrekking tot de tenlastelegging met parketnr. 01/879225-19:
1.
op 19 november 2018 te Nijkerk, tezamen en in vereniging met een ander, sieraden en een Fritzbox en een televisiekastje,
toebehorende aan [slachtoffer 1] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
2.
op 21 november 2018 te Pannerden, gemeente Zevenaar,
tezamen en in vereniging met een ander,
twee armbanden en een ketting, toebehorend aan [slachtoffer 2] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
3.
op 22 november 2018 te Bemmel, gemeente Lingewaard,
tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om enig goed, dat toebehoorde aan [slachtoffer 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, een raam heeft ingeslagen en een hangslot heeft vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
op 06 december 2018, te Schijndel, geld en sieraden en een zonnebril en twee horloges en een portemonnee, toebehorend aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
5.
op omstreeks 11 januari 2019 te Den Dungen, gemeente Sint-Michielsgestel, tezamen en in vereniging met een ander, een auto (Mercedes Benz), toebehorend aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6.
op 17 januari 2019 te Voorthuizen, gemeente Barneveld, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig goed, dat toebehoorde aan [slachtoffer 5] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, een ruit heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
- met betrekking tot de tenlastelegging met parketnummer 01/860246-19:
1.
op 21 januari 2019 te Budel, gemeente Cranendonck,
tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen
misdrijf om enig goed, dat toebehoorde aan [slachtoffer 6] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen door middel van braak,
ramen heeft vernield en een slot van een poort heeft verbroken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 21 januari 2019 te Budel, gemeente Cranendonck, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
geld en sieraden en een horloge en een edelsteen en
een tabaksdoos en een bijouteriedoos en munten, toebehorend aan [slachtoffer 7] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
3.
op omstreeks 22 januari 2019 te 's-Hertogenbosch,tezamen en in vereniging met een ander,
geld en autosleutels en een auto (Toyota Auris),
toebehorend aan [slachtoffer 8] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft door middel van braak;
4.
op 28 januari 2019 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca,
tezamen en in vereniging met een ander,
sieraden en horloges en munten, toebehorend aan
[slachtoffer 9] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot
de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
5.
op 05 februari 2019 te Sleeuwijk, gemeente Altena,
tezamen en in vereniging met een ander,
geld en sieraden en een kussensloop,
toebehorend aan [slachtoffer 10] , heeft weggenomen met het oogmerk
om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
7.
op 06 februari 2019 te Cuijk,
een KPN-box en een kastje van een gehoorapparaat,
toebehorend, aan [slachtoffer 12] , heeft weggenomen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
- met betrekking tot de tenlastelegging met parketnummer 01/860051-19:
op 4 januari 2019, te Rosmalen,
gemeente 's-Hertogenbosch, een personenauto (merk Volvo, type XC60) heeft verworven,
terwijl hij ten tijde van de verwerving van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat
het een door misdrijf verkregen goed betrof.
- met betrekking tot de tenlastelegging met parketnummer 01/845166-18:
1.
op 23 november 2017, te Eersel,
uit een woning gelegen aan de [adres 2] ,
sieraden, een horloges en een nagelschaar, toebehorend aan [slachtoffer 13]
, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak;
2.
op 05 december 2017 te Vught,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, uit een woning
gelegen aan de [adres 3] ,
goederen, die toebehoorden aan [slachtoffer 15] ,
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak,
een rolluik en een raam heeft opengebroken en (vervolgens) voornoemde
woning heeft betreden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
- terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf wegens soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier eist een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 8 jaren, met aftrek van het voorarrest en de volledige toewijzing van de vordering herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De eis van de officier van 8 jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf acht de raadsman te hoog en weinig zinvol, gelet op het feit dat verdachte al 30 jaar van zijn leven in detentie heeft doorgebracht. Daarnaast zouden deze feiten los van elkaar door de politierechter kunnen worden behandeld en zijn het op zichzelf geen ernstige zaken.
Met betrekking tot de vorderingen benadeelde partij refereert de raadsman zich voor zover verdachte heeft bekend. Voor de overige vorderingen benadeelde partij heeft de raadsman geen opmerkingen.
Met betrekking tot de vordering herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling verzoekt de raadsman deze af te wijzen omdat verdachte voor de feiten waarvoor de herroeping zou gelden een alibi heeft.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan 9 woninginbraken, 4 pogingen daartoe, de diefstal van een auto en de schuldheling van een auto. De rechtbank vindt het ernstig dat verdachte zich, vlak nadat hij uit detentie kwam en in een relatief korte tijd, schuldig heeft gemaakt aan zoveel strafbare feiten.
De woning is bij uitstek een plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Een inbraak in de woning veroorzaakt daardoor gevoelens van angst en onveiligheid, bij de bewoners in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. Ook maken woninginbraken een forse inbreuk op de privacy van de slachtoffers. Het is voor slachtoffers zeer onaangenaam om te leven met de wetenschap dat vreemden in de woning zijn geweest, deze hebben doorzocht en persoonlijke of dierbare bezittingen hebben weggenomen. Daarnaast hebben de (pogingen tot) woninginbraken en de diefstal van de auto voor de benadeelden in sommige gevallen enorme materiële schade en overlast met zich meegebracht. Ook door het plegen van schuldheling heeft verdachte een schakel gevormd in het veroorzaken van materiële schade en overlast. Verdachte heeft zich van dit alles kennelijk niets aangetrokken en heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen verlangen naar geld.
Ook weegt de rechtbank de houding van verdachte in zijn nadeel mee. Verdachte heeft, door ter terechtzitting de feiten te bekennen waar hij, gelet op de verklaring van zijn [familielid1] , meende niet meer onderuit te kunnen. Daarmee heeft hij slechts een zweem van openheid gecreëerd. Verdachte is echter ter terechtzitting verschenen met gezichtsbedekkende kleding met de bedoeling om een eventuele herkenning aan de hand van de beschikbare camerabeelden te voorkomen. Ook is hij de andere door hem begane feiten blijven ontkennen, daarbij alternatieve scenario’s opwerpend zonder enige onderbouwing. Het is voor verdachte blijkbaar een volstrekt gebruikelijke leef- en handelwijze om zich bezig te houden met criminele activiteiten, anderen daarbij schade te berokkenen en hen waardevolle en dierbare bezittingen te ontnemen voor eigen gewin, nog daargelaten de brutaliteit waarmee hij daarbij steeds de persoonlijke leefomgeving van anderen binnendringt. Enig normbesef lijkt verdachte daarin niet te hinderen. Daardoor is de rechtbank niet overtuigd dat de bewering van verdachte, dat hij inzicht heeft in de laakbaarheid van zijn handelen, oprecht is.
Gelet op de persoon van verdachte, houdt de rechtbank tevens in het nadeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte een zeer uitgebreide justitiële documentatie heeft en in zijn leven een groot aantal keren is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten. De verdachte heeft door het plegen van de bij dit vonnis bewezenverklaarde feiten gerecidiveerd als bedoeld in artikel 43a van het Wetboek van Strafrecht.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats. Desalniettemin zal de rechtbank een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie geëiste straf, nu de rechtbank minder feiten bewezen heeft verklaard en van oordeel is dat de op te leggen straf passend is.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .De rechtbank acht de vordering, nu deze niet is betwist, in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2018 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2018 tot de dag der algehele voldoening.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde] .De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde] niet ontvankelijk verklaren in de vordering voor het gedeelte betrekking hebbend op de materiële schadevergoeding van een bedrag van € 8.000,- (zegge: achtduizend euro), aangezien de bewijstukken van de geleden schade thans ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van dit gedeelte van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal, nu de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] .De rechtbank acht de vordering, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2019 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2019 tot de dag der algehele voldoening.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 12] .De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten materiële schadevergoeding voor een bedrag van € 110,- (zegge: honderdtien euro) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank is tot dit bedrag gekomen door te kijken naar de bijgevoegde factuur van de benadeelde partij en deze te vergelijken met hetgeen uit de woning is weggenomen. De rechtbank stelt daarbij vast dat het slechts gaat om de weggenomen adapter voor de tv (genaamd: ‘Connectline TV 2.0’). Van de overige producten op de factuur is niet vast komen te staan dat ze gestolen zijn.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2019 tot de dag der algehele voldoening.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10]
De rechtbank acht de vordering als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2019 tot de dag der algehele voldoening.
Motivering van de beslissing tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling 99/000357-28.
Van de zijde van de officier van justitie is de vordering als volgt toegelicht. De periode van 365 dagen van de voorwaardelijke invrijheidstelling en, op grond van artikel 15c van het Wetboek van Strafrecht (thans artikel 6:1:18 van het Wetboek van Strafvordering), daarmee ook de proeftijd, is voor het eerst daadwerkelijk aangevangen op 10 januari 2017. De rechtbank begrijpt dat de veroordeelde tussen 14 april 2017 en 23 oktober 2017 opnieuw gedetineerd is geweest, waarna de proeftijd van verdachte vanaf 23 oktober 2017 opnieuw is ingegaan. Vanaf 28 maart 2018 werd de veroordeelde opnieuw in voorlopige hechtenis genomen (voor de feiten onder parketnummer 01/845166-18), als gevolg waarvan de voorwaardelijke invrijheidsstelling toen is opgehouden. Op dat moment waren er 250 dagen van de proeftijd verstreken.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan twee strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.
In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen en in de persoon van de veroordeelde, ziet de rechtbank geen aanleiding om niet tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling over te gaan.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 36f, 43a, 45, 57, 63, 310, 311, 417bis.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaarthet ten laste gelegde
bewezenzoals hiervoor is omschreven.
verklaarthet onder feit 6 van parketnummer 01/860246-19
niet bewezenen spreekt verdachte daarvan vrij.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert de misdrijven:
ten aanzien van parketnummer 01/879225-19, feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braakten aanzien van parketnummer 01/879225-19, feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braakten aanzien van parketnummer 01/879225-19, feit 3:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braakten aanzien van parketnummer 01/879225-19, feit 4:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braakten aanzien van parketnummer 01/879225-19, feit 5:
diefstal in verenigingten aanzien van parketnummer 01/879225-19, feit 6:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braakten aanzien van parketnummer 01/845166-18, feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braakten aanzien van parketnummer 01/845166-18, feit 2:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braakten aanzien van parketnummer 01/860051-19:
schuldhelingten aanzien van parketnummer 01/860246-19, feit 1:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braakten aanzien van parketnummer 01/860246-19, feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braakten aanzien van parketnummer 01/860246-19, feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braakten aanzien van parketnummer 01/860246-19, feit 4:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braakten aanzien van parketnummer 01/860246-19, feit 5:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braakt
en aanzien van parketnummer 01/860246-19, feit 7:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braakverklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen en maatregelen.
Ten aanzien van parketnummer 01/879225-19: feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6;
ten aanzien van parketnummer 01/845166-18: feit 1, feit 2;
ten aanzien van parketnummer 01/860051-19: feit 1;
ten aanzien van parketnummer 01/860246-19: feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 7:
Gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht

Ten aanzien van parketnummer 01/879225-19, feit 1:maatregel van schadevergoeding van EUR 21.140,00.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1]van een bedrag van EUR 21.140 (zegge: eenentwintigduizendhonderdveertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 140 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 400 immateriële schadevergoeding en EUR 20.740 materiële schadevergoeding.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , van een bedrag van EUR 21.140 (zegge: eenentwintigduizendhonderdveertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 140 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 400 immateriële schadevergoeding en EUR 20.740 materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2018 van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

Ten aanzien van parketnummer 01/879225-19, feit 5:niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij

[benadeelde], in de vordering.
Compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.

Ten aanzien van parketnummer 01/860246-19, feit 4:maatregel van schadevergoeding van EUR 12.966,00.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 9]van een bedrag van EUR 12.966 (zegge: twaalfduizendnegenhonderdzesenzestig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 99 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 12.966 materiële schade.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 9] van een bedrag van EUR 12.966 (zegge: twaalfduizendnegenhonderdzesenzestig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 99 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 12.966 materiële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Ten aanzien van parketnummer 01/860246-19, feit 5: maatregel van schadevergoeding van EUR 27.401,10.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 10]van een bedrag van EUR 27.401,10 (zegge: zevenentwintigduizendvierhonderdeen euro en tien eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 172 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 27.401,10 materiële schadevergoeding.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 10] van een bedrag van EUR 27.401,10 (zegge: zevenentwintigduizendvierhonderdeen euro en tien eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 172 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 27.401,10 materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

Ten aanzien van parketnummer 01/860246-19, feit 7:maatregel van schadevergoeding van EUR 110,00.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 12]van een bedrag van EUR 110 (zegge: honderdtien euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 110 materiële schadevergoeding.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 12] van een bedrag van EUR 110 (zegge: honderdtien euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen gijzeling. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 110 materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling met v.i-zaaknummer 99/000357-28.
Gevangenisstraf na opheffing v.i. voor de duur van 57 dagen.
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling toe. Gelast dat de vrijheidsstraf die als gevolg van de toepassing van de regeling voorwaardelijke invrijheidsstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog moet worden ondergaan, te weten voor de duur van 57 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.H.J.J. van de Wetering, voorzitter,
mr. A.E. de Kryger en mr. H. Slaar, leden,
in tegenwoordigheid van mr. W. van Nunen, griffier,
en is uitgesproken op 19 maart 2020.