Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.Het verloop van het geding
2.Het geschil
3.De beoordeling
nietgrondt op bepalingen uit het addendum en [gedaagde] zijn andersluidende stelling in het geheel niet heeft geconcretiseerd of toegelicht, is er in dit geval geen sprake van een afwijkende afspraak tussen partijen als bedoeld in artikel 108 lid 1 Rv, die tot verwijzing naar de rechtbank Midden Nederland noodzaakt. In artikel 9.2. van het addendum is namelijk uitdrukkelijk bepaald dat de bevoegde rechter te Utrecht enkel en alleen bevoegd is wanneer het een geschil betreft dat voortvloeit uit het addendum. Daarom moet de relatieve bevoegdheid worden getoetst aan de hand van de algemene regels van het burgerlijk procesrecht zoals hiervoor reeds omschreven.