Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 december 2020 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
Bijzonderheden/kenmerken [eiseres]”, feiten en meningen over eiseres en haar karakter, werkhouding, vermeende uitspraken en acties in de scheidingsprocedure. Ter onderbouwing van dit alles heeft [naam] een aantal bijlagen bij zijn verslag gevoegd, onder meer diverse niet-geanonimiseerde verslagen van functioneringsgesprekken met werknemers [bedrijf] en, volgens [naam] met toestemming van de heer [naam] , “
Info uit stukken scheidingsprocedure”. Dit alles blijkbaar met de bedoeling het UWV ervan te overtuigen dat eiseres, ten aanzien van wie door de Holding in maart 2019 nog een ‘Verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst’ was ingediend, niet als werkneemster in de zin van de WW aangemerkt diende te worden. In zijn “
Slotopmerkingen” concludeert [naam] dan ook dat er (in hoofdletters)
“geen sprake was van een gezagsverhouding”en dat, indien het UWV niettemin zou besluiten aan eiseres een WW-uitkering toe te kennen en de premie werknemersverzekeringen dan alsnog bij de Holding zou invorderen, de Holding daartegen dan zeker bezwaar en beroep zou aantekenen.
Haar ex-echtgenoot was immers bevoegd om, als eiseres haar werkzaamheden niet naar behoren verrichtte, aanwijzingen te geven en beslissingen te nemen. Dat blijkt alleen al uit het feit dat eiseres medio 2018 op non-actief is gezet met behoud van salaris en uit het verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van 20 maart 2019.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 2.100,-;
- draagt het UWV op het door eiseres betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden.