Op 10 augustus 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een varkenshouderij in Cuijk en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint Anthonis. De zaak betreft de gedeeltelijke intrekking van een omgevingsvergunning voor milieu, die eerder in 2010 was verleend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente Cuijk in een andere zaak een verzoek om gedeeltelijke intrekking van de milieuvergunning heeft ingediend, omdat het bedrijf na intrekking in strijd zou zijn met het Besluit huisvesting. De rechtbank oordeelt dat de verweerder bij de ambtshalve intrekking beoordelingsruimte heeft, maar dat deze ruimte niet geldt voor de gedeeltelijke intrekking op verzoek van de vergunninghouder. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak aangegeven dat de belangenafweging van verweerder onvoldoende gemotiveerd was, vooral met betrekking tot de gevolgen voor het milieu van de gedeeltelijke intrekking van de revisievergunning uit 2010. De rechtbank heeft de zaak behandeld in het licht van de emissies van ammoniak, geur, geluid en fijn stof, en heeft geconcludeerd dat de intrekking van de vergunning niet in het belang van het milieu kan zijn als de inrichting niet meer voldoet aan de eisen van het Besluit huisvesting. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.