Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- de akte vermeerdering eis van [eiser] , waarbij tevens de producties 23 tot en met 39 zijn overgelegd;
- de antwoordakte en akte overlegging producties van [gedaagde] , waarbij de producties 28 tot en met 50 zijn overgelegd.
- de akte van [gedaagde] , waarbij de producties 51 tot en met 57 zijn overgelegd;
- de akte van [eiser] , waarbij producties 40 (en de daarbij horende bijlagen) zijn overgelegd;
- het proces-verbaal van comparitie van 24 mei 2019.
2.De feiten
"Volgens mij ben ik in de laatste meeting heel duidelijk geweest, om de afwikkeling nalatenschap als 1-geheel te zien.
I.INLEIDING(…)
;
;
3.Het geschil
4.De beoordeling
Inleiding.
a. omvang en samenstelling van de boedel;
b. de peildatum voor de waardering;
In de tweede plaats discussiëren partijen over giften die erflaatster bij leven aan [gedaagde] heeft gedaan en de waardering daarvan.
In de derde plaats is aan de orde het aan [gedaagde] toegekende keuzelegaat, de inbrengverplichting en de afgifte van het legaat.
Tot slot speelt een rol de manier waarop [gedaagde] als executeur zich van haar taak heeft gekweten.
De rechtbank zal in de genoemde volgorde de verschillende onderwerpen bespreken. Daaraan voorafgaand zal de rechtbank ingaan op de achtergrond van het geschil, de inhoud van het testament, de verschillende posities van [eiser] en [gedaagde] en de vraag of niet eerst vereffening moet plaats vinden. In het kort schetst de rechtbank daarmee het beoordelingskader waartegen de verschillende onderwerpen en, uiteindelijk, de vorderingen van [eiser] zullen worden beoordeeld.
heeft, zo is ter comparitie gebleken, de nalatenschap beneficiair aanvaard. Dat heeft in beginsel tot gevolg dat de nalatenschap moet worden vereffend voordat er kan worden verdeeld. De rechtbank gaat daarop hierna in, onder punt 4.55. en volgende.
heeft door het haar toegekende legaat te aanvaarden ook de verplichting op zich genomen om de waarde van de aan haar af te geven goederen aan de nalatenschap te vergoeden. Uit de notariële akte van 8 juni 2017 tot afgifte van het legaat blijkt echter dat wel de goederen aan [gedaagde] in eigendom zijn overgedragen, maar dat [gedaagde] niet aan haar daartegenover staande inbrengplicht heeft voldaan. De rechtbank verwijst naar de passage, opgenomen onder V van de akte (zie 2.14 hiervoor). Ongeacht het antwoord op de vraag of dat, zoals [eiser] heeft gevorderd, ertoe moet leiden dat de afgifte ongedaan moet worden gemaakt, - dat punt komt hierna onder 4.55 en volgende nog aan de orde – is van belang om vast te stellen wat de waarde van de goederen van de nalatenschap en/of de omvang van de inbrengverplichting is.
allegoederen van de nalatenschap, kan de rechtbank haar daarin niet volgen, omdat uit een simpele vergelijking van de in rechtsoverweging 4.7. genoemde vermogensopstellingen van [eiser] en [gedaagde] al volgt dat zij het niet eens zijn over de omvang en samenstelling van de nalatenschap.
welke goederen maken deel uit van de nalatenschap
de peildatum
- wat is volgens u de juiste maatstaf voor de waardering van de onroerende zaken aan de [adres] en [adres] te [plaats] , in aanmerking genomen dat een deel van het bedrijfspand werd verhuurd?
- wat is, uitgaande van die maatstaf, de waarde van de beide onroerende zaken?
- zijn er nog andere opmerkingen die u wilt maken?
- wat is volgens u de meest aangewezen maatstaf voor de waardering van de aandelen van erflaatster in Nail Line B.V.?
- wat is, uitgaande van die maatstaf, de waarde van die aandelen?
- Rabo betaalrekening [rekeningnummer] met een saldo van € 1.001,75
- ING bank rekening [rekeningnummer] met een saldo van € 1.649,36.
- wat is de vrije verkoopwaarde van de inboedel van de woning aan de [adres] te [plaats] , waaronder twee Artifortbanken en twee schilderijen van Pieter Alewijns?
- wat is de vrije verkoopwaarde van de sieraden van erflaatster, met name de horloges, de armbanden, en het zilveren en gouden ringetje ?
Alvorens hier verder over te oordelen, zal de rechtbank [gedaagde] in de gelegenheid stellen de onderliggende geldleningsovereenkomsten in het geding te brengen.
- Was er ten tijde van het overlijden van erflaatster met betrekking tot de onroerende zaak aan de [adres] te [plaats] sprake van een ter beschikking gesteld vermogensbestanddeel in de zin van paragraaf 3.4.1. van de Wet IB 2001?
- Speelt bij het bepalen van de fiscale gevolgen van de terbeschikkingstellingregeling de omvang van de in gebruik gegeven vloeroppervlakte een rol?
- Hoe beoordeelt u de stelling dat er met de Inspecteur is afgesproken dat 84% van de inkomsten uit ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen belast zijn in box 1 en 16% in box 3?
- Heeft er na het overlijden van erflaatster belastingheffing plaatsgevonden in verband met het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen? Zo ja, tot welk bedrag? Zo nee: waarom niet?
- Hoe beoordeelt u de stelling van [eiser] dat de navorderingstermijn van vijf jaar inmiddels is verstreken en er daarom geen belasting meer zal kunnen worden gevorderd?
- Zijn er nog andere opmerkingen die u wenst te maken die voor de rechter van belang kunnen zijn?
heeft erop gewezen dat erflaatster in het verleden op 2 momenten aandelen heeft overgedragen aan [gedaagde] . Op 20 oktober 1995 (productie 21 van [gedaagde] ) heeft erflaatster in haar hoedanigheid van directeur van beleggingsmaatschappij AFM BV 120 aandelen verkocht en overgedragen aan [gedaagde] tegen de koopsom van fl. 1,00 (€ 0,45). Op 20 april 2007 (productie 22 van [gedaagde] ) zijn 125 aandelen door erflaatster in haar hoedanigheid van directeur van Nail Line B.V. verkocht en overgedragen aan [gedaagde] tegen een koopsom van € 1,00.Volgens [eiser] is bij beide gelegenheden geen reële koopprijs gehanteerd en gaat het in feite om schenkingen. Bij gebrek aan nadere informatie bepaalt [eiser] de omvang van het geschonkene op achtereenvolgens € 10.000,00 voor de aandelen AFM en € 8.000,00 voor de aandelen Nail Line BV. Volgens [gedaagde] was de waarde van de aandelen nihil.
De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat de schuld aan [naam schuldeiser 3] niet kan worden aangemerkt als een lening verstrekt aan erflaatster en dat deze dus niet tot de nalatenschap moet worden gerekend. Voor zover komt vast te staan dat de betaling van deze schuld ten laste van erflaatster is verricht is dus sprake van een gift waarmee bij het bepalen van het wettelijk erfdeel van [eiser] rekening moet worden gehouden.
Over mogelijk andere giften kan de rechtbank kort zijn: vooralsnog biedt wat [eiser] hierover naar voren heeft gebracht onvoldoende concrete aanknopingspunten om aan te nemen dat dergelijke giften zijn gedaan.
- wat is volgens u de meest aangewezen maatstaf voor de waardering van de aandelen van erflaatster in Nail Line B.V.?
- wat is, uitgaande van die maatstaf, de waarde van die aandelen op 4 juli 2013?
- wat was in 2007 de waarde van de 125 aandelen in Nail Line B.V. die erflaatster toen aan [gedaagde] heeft verkocht?
- welk salaris is [gedaagde] door Nail Line B.V. toegekend?
- in hoeverre heeft [gedaagde] nog een vordering op Nail Line B.V. in verband met eventueel achterstallig salaris?
- welke overige opmerkingen wenst u nog te maken die voor de rechter van belang kunnen zijn bij het beslechten van het geschil?
alle(onderstreping rechtbank) schuldeisers van de nalatenschap heeft overgenomen en als haar eigen schulden heeft voldaan of voldoet, is aan dit belang tegemoet gekomen en rijst de vraag in hoeverre [eiser] nog belang heeft bij een beoordeling van dit onderdeel van zijn vorderingen. De rechtbank zal daarom [gedaagde] in de gelegenheid stellen stukken te overleggen waaruit blijkt dat zij de schulden van de nalatenschap heeft overgenomen en deze voor haar eigen rekening en risico heeft voldaan en/of in de toekomst zal voldoen, dat de schuldeisers met deze schuldovername hebben ingestemd en dat zij bereid zijn om [eiser] te ontslaan uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid. Voor de duidelijkheid merkt de rechtbank op dat dit in ieder geval geldt voor
allenog niet volledig betaalde schuldeisers van de nalatenschap. Dat ziet dus ook op schulden die de rechtbank in het voorgaande nog niet heeft besproken.
alleschulden van de nalatenschap voor haar rekening heeft genomen, waarbij de nog resterende schuldeisers nadrukkelijk verklaren dat zij instemmen met de schuldovername en [eiser] niet (langer) hoofdelijk aansprakelijk voor die schulden houden (zie 4.58).
5.De beslissing
- dat erflaatster uit hoofde van een geldlening fl. 120.000,00 (€ 54.453,63) heeft ontvangen van [naam schuldeiser 1] en [naam schuldeiser 2] en dat dit bedrag tot op heden niet is terugbetaald;
- dat aan achterstallige renteverplichtingen op bedoelde lening een bedrag van € 10.589,36 nog niet is terugbetaald;
10 juni 2020voor uitlating door [gedaagde] of zij (tegen)bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op dinsdagen, woensdagen, donderdagen en vrijdagen in de maanden juni tot en met augustus 2020 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
10 juni 2020voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportages zoals aangegeven onder 4.60 naar de waarde van het onroerend goed, de aandelen Nail Line, de aandelen Nail Line B.V die in 2007 aan [gedaagde] zijn overgedragen, de inboedel, de sieraden, de fiscale claim op het bedrijfspand en het salaris dat [gedaagde] uit Nail Line B.V. heeft ontvangen;
10 juni 2020voor het nemen van een akte door [eiser] over hetgeen is vermeld onder 4.24.1. tot en met 4.24.3 en 4.40;
10 juni 2020voor het nemen van een akte door [gedaagde] over hetgeen is vermeld onder 4.38. en 4.39.;