ECLI:NL:RBOBR:2020:5316
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit UWV over arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering
Op 2 november 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiser, die sinds 12 juni 2012 een WIA-uitkering ontvangt, was eerder volledig arbeidsongeschikt verklaard, maar het UWV heeft in een besluit van 29 juni 2018 vastgesteld dat zijn arbeidsongeschiktheid per 14 mei 2018 is gewijzigd van 100% naar 51,69%. Dit besluit werd door de eiser bestreden, waarna het UWV het bezwaar ongegrond verklaarde. De eiser heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit, waarbij hij zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Tijdens de zitting op 1 oktober 2020 heeft de rechtbank de argumenten van de eiser gehoord. De eiser voerde aan dat het UWV zijn beperkingen heeft onderschat, vooral door zijn rughernia en andere gezondheidsklachten. Hij stelde dat de functies die het UWV hem toekende niet geschikt waren gezien zijn medische situatie. De rechtbank oordeelde echter dat het UWV zijn besluit op zorgvuldige wijze had genomen, met voldoende medische onderbouwing van de verzekeringsartsen. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet had aangetoond dat de medische beoordeling van het UWV onjuist was en dat de functies die aan hem waren toegewezen, passend waren.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 2 november 2020, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.