ECLI:NL:RBOBR:2020:3493

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
10 juli 2020
Zaaknummer
19/1579 T
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake de afwijzing van een aanvraag voor vervoersvoorziening door het UWV op basis van prikkelgevoeligheid

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 10 juli 2020, wordt de afwijzing van een aanvraag voor een vervoersvoorziening door het UWV beoordeeld. Eiseres, die sinds 2009 recht heeft op een Wajong-uitkering, had een vergoeding voor taxikosten en vervoer door derden aangevraagd. Het UWV had deze aanvraag afgewezen, omdat prikkelgevoeligheid niet als grondslag in de Beleidsregel was opgenomen. De rechtbank constateert echter dat prikkelgevoeligheid een bijzondere omstandigheid kan zijn die aanleiding geeft om van de Beleidsregel af te wijken. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet voldoende gemotiveerd is en dat het UWV onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de medische situatie van eiseres en de impact van haar prikkelgevoeligheid op haar mobiliteit. De rechtbank geeft het UWV de gelegenheid om het gebrek in de motivering van het besluit te herstellen. Eiseres heeft medische informatie overgelegd die haar stelling ondersteunt dat reizen met openbaar vervoer voor haar te belastend is. De rechtbank stelt dat het UWV de gewijzigde omstandigheden en de medische gegevens van eiseres in zijn beoordeling moet betrekken. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 19/1579 - tussenuitspraak

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juli 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. I.T.F. van den Heuvel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. E.A.M. Vervoort – ter Haar).

Procesverloop

Eiseres heeft een vergoeding voor taxikosten woon/werk en vervoer door derden aangevraagd. In het besluit van 14 september 2018 staat dat zij niet meer in aanmerking komt voor deze voorziening.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. In het besluit van 1 mei 2019 (het bestreden besluit) staat dat het bezwaar ongegrond wordt verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen waren uitgenodigd voor een zitting op 2 april 2020. Vanwege de uitbraak van het coronavirus kon deze zitting niet doorgaan. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk inlichtingen te geven.
Partijen hebben de vragen van de rechtbank schriftelijk beantwoord en zij hebben op de antwoorden van de andere partij gereageerd.

Wat gaat er aan deze zaak vooraf?

1. Eiseres heeft vanaf 24 oktober 2009 recht op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Vanaf 27 juni 2016 werkt zij via een uitzendbureau als archiefmedewerkster bij [naam] . in [woonplaats] . In september 2016 verhuist eiseres naar Veldhoven. Op 29 mei 2017 wijst het UWV haar aanvraag voor een vervoersvoorziening toe vanwege structurele functionele beperkingen van de mobiliteit. De voorziening wordt vanwege de mogelijkheid van verbetering voor de duur van zes maanden toegewezen. Op 28 maart 2018 kent het UWV opnieuw een vervoersvoorziening toe voor zes maanden. Op 17 augustus 2018 heeft eiseres weer een vervoersvoorziening aangevraagd. Daarna heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals vermeld onder ‘Procesverloop’ in deze uitspraak.

Waar gaat deze zaak over?

2. De aanvraag van eiseres van een vergoeding voor taxikosten woon/werk en vervoer door derden is afgewezen, omdat het UWV vindt dat zij niet in aanmerking komt voor deze vergoeding. De rechtbank moet beoordelen of dat terecht is. Het UWV vindt dat niet langer sprake is van een medische noodzaak voor voortzetting van de taxikostenvergoeding en vervoer door derden. Er is een tijdelijke vervoersvoorziening toegekend vanwege motorische problematiek. Nu die problemen zijn afgenomen, is er geen reden meer om de voorziening te verlengen. Eiseres kan namelijk gebruik maken van een voorziening die algemeen gebruikelijk is en dat is openbaar vervoer. De Beleidsregel ‘Protocol Voorzieningen UWV 2018’ (de Beleidsregel) is van toepassing en daarin is bepaald dat het UWV een taxikostenvergoeding verstrekt als een klant naar het oordeel van het UWV niet meer dan 100 meter kan lopen. Daarnaast moet hij voor elke verplaatsing buitenshuis aangewezen zijn op een taxi. Er is geen andere grondslag op basis waarvan een vergoeding voor taxikosten kan worden toegekend. De prikkelgevoeligheid van eiseres is daarom geen grondslag voor het toekennen van een vervoersvoorziening.
3. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert aan dat wel sprake is van een medische noodzaak voor een vervoersvoorziening. Reizen met openbaar vervoer geeft haar te veel prikkels en het is niet aan te leren om met die prikkels om te gaan. Prikkelondersteunende medicatie is ook geen optie vanwege de bijwerking van bewegingsstoornissen. Daarom kan zij niet reizen met openbaar vervoer. De vervoersvoorziening is noodzakelijk, want werk is van essentieel belang in de zingeving van haar leven. Eiseres onderbouwt haar stellingen met medische en andere informatie, namelijk met een brief van 23 augustus 2018 van dr. [naam] , psychiater, een ongedateerde brief van mevrouw [naam] van team Jovo van Prisma, een brief van 11 juni 2019 van de heer [naam] , verpleegkundig specialist GGZ, een brief van 7 juni 2019 van [naam] , GZ-psycholoog en een verslag van het Centrum voor Consultatie en Expertise. Het Centrum voor Consultatie en Expertise geeft aan dat eiseres sensorisch extreem gevoelig is. Reizen met openbaar vervoer is vanuit de extreme sensorische gevoeligheid een veel te grote belasting, wat van negatieve invloed is op haar mogelijkheid en capaciteit om haar werkzaamheden uit te voeren. De hoeveelheid zintuiglijke prikkels in combinatie met ook de vele onverwachte situaties die kunnen ontstaan, het feit dat elke verandering van een omgeving nieuwe en andere zintuiglijke sensaties geeft die verwerkt moeten worden, is zeer belastend. De heer [naam] schrijft dat een vermindering van de prikkelgevoeligheid door te oefenen niet is te verwachten. Gewenning zal volgens hem ook niet optreden. Volgens [naam] leidt het oefenen om vaardigheden van eiseres op het gebied van zelfstandig reizen te vergroten tot zoveel overprikkeling dat hierdoor het risico op een depressie vergroot wordt. Eiseres stelt ten slotte dat de Beleidsregel niet van toepassing is, omdat zij onder de oude Wajong valt. De Beleidsregel is enkel van toepassing op artikelen die verwijzen naar Wajongers van 2010 tot en met 2014.

Wat zijn de wettelijke regels?

4. Het UWV kan aan iemand die volgens het UWV een structurele functionele beperking heeft en die werkt een vervoersvoorziening toekennen. Onder de groep die voor deze voorziening in aanmerking kan komen, vallen ook de jonggehandicapten die al vóór 1 januari 2010 recht hadden op een Wajong-uitkering. Dat is geregeld in artikel 35 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet Wia).
5. In artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat dat het UWV in een beleidsregel mag vaststellen hoe hij een bepaalde bevoegdheid uitoefent. De bestuursrechter mag de keuzes die het UWV daarbij maakt alleen terughoudend toetsen.
6. Bij het beoordelen van aanvragen om een vervoersvoorziening gebruikt het UWV de uitgangspunten die in de Beleidsregel staan. In artikel 3.3 van de bijlage bij de Beleidsregel staat dat het UWV een taxivergoeding aan een klant verstrekt als hij niet meer dan 100 meter kan lopen. Bovendien moet hij daarnaast voor elke verplaatsing buitenshuis aangewezen zijn op een taxi. Een klant is iemand met een structureel functionele beperking.
7. In artikel 4:84 van de Awb staat dat het UWV moet handelen volgens de beleidsregel. Als dat voor iemand gevolgen heeft die vanwege bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de doelen van de beleidsregel, mag het UWV van de beleidsregel afwijken. Dat betekent dat het UWV goed moet onderzoeken of er redenen zijn om af te wijken van de beleidsregel en dat afgeweken moet worden als de redelijkheid dat vereist. [1]

Wat is het oordeel van de rechtbank?

8. De rechtbank is van oordeel dat de Beleidsregel wel van toepassing is. Dat betekent echter nog niet dat de rechtbank ook van oordeel is dat het terecht is dat de aanvraag van eiseres is afgewezen. De rechtbank is namelijk van oordeel dat het bestreden besluit niet berust op zorgvuldig onderzoek. Daarom is het bestreden besluit niet voldoende gemotiveerd. Dat betekent dat sprake is van een gebrek in het bestreden besluit. De motivering van deze beslissing heeft de rechtbank hierna opgenomen.
Toepasselijkheid van de Beleidsregel
9. Het UWV noemt in het bestreden besluit artikel 2.22 van de Wajong als wettelijke grondslag. De rechtbank is met eiseres van oordeel dat hoofdstuk 2 van de Wajong niet van toepassing is. Eiseres ontving namelijk al vóór 1 januari 2010 een uitkering op grond van de Wajong, terwijl hoofdstuk 2 alleen van toepassing is op jonggehandicapten die in de periode van 2010 tot en met 2014 zijn ingestroomd. De juiste wettelijke grondslag voor het besluit is artikel 35 van de Wet WIA. Dit artikel valt ook onder de werking van de Beleidsregel en dat staat in artikel 2.1 van de bijlage bij de Beleidsregel. Daarom is de Beleidsregel van toepassing.
Bijzondere omstandigheden
10. Weliswaar is prikkelgevoeligheid niet genoemd in de Beleidsregel als grond voor toekenning van een vervoersvoorziening, maar dat betekent niet dat het geen reden kan zijn om die wel toe te kennen. Prikkelgevoeligheid zou immers een bijzondere omstandigheid kunnen zijn om af te wijken van de Beleidsregel. Het UWV is daar ten onrechte aan voorbij gegaan en heeft onvoldoende onderzocht of de prikkelgevoeligheid zo’n bijzondere omstandigheid is. De verzekeringsartsen mochten niet volstaan met de opmerking dat eerder, namelijk toen er nog geen sprake was van motorische problemen, al werd gezegd dat eiseres met het openbaar vervoer zou kunnen reizen of dat met ondersteuning aan zou kunnen leren. Die constatering kan niet worden gezien als voldoende onderzoek naar de mogelijkheden die eiseres had op het moment dat zij de aanvraag deed. Eiseres heeft namelijk gesteld dat zij in het verleden soms met het openbaar vervoer reisde, dat dit kleine afstanden waren en dat dit toen mogelijk was vanwege de grote hoeveelheid medicatie die zij gebruikte om de prikkels te onderdrukken. De reisafstand en het medicijngebruik zijn veranderd en eiseres heeft gesteld dat zij vele malen prikkelgevoeliger is geworden. Het UWV had deze gewijzigde omstandigheden in het onderzoek moeten betrekken. Dat geldt ook voor de medische en andere gegevens die eiseres heeft ingediend en met name de inhoud van het verslag van het Centrum voor Consultatie en Expertise, de brief van de heer [naam] en de brief van [naam] . Vanwege de inhoud van die gegevens is het standpunt van de verzekeringsarts in de rapportage van 10 september 2018 dat de reis ongetwijfeld een energetische impact zal hebben op eiseres vanwege haar beperkingen, maar dat het kleine dienstverband voldoende ruimte voor recuperatie biedt, onvoldoende gemotiveerd. Hierdoor berust het bestreden besluit niet op zorgvuldig onderzoek en is het niet goed gemotiveerd.

Hoe gaat het nu verder?

11. In artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb staat dat de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid kan stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank vindt dat er redenen zijn om het UWV de mogelijkheid te geven het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan doordat het UWV alsnog alle omstandigheden van het geval betrekt in zijn beoordeling en moet bekijken of die omstandigheden moeten worden gezien als bijzondere omstandigheden die met zich meebrengen dat de gevolgen van het handelen volgens de Beleidsregel onevenredig zijn in verhouding tot de doelen van de Beleidsregel. Daarna kan het UWV het besluit aanvullend motiveren of een nieuwe beslissing op bezwaar nemen. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak.
12. Het UWV moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb èn om onnodige vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, aan de rechtbank laten weten of het gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het UWV gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV.
13. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het UWV op binnen twee weken na de datum van verzending van deze uitspraak aan de rechtbank mee te delen of het gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. de Jong, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Burg, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 10 juli 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.CRvB 13 oktober 1987, RSV 1988, 118